Interview Jochen Mierau

Beeld: Herman Wouters

Jochen Mierau
Gezondheid beschermen met economische logica
 
Gezondheid is voor een belangrijk deel een economisch vraagstuk. Hoogleraar Economie van de volksgezondheid Jochen Mierau pleit dan ook voor een economische in plaats van morele benadering van gezondheidsbescherming: verbied ongezonde productsamenstellingen en verleid bedrijven daarmee tot innovatie en concurrentie op gezonde alternatieven.
 
interview door Suzanne van den Eynden
fotografie Herman Wouters

Op 4 april spreek je je oratie uit. Wat wordt de centrale boodschap?
‘In de eerste plaats dat we gezondheid meer moeten gaan zien als een productiefactor: iets dat bijdraagt aan de economie, en niet alleen als iets dat intrinsieke waarde heeft. Gezondheid draagt natuurlijk bij aan individueel welzijn, maar is óók een randvoorwaarde voor maatschappelijke ontwikkeling, zowel op sociaal als economisch vlak. En de verschillen tussen mensen als het gaat om die randvoorwaarden zijn groot. We kunnen dat heel onrechtvaardig vinden, maar het betekent ook dat er veel mensen zijn die vanwege een slechte gezondheid hun maatschappelijk potentieel niet weten te bereiken.
In de tweede plaats zijn de uitdagingen en bedreigingen voor de gezondheid die we vandaag zien het gevolg van een economisch mechanisme, namelijk het verdienmodel van voedselproducenten en andere bedrijven. We moeten gezondheidsbescherming dan ook via dat mechanisme aanvliegen.’
 
Hoe werkt dat mechanisme?
‘De markt is amoreel: bedrijven zoeken naar manieren om winst te maken en moraliteit speelt daarbij geen rol. Moraliteit smelt weg in de kracht van de winstmachine. Een bedrijf dat winst kan maken met het produceren van ongezonde voeding, doet dat. Die amorele houding geldt overigens niet voor de individuele medewerker van een bedrijf. Die discrepantie beschreef ook Marx: de kapitalist is capital personified, de belichaming van kapitalisme. Niet omdat de werknemer dat wil, maar omdat de markt het wil. Socioloog Max Weber zegt hetzelfde: als jij je niet aan de tucht van de markt houdt, word je economisch geëlimineerd.’ 
‘Hetzelfde mechanisme zien we bijvoorbeeld in onze omgang met arbeidsmigranten, waarbij uitzendbureaus mensen uit Oost-Europa naar Nederland halen om onder erbarmelijke omstandigheden in distributiecentra te werken, en waarbij hun woning gekoppeld is aan hun werk. De nodige staatscommissies en onderzoeksinstellingen hebben al gezegd: dit kan zo niet langer. Maar elke keer gaat de markt op zoek naar wettelijke mogelijkheden om hier toch mee door te gaan.’
 
Waarom zijn vooral ongezonde producten zo’n verdienmodel geworden?
‘Voor gezonde producten is ook een markt, kijk naar groene en fruit. Maar ongezonde producten leveren veel winst op doordat ze dankzij aanpassing van de samenstelling ervan verslavend zijn gemaakt, en nauwelijks voor een gevoel van verzadiging zorgen. Wettelijk gezien zijn dergelijke samenstellingen toegelaten omdat ze niet giftig zijn – je gaat er niet direct dood aan wanneer je ze eet. Alleen de blootstelling hieraan op lange termijn is uitermate schadelijk. Het is heel moeilijk om een gezond product te bedenken dat net zo verslavend is en net zo weinig verzadiging geeft, zodat je ervan blijft eten.
Bedrijven zijn overigens niet bewust op zoek naar producten die mensen ongezond maken, maar naar producten die ze op grote schaal kunnen blijven verkopen.
Sociale media werken op dezelfde manier: die zijn zo ontworpen dat je er voortdurend mee bezig wilt blijven, want zo krijg je de meeste engagement met je klant en kun je die gegevens beter verkopen. De markt maakt het niets uit waarmee winst wordt gemaakt, als die winst er maar komt. Kapitaal zoekt altijd naar manieren om zichzelf te vermeerderen.’
 
Zelfs dus als dat ten koste gaat van ons hoogste goed: gezondheid.
‘Ja, en zelfs ten koste van het kapitaal zelf. Zolang we de markt niet reguleren, zal deze zichzelf ondermijnen omdat ze mens en natuur uitbuit. Mensen worden zo ongezond dat ze op den duur niet meer productief zijn, en de natuur raakt uitgewoond. De grote paradox in het kapitalistische systeem is dat het de productiefactoren die het zo hard nodig heeft, voortdurend aan het uitbuiten is. Inmiddels beginnen bedrijven wel naar elkaar te kijken, misschien vanuit moreel oogpunt maar met name uit overlevingsdrang: als jij steeds Big Mac’s verkoopt aan mijn personeel, heb ik straks zieke medewerkers.’
 
Het besef dat gezonde werknemers betere werknemers zijn, lag ten grondslag aan een aantal sociale omwentelingen eind negentiende eeuw, waaronder de Woningwet. Het waren toen juist ook marktpartijen die zich dit realiseerden. Zijn zij dat besef uit het oog verloren?
‘Ik denk het wel, en we zouden wat meer vanuit het eigenbelang van bedrijven moeten kijken naar gezondheidsbescherming. Nu benaderen we het vooral als morele kwestie: ‘We moeten gezondheid beschermen want gezondheid is zo belangrijk’. Dat klopt ook, maar je bent dan al snel uitgepraat. Het argument uit de negentiende eeuw is sterker omdat het vanuit de marktpartijen zelf redeneert: wie ervan overtuigd is dat het kapitalisme het beste systeem is, zal de gezondheid van mensen en ook het milieu moeten beschermen, anders vreet het systeem zichzelf op. Het kapitalisme moet dus tegen zichzelf worden beschermd.’
 
Dat zelfreinigend vermogen ontbreekt alleen.
‘Klopt: de markt kan wel tot het inzicht komen dat het niet werkt, maar is niet in staat hiernaar te handelen vanwege de noodzakelijke concurrentiestrijd. Daar is de overheid voor nodig, en deze mag best wat scherper zijn met het stellen van de bandbreedte waar binnen bedrijven mogen concurreren. Niet alleen omdat dit moreel “juist” is om te doen, maar ook omdat het kapitalistische systeem anders ten onder gaat.
Ik vind het interessant om te kijken hoe we pleidooien voor dit soort regulering kunnen afleiden uit het mechanisme dat zich er het meeste tegen verzet. Als jij wilt dat het kapitalistische systeem tot het einde der tijden blijft bestaan, is het noodzakelijk om gezondheid en milieu te beschermen.’
 
Op dit moment wordt de verantwoordelijkheid voor gezondheid nog voornamelijk bij de consument gelegd, onder meer via de nutriscore. Waarom is dat?
‘Omdat je dan niet in het systeem hoeft te interveniëren. Marktpartijen verzetten zich met hand en tand tegen elke vorm van regulering. Een winstmodel voor de lange termijn is voor de meeste aandeelhouders volstrekt oninteressant. Ook voor heel veel politici, want die denken: over vier jaar ben ik toch weer weg. Op de korte termijn is het makkelijk om het neer te leggen bij het individu.’
 
Waarom accepteren wij als consumenten dat bedrijven alle ruimte nemen om ons ziekmakend voedsel te verkopen?
‘Het verdienmodel van commerciële bedrijven beïnvloedt ook onze voorkeuren en ons culturele beeld van wat “gezond” is: het zorgt voor de normalisering van ongezond gedrag. Denk aan de reclames die ons voortdurend oproepen om ongezonde producten te kopen. Tijdens het WK voetbal kijken we naar mannen en vrouwen die op de top van hun atletische vermogens presteren, maar in de rust zien we reclames voor chips en cola. Max Verstappen had nooit zo goed kunnen presteren als hij veel Red Bull zou drinken.
Iemand die met vertrouwen in het leven staat, heeft vaak de basale overtuiging dat de samenleving zoals wij die democratisch met elkaar hebben ingericht het beste met ons voor heeft. De producten die we aangeprezen krijgen via de abri’s op straat en op tv, en het aanbod in de supermarkt: ze zullen wel “goed” zijn. We denken bovendien dat we alle mogelijke realiteiten voorgeschoteld krijgen en vrij kunnen kiezen. Maar we zien de realiteit voornamelijk vanuit de kapitalistische lens, gedomineerd door op winst gerichte bedrijven. 
Wat ook niet helpt, is de valse tegenstelling: kies je voor gezond of voor lekker? Gezond wordt vaak neergezet als “ingewikkeld” en “ongezellig”.’
 
Met het Nationaal Preventieakkoord is gepoogd de gezondheid van mensen te verbeteren, maar dat werpt geen vruchten af. Hoe komt dat?
‘Het belangrijkste mankement van het Preventieakkoord is dat niemand verantwoordelijk is voor de gestelde doelen, waardoor deze vrijblijvend zijn. Wanneer de klimaatdoelen niet worden gehaald, wordt Sophie Hermans als verantwoordelijke minister in de Tweede Kamer ontboden. Maar wanneer de obesitasdoelen niet worden gehaald, hoeft Fleur Agema zich als minister niet te verantwoorden. We vinden het ongelooflijk ingewikkeld om gezondheidsdoelen wettelijk te verankeren. Lange tijd gold dat ook voor D66, nu is de partij daarin wel opgeschoven. Gezondheid wordt nog vooral gezien als een individuele verantwoordelijkheid. Maar dat is niet vol te houden in een omgeving die voortdurend probeert je tot ongezonde keuzes te verleiden.
Het argument van betutteling speelt ook mee. Maar tegenover elke euro die wordt uitgegeven aan reclame voor gezonde keuzes staat 2.000 euro aan marketing voor ongezond voedsel. Hoezo betutteling, en hoezo keuzevrijheid? Ik heb helemaal geen keuzevrijheid in de supermarkt.’
 
Is het instellen van een suikertaks een goed idee, zoals onder meer D66 bepleit?
‘Beprijzen is een uitstekend idee. Een groot probleem is nu dat de werkelijke kosten van een product, inclusief de schade aan de gezondheid, door niemand worden betaald; die kosten worden als winst opgestreken door de producenten. De opbrengsten van ongezondheid zijn geprivatiseerd en de kosten gecollectiviseerd. Door bijvoorbeeld suikerhoudende dranken te beprijzen, bereken je ook de kosten van de gezondheidsschade die deze veroorzaken. Net zoals we milieuschade inperken met accijnzen op brandstof. Dit vergt de politieke wil om gezondheid ook als economisch vraagstuk te behandelen, ook bij linkse en progressieve partijen.’
 
Welke opdracht brengt dat nog meer mee voor de politiek? Hoe gepolitiseerd moet ons eten worden: moet er een zwarte lijst komen voor ongezonde producten?
‘In de eerste plaats moeten we het hebben over gezondheidsbescherming in plaats van bevordering. Het is niet houdbaar om te proberen de gezondheid te bevorderen van mensen terwijl in supermarkten tachtig procent van de producten ongezond is. Nee: we moeten mensen beschérmen door voor een gezonder aanbod te zorgen en de bedreiging van het ongezonde voedsel weg te halen. Net zoals we mensen beschermen tegen de schade van meeroken, te veel alcohol en de uitstoot van Tata Steel. Ik denk dat we met het beschermen van gezondheid meer bereiken dan door te proberen de gezondheid van mensen te bevorderen in een ongezonde omgeving.
De overheid hoeft daarnaast niet in te grijpen op productniveau, maar moet randvoorwaarden stellen voor productsamenstellingen. Net zoals we op het werk niet blootgesteld mogen worden aan gevaarlijke stoffen en medewerkers niet minder dan het minimumloon mogen krijgen, moeten bepaalde voedingsstoffen worden verboden. Niet alleen stoffen die direct giftig zijn, maar ook die schadelijk zijn bij langdurige blootstelling. De Voedsel- en Warenautoriteit kan heel goed in kaart brengen om welke stoffen dat gaat.
Daarmee maken we ook nieuwe verdienmodellen mogelijk: we ontketenen een innovatiestrijd tussen bedrijven die gezonde alternatieven produceren. Het bedrijf dat gezonde chips kan produceren, wordt op die manier spekkoper. Nu heeft zo’n bedrijf geen kans omdat het moet concurreren met fabrikanten van ongezonde, verslavende chips. Ik pleit dus niet voor een ‘staats-Twix’ ofzo, maar voor randvoorwaarden die de innovatiemachine die de markt is, laat floreren om tot gezondere producten te komen.’
 
JOCHEN MIERAU is hoogleraar Economie van de volksgezondheid aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ook is hij wetenschappelijk directeur van Lifelines, dat onderzoek doet naar gezonder oud worden.
 
Suzanne van den Eynden is hoofdredacteur van Idee.