Hoe verdedig je
een democratie?

In het licht van opkomend populisme en wereldwijd democratisch verval, volstaat het niet langer om de democratie te verdedigen door slechts te wijzen op het gevaar van autoritaire alternatieven. De vraag hoe we de democratie verdedigen is urgenter dan ooit, maar daarvoor moeten we wel weten waarom democratie ook al weer de moeite waard is.

Door Martijn Visser

De wereldwijde staat van de democratie is terug op het niveau van 1985. Dat is het zorgwekkende beeld dat de Zweedse organisatie Varieties of Democracy (V-dem) schetst in haar recente onderzoek Democracy Winning and Losing at the Ballot. Democracy report 2024. Waar eind jaren negentig de democratie nog de wereld leek te veroveren, zien we al geruime tijd een omgekeerde trend: het aantal democratieën neemt rap af terwijl het aandeel van de wereldbevolking dat leeft in een autocratie in twintig jaar tijd is gestegen van vijftig naar 71 procent. Waar in 2003 slechts in elf landen sprake was van democratisch verval, geldt dat nu voor 42 landen. Omgekeerd is het aantal landen dat democratiseert in twintig jaar tijd gedaald van 35 naar 18.

Deze cijfers zijn nog zorgwekkender in ‘superverkiezingsjaar’ 2024: ongeveer de helft van de kiesgerechtigde wereldbevolking mag dit jaar naar de stembus. En in 31 landen waar verkiezingen zijn gaat de democratie achteruit. Veel autoritaire leiders zullen deze verkiezingen gebruiken om hun macht te bestendigen, zoals in Rusland, Belarus en Iran. Tegelijker- tijd lopen landen als India, Indonesië of Mexico met hun verkiezingen risico op verder democratisch verval. De Europese verkiezing zal naar verwachting een groei van rechts-populistische partijen betekenen. En met een serieuze kans dat Donald Trump dit jaar opnieuw president van de Verenigde Staten wordt, is 2024 mogelijk een politiek kanteljaar – ‘democracy is on the ballot.’

Nederland staat volgens V-dem nog altijd in de top tien procent van de beste democratieën ter wereld. Maar dat ook hier de democratie onder druk staat, lijkt in de maanden na de verkiezingswinst van de radicaal-rechtse PVV helder. De onlangs overleden publicist en journalist Marc Chavannes noemde Geert Wilders in één van zijn laatste analyses onomwonden een ‘ondemocraat’ en hij vroeg zich af of onze democratie een coalitie overleeft ‘met een populist die lak aan de democratische rechtsorde heeft.’ ‘Wie gaat de antidemocratische krachten in Nederland tegenhouden?’ – zo vroeg Arnon Grunberg zich in vergelijkbare bewoordingen af. Op de verkiezingsavond deed Frans Timmermans een eerste duit in het zakje: ‘Nu is het moment om de democratie te verdedigen!’

Hoe je een democratie niet verdedigt
Beter laat dan nooit, zul je denken. Maar hoe doe je dat, een democratie verdedigen? Terwijl die vraag in het licht van bovenstaande ontwikkelingen urgenter is dan ooit, komt het antwoord vaak niet verder dan de afstandelijke observatie dat de alternatieven voor democratie nu eenmaal weinig aantrekkelijk zijn. In de bekende woorden van Churchill: ‘Democratie is de slechtste regeringsvorm, afgezien van alle anderen die van tijd tot tijd zijn uitgeprobeerd.’ Maar een verdediging van democratie zou meer moeten zijn dan slechts een waarschuwing voor haar tegendeel, zeker in een tijd waarin dat tegendeel alleen maar aan populariteit lijkt te winnen. Waarom is dat zo moeilijk?

Een mogelijk antwoord: omdat de opkomst van populisten en antidemocraten wordt gezien als een noodlottig neveneffect van de democratie zelf. De roep om de democratie te verdedigen tegen haar rechts-populistische uitdagers gaat al te vaak gepaard met wantrouwen richting de bevolking die hierop heeft gestemd. Zo spraken Nederlandse opiniemakers na 22 november van een ‘democratisch ongeluk’, de ‘tirannie van domrechts’ en de ‘incompetentie van de kiezer’. Eén columnist wist zelfs zonder ironie dat andere bekende Churchill-citaat van stal te halen: ‘het beste argument tegen democratie is een gesprek van vijf minuten met de gemiddelde kiezer.’

Natuurlijk, we hoeven heus geen eindeloos begrip op te brengen voor onwetende, boze of racistische PVV-stemmers – wat hun motivatie ook moge zijn – maar wie het volk zelf als een gevaar voor de democratie ziet, trekt snel de conclusie dat minder democratie de enige oplossing is. Exemplarisch voor dit sentiment is het idee om het bestuur op afstand van de politiek te plaatsen met een zakenkabinet, de terugkerende twijfels van het parlement over een referendum of het voorstel om antidemocratische partijen bij wet te kunnen verbieden. Annelien de Dijn verwoordde in een kritisch stuk over de onterechte vrees voor de ‘gewone man’ de grondgedachte van deze klassieke conservatieve reflex: ‘Willen we de democratie doen overleven, dan moet die tegen zichzelf beschermd worden. Dat kan enkel door meer macht te geven aan een elite die de volkswil kan kanaliseren en in goede banen kan leiden.’

Niet de massa maar elites ondermijnen democratie
Maar dit angstbeeld van een democratie die ontaardt in een tirannie van de meerderheid is ongegrond. Onderzoek laat juist zien dat niet het volk, maar elites de oorzaak zijn van democratische erosie. In de woorden van politiek denker Jan-Werner Müller: ‘tot op heden is in geen enkel westers land een autoritaire, rechts-populistische partij of politicus aan de macht gekomen zonder de medewerking van gevestigde conservatieve elites.’ Politicoloog Larry Bartels bevestigde dit recent in zijn boek met de veelzeggende titel Democracy erodes from the top (Princeton University Press, 2023), waarin hij laat zien dat de opkomst van het rechts-populisme in Europa weinig te maken heeft met de opvattingen van het electoraat – die in 15 jaar nauwelijks veranderd zijn – maar alles te maken heeft met een politieke elite die streeft naar machtsbehoud.
Dat betekent niet dat er geen ondemocratische sentimenten onder de bevolking leven. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) rapporteerde begin dit jaar dat dertig procent van de Nederlanders ‘een systeem met een sterke leider die zich niets hoeft aan te trekken van het parlement of verkiezingen’ een redelijk tot goed idee vindt. En bijna de helft vond het goed als ‘experts, niet de regering, besluiten nemen op basis van wat zij denken dat het beste is voor het land.’ Dit komt echter niet omdat mensen democratie als bestuursvorm zelf afwijzen – daar is nog altijd brede steun voor – maar omdat ze het gevoel hebben dat de democratie niet meer voor hen werkt. Dat blijkt onder andere uit het feit dat er óók brede steun is voor meer participatiemogelijkheden en burgerbetrokkenheid.
Het SCP concludeerde: ‘[De burgers] willen niet buitenspel worden gezet door een sterke leider of experts; ook willen zij het werk niet van politici overnemen. Liever zien ze politici die beter begrijpen wat voor hen belangrijk is en die hier vervolgens merkbaar werk van maken.’

Wat democratie de moeite waard maakt
In plaats van de democratie te verdedigen als de ‘minst slechte staatsvorm’ zou er in positieve zin gestreden moeten worden vóór democratie. Zo concludeerde de door Rutte-IV ingestelde adviescommissie ‘Versterken Weerbaarheid Democratische Rechtsorde dan ook ‘dat er behoefte is aan meer positieve uitingen over het belang en de grote waarde van democratie. Dat Nederland een democratie is en deze koestert mag met meer enthousiasme en trots worden uitgedragen, zowel in het onderwijs als in de breedte van de samenleving.’

Maar dit enthousiasme moet wel worden ondersteund door een duidelijk idee wat ‘het belang en de grote waarde van democratie’ dan precies is. Die vraag kan op veel manieren worden beantwoord, maar er zijn in ieder geval twee soorten redenen om democratie te verdedigen: intrinsieke en instrumentele.

De instrumentele redenen baseren zich op de uitkomsten van democratische besluitvorming. Volgens deze argumenten voorziet een democratie beter dan andere regimes in de voorkeuren en behoeften van de bevolking en is ze beter in staat collectieve problemen op te lossen. Zo heeft democratisch bestuur een grote voorspellende waarde voor economische welvaart, vrede, veiligheid, gezondheid en voedselvoorziening. In de woorden van econoom en Nobelprijswinnaar Amartya Sen: ‘In the terrible history of famines in the world, no substantial famine has ever occurred in any independent and democratic country with a relatively free press.’ Een gezonde democratische cultuur stimuleert daarnaast deugden als tolerantie, zelfreflectie, solidariteit en vreedzaam debat. En in weerwil van de publieke opinie is er zelfs bewijs dat democratieën toekomstgerichter besturen dan autoritaire regimes.

Volgens de cynici zijn deze resultaten niet dankzij maar ondanks democratische inspraak en controle van de bevolking gerealiseerd: goed bestuur komt niet door de mening van de massa, maar door enkele knappe koppen die in de achterkamertjes slimme oplossingen voor moeilijke problemen bedenken. Dit is een hardnekkige en stupide misvatting: onderzoek laat zien dat collectieve besluitvorming beter wordt als zoveel mogelijk deelnemers van de groep meepraten. Hoe inclusiever en gelijkwaardiger de deliberatie, hoe diverser de inzichten, ervaringen en kennis en hoe beter de besluitvorming. Democratie is in dit opzicht een voorbeeldig staaltje collectieve intelligentie. Sen noemt dit ook de constructieve waarde van democratie, waarin de bevolking via het publieke debat voortdurend haar eigen waarden, belangen en behoeften vormgeeft en herziet. Geen enkel ander regime is uiteindelijk zo goed in staat tot het leren en corrigeren van gemaakte fouten, mits iedereen mee kan doen.

Hier komen de intrinsieke redenen voor democratie naar voren: een democratisch bestel doet uiteindelijk het meeste recht aan de morele gelijkwaardigheid van ieder individu en de grote diversiteit aan mensen in de samenleving. Ieders stem weegt in een democratie in beginsel even zwaar, ongeacht verschillen in sociale status, culturele achtergrond, economische verdienste of cognitieve vermogens. Deze gelijkwaardigheid gaat hand in hand met het uitgangspunt dat ieder individu de baas is over zijn of haar eigen leven: in zoverre niemand ondergeschikt is aan iemand anders heeft iedereen in gelijke mate de vrijheid een zelfgekozen leven te leiden. Democratie belichaamt als zodanig het ideaal van volksbestuur, waarin burgers in vrijheid, op voet van gelijkheid en in samenspraak besluiten nemen over het algemeen belang.

Wie de democratie wil verdedigen, moet dát ideaal voor ogen hebben. Geen defensief verweer van bestaande instituties dus, maar juist een strijd voor méér democratie. En dat is bij uitstek een sociaal-liberale oplossing voor maatschappelijk onbehagen: we moeten de democratie voor iedereen laten werken door de democratie van iedereen te maken.