Een daadkrachtige overheid omarmt de samenleving 

Beeld: Idris van Heffen

In onzekere tijden klinkt de roep om daadkracht steeds sterker. Het pleidooi van de Amerikaanse auteur Ezra Klein voor een ‘liberalisme dat bouwt’, met minder regels en beperkte participatie, is dan ook populair. Toch is het een misvatting dat inspraak en daadkracht elkaar zouden uitsluiten. De professional met hart voor de publieke zaak weet dat een sterke, daadkrachtige overheid niet anders kan dan de samenleving stevig omarmen.

Door Caelesta Braun & Bert Fraussen 
Illustratie: Idris van Heffen

We participeren ons helemaal te pletter. Als we voor iedere fietsbrug een heel participatieproces moeten optuigen, dan doen we volgens mij iets helemaal verkeerd.’ Aldus een voormalig bestuurder met wie we in gesprek waren over het nut van inspraak. De echo van deze uitspraak klinkt tegenwoordig door in het enthousiasme waarmee het boek Abundance van de Amerikaanse auteurs Ezra Klein en Derek Thompson is ontvangen in het publieke debat. Klein en Thompson schetsen een visie op de overheid die sterk inzet op het sneller realiseren van voorzieningen, onder andere op het gebied van energie en huisvesting. De weg hiernaartoe is, volgens de auteurs, het verminderen van het aantal regels en het minimaliseren van (inspraak) procedures. Dit pleidooi voor een ‘liberalisme dat bouwt’ wordt gretig omarmd door opiniemakers. De boodschap is helder: het is inderdaad tijd dat we eindelijk iets gaan doen. Al die regels en dat ‘gepolder,’ dat brengt ons nergens; het is alleen maar zand in de machine van een daadkrachtige overheid. 
 
Tegelijkertijd stelt een aantal adviesraden dat juist het burgerperspectief centraal zetten meer dan ooit nodig is. De Raad voor de Leefomgeving en Infra-structuur (RLI) constateert bijvoorbeeld in het recente advies Falen en Opstaan dat de overheid juist meer gemeenschappen zou moeten betrekken bij ruimtelijke opgaven. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) stelt in Deskundige Overheid dat organisaties rondom de overheid over hoogwaardige informatie beschikken, maar dat deze veel beter ontsloten en benut zou moeten worden door diezelfde overheid. En de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) stelt in Naar een sterkere democratie dat een sterkere democratie om burgers vraagt die zich betrokken voelen én weten bij hun overheid. Kortom, een overheid voor, met en van de burgers. 
 
Daadkracht en inspraak 
Hoe kunnen we deze tegengestelde visies met elkaar rijmen? In tijden van grotere onzekerheden klinkt de roep om daadkracht steeds sterker. Daarmee verdwijnen zowel het belang van regels en procedures voor zorgvuldig beleid als de waarde van participatie- en inspraakmogelijkheden snel naar de achtergrond. Het is verleidelijk om aan deze lokroep gehoor te geven. Ook Ezra Klein erkent in de podcast Conversations with Tyler dat de plaats van en voor ‘voice’ de grootste leemte en belangrijkste kritiek vormt op hun perspectief. De hamvraag is dus: hoe kun je sneller en beter bouwen aan oplossingen zonder te verzanden in inspraak- en bezwaarprocedures, en participatie toch een plaats in democratische besluitvorming geven? 
 
Inspraak en daadkracht sluiten elkaar veel minder uit dan vaak wordt gedacht. Wat hiervoor nodig is, is niet minder participatie, maar andere participatie. Andere participatie wordt, veel meer dan nu gebeurt, vanuit maatschappelijk perspectief vormgegeven. Een daadkrachtige overheid heeft participatie nodig die 1) verbonden is met publieke waarden en niet alleen afgestemd is op gevestigde belangen; 2) beter verankerd is in het besluitvormingsproces, en 3) als fundament een heldere visie en verantwoording vanuit de overheid heeft. 
 
‘We kunnen niet iedereen betrekken’ 
Andere participatie begint bij brede participatie in het begin van een besluitvormingsproces, met oog voor diverse perspectieven zoals van individuele burgers, burgerinitiatieven, NGO’s, brancheorganisaties en bedrijven. Een vaak gehoord bezwaar hiertegen is dat dergelijke participatieprocessen te veel tijd kosten en de besluitvorming of uitvoering nodeloos vertragen. We zijn de laatsten om te ontkennen dat participatieprocessen tijd, geld en capaciteit vragen. Tegelijkertijd is ‘we kunnen niet iedereen betrekken’ een drogreden: het is namelijk helemaal niet nodig om steeds iedereen te betrekken, maar wel die burgers en organisaties die voor een specifiek vraagstuk relevant zijn. Hierbij moeten de volgende vragen richtinggevend zijn: wat speelt er? Welke maatschappelijke waarden staan centraal? Wie zijn belanghebbenden hierbij? Waar zitten de blinde vlekken en wat zijn de (onbedoelde) gevolgen?
 
Even terugkeren naar de uitspraak van de voormalig bestuurder over participatie bij de aanleg van een fietsbrug. Deze uitspraak laat precies zien dat participatie vaak beperkte invulling krijgt. Het ontwerp en de bouw van de fietsbrug zijn hoogst waarschijnlijk al in een vroeg stadium overeengekomen met de bouwonderneming, al dan niet als onderdeel van een grotere aanbesteding. Hierbij hoeven de belangen van de bouwonderneming niet dezelfde te zijn als die van de gebruikers van het fietspad of de inwoners in de omgeving. Tegenover deze selectieve betrokkenheid staat een bredere participatie, waarbij verder wordt gekeken dan de beste bouwtechnische constructie en het financieel-economische belang van de bouwonderneming. Betere toegankelijkheid voor mindervaliden bijvoorbeeld. Of meer groenvoorzieningen voor meer duurzaamheid en een betere leefbaarheid. Dergelijke inhoudelijke kwesties komen vaak pas in een te laat stadium aan bod en zorgen dan inderdaad voor vertraging of zelfs blokkades. Door in een eerder stadium een bredere vorm van consultatie en participatie toe te passen, kunnen publieke waarden en de daarmee verbonden maatschappelijke belangen actiever meegenomen worden, wat essentieel is en blijft in een democratische rechtsorde. Veel bestaande regels en procedures zijn ook ooit ontworpen om juist die waarden, zoals sociale rechtvaardigheid, duurzaamheid, het vermijden van neveneffecten op het vlak van milieu of gezondheid, voldoende aandacht te geven, maar maken vandaag de dag niet altijd die doelstelling waar. 
 
Afvinkparticipatie 
Niet alleen slecht doordachte of routinematige participatieprocessen zijn desastreus voor de kwaliteit en meerwaarde van participatie. Ook participatie die losgezongen is van de besluitvorming, zogeheten symbolische of afvinkparticipatie, heeft een averechts effect. Bij participatie gaat de aandacht vaak uit naar het ontwerp en de vorm, zonder altijd de doelgroep of doelstelling scherp voor ogen te houden. Bovendien vormt het vaak een min of meer losstaand onderdeel van het besluitvormingsproces. 
 
Online consultaties zijn bijvoorbeeld op rijksniveau verplicht, en worden vaak gelegitimeerd als een inclusieve vorm die iedereen toegang geeft; online kunnen elke burger en organisatie hun gedachten makkelijk delen. Toch doen ook aan internetconsultaties vooral de usual suspects mee, die vaak al in een vroeger stadium betrokken zijn geweest en daardoor bouw ook op de hoogte zijn van de online consultatie. Voor de gemiddelde burger is de website internetconsultatie. nl – waarop al deze consultaties terug te vinden zijn en je wordt uitgenodigd om ‘mee te denken over nieuwe wetten en regels’ – een grote onbekende. 
 
Ook bij burgerberaden zien we een vergelijkbare focus op vorm in plaats van doelstelling. De nadruk ligt vaak op het vormgeven, de ervaringen en de opbrengsten van het deliberatief proces. Hierdoor vormen deze initiatieven een waardevolle aanvulling op bestaande consultatie-instrumenten. Tegelijkertijd worden die burgerberaden vaak niet (sterk) verankerd in het reguliere besluitvormingsproces, waardoor vernieuwende en gedragen resultaten niet altijd hun weg vinden naar beleidsmakers en de publieke besluitvorming. 
 
Meer dan hip design 
Participatie vraagt om veel meer dan een passende vorm en hip design. Een stip op de horizon en verantwoording zijn essentieel om burgers en maatschappelijke organisaties succesvol te betrekken, en hun kennis en ervaringen op een goede manier te ontsluiten en daadwerkelijk te gebruiken. 
 
Zonder stip op de horizon, een politieke visie op het onderliggend vraagstuk gekoppeld aan heldere beleidskaders, wordt een participatieproces snel te vrijblijvend, of domineren de belangen van de sterkste. Als dit niet vooraf duidelijk is, worden betekenisvolle participatie en betrokkenheid erg moeilijk. Maatschappelijke organisaties signaleerden dit zelf in juli 2025 tijdens het Stikstofoverleg, en trokken zich uit het proces. 
 
Naast een heldere visie is verantwoording door de overheid cruciaal. Wat is er met de inbreng gebeurd? Hoe is deze meegewogen en waarom is aan bepaalde inbreng wel of geen gehoor gegeven? Het afleggen van verantwoording hierover zowel bijvoorbeeld in het parlement of de gemeenteraad als aan de deelnemers van een participatieproces, is essentieel als we het over andere participatie hebben. Over de beslissing om bepaalde maatschappelijke belangen en specifieke inbreng niet mee te wegen, wordt doorgaans niet of nauwelijks verantwoording afgelegd, of de verantwoording is in wollig jargon gehuld. Dit vergroot op de korte termijn het black box-gehalte van participatieprocessen en holt op lange termijn het vertrouwen in de overheid uit. 
 
Samenwerken ondanks conflict 
Tot slot: wij willen ook graag vooruit. En meer investeringen en betere ambtelijke en politieke vaardigheden maken van andere participatie niet automatisch een succes. Samenwerking zonder conflict is een illusie. Samenwerken óndanks conflicten is misschien wel de essentie van democratische besluitvorming, maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Tegelijkertijd, en dat is de kern van ons argument, vergroot je met andere participatie wel de kans op legitieme en effectieve oplossingen. Je wint aan legitimiteit omdat met andere participatie verschillende relevante maatschappelijke perspectieven meer doordacht betrokken en gehoord zijn. Je verhoogt de kansen op effectiviteit, omdat in een veel vroeger stadium mogelijke conflicten, alternatieven én oplossingsrichtingen op tafel komen. Beleidsmakers kunnen dan daarover eerder en duidelijker transparante afwegingen maken. Andere participatie wordt hiermee een versneller in plaats van een vertrager aan het eind. Met andere woorden: de professional met hart voor de publieke zaak weet dat een sterke, daadkrachtige overheid niet anders kan dan de samenleving stevig omarmen.
 
 

Caelesta Braun is hoogleraar public governance and civil society aan de Universiteit Leiden. 
Bert Fraussen is universitair hoofddocent aan de Universiteit Leiden.
 

Verder lezen & luisteren
Braun, Caelesta en Bert Fraussen. Mozaïek van Belangen. Naar beter inzicht in de betrokkenheid van externen bij publieke besluitvorming, in opdracht van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2024.
 
Fraussen, Bert en Caelesta Braun. Belangenafweging. In: Groeneveld, S. en van der Voet, J. (red.), Publiek Management: Bewegen tussen bestuur en organisatie, Bussum: Uitgever Coutinho, 2024
 
Ezra Klein on the Abundance agenda, Conversations with Tyler, episode 236.
 
Meedoen in 2050. SCP, 2025.