Dubbelrecensie: ‘armoede uitgelegd aan mensen met geld’ & ‘de havermelkelite’

LET OP: auteursrechten ontbreken. S.v.p. de auteursrechten invullen voor deze afbeelding before using it.

Dubbelrecensie
Tim ’S Jongers. Armoede uitgelegd aan mensen met geld (De Correspondent, 2024)
Jonas Kooyman. De Havermelkelite (Das Mag, 2024)
 
De strijd tegen armoede en de tragiek van de havermelkelite
 
Twee op het oog volledig verschillende groepen – mensen in uitzichtloze armoede en de zogeheten havermelkelite – blijken beide gebukt te gaan onder een existentiële crisis. De één letterlijk, namelijk fysiek overleven, de ander figuurlijk: het dagelijk gevecht om het in stand houden van het eigen imago. Over beide groepen verschenen dit jaar lezenswaardige boeken. 
 
Door Duane van Diest
 
Na de bevrijding van de zuidelijke delen van Nederland in het najaar van 1944 stokte de aanvoer van steenkool uit Limburg naar bezet gebied in het westen en noorden. De Algemene Spoorwegstaking die door de regering in London was afgekondigd, legde het transport in heel Nederland wekenlang grotendeels stil. De Duitsers namen represailles en blokkeerden het vervoer van voedsel naar het westen. Geen licht, geen verwarming, geen voedsel: de hongerwinter werd een feit, het extreemst in de grote steden in de Randstad. Zo’n twintigduizend Nederlanders overleden door schaarste aan levensmiddelen en brandstof.
 
Hoogleraar Vroege Ontwikkeling en Gezondheid Tessa Roseboom, wier ouders de hongerwinter meemaakten, onderzocht de intergenerationele gezondheidseffecen van deze periode. De ondervoeding van moeders tijdens de zwangerschap had blijvende gevolgen voor de gezondheid van ongeborenen, tot ver na de geboorte. De hersenen van baby’s van ouders die deze periode meemaakten, bleken blijvend aangetast: bij zowel mannen als vrouwen traden sneller tekenen van depressie en veroudering op. Werkloosheid, verslavingen en persoonlijkheidsstoornissen kwamen significant vaker voor. 
 
Armoede, stelt Tim ’S Jongers (Lier, 1981), kruipt nu eenmaal in je ziel en organen en laat je nooit meer los. Zijn Armoede uitgelegd aan mensen met geld (De Correspondent, mei 2024) is een woedende en aangrijpende aanklacht tegen instituties, culturele vooroordelen, sociale verhoudingen, fiscale oneerlijkheden en individuele nalatigheden die armoede in stand houden en zelfs vergoeilijken. Het werk is een cri de coeurvan iemand die er tot in iedere vezel van overtuigd is dat grote groepen uit de samenleving onterecht in een onacceptabele positie zijn gekomen. ‘En ik ga iedereen daaruit halen,’ besluit hij, ‘desnoods een voor een.’
 
‘Eigen schuld’
Via een indrukwekkende mix van wetenschappelijke inzichten, anekdotisch bewijs van derden en zijn persoonlijke ervaringen vanuit de zogeheten zelfkant van de samenleving gaat ’S Jongers, directeur van de Wiardi Beckmanstichting, de strijd aan met enkele fundamentele aannamen in het denken over armoede. Hij onderscheidt een handvol klassieke overtuigingen over armoede, die nog altijd de basis vormen van zowel overheidsbeleid als het – ontbrekende – inlevingsvermogen van mensen die niet arm zijn. Diep in ons leeft toch het idee dat armoede – in ieder geval gedeeltelijk – je eigen schuld is. Veel explicieter is de gedachte dat armoede primair neerkomt op een gebrek aan geld. En dat het leidt tot domme en ongezonde keuzes. Het boek is er van A tot Z op gericht om mensen met geld – dat wil volgens de auteur zeggen, iedereen met de juiste diploma’s en met een baan waarin beleid wordt bepaald – te laten zien hoe schadelijk en contraproductief dit denken is.
 
Pagina na pagina beschrijft het boek hoe de begripskloof tussen de hoogopgeleide beleidsmakers en de realiteit van armoede voor arme mensen leidt tot onrechtvaardige en bizarre situaties. ’S Jongers ziet daarbij bevreemdende voorbeelden die volgens hem vooral een teken van onmacht zijn, zoals de hele economie die is ontstaan om ‘armoede te bestrijden’: dure zzp’ers die zich opwerpen als beweegcoach, energiecoach, leefstijlcoach, voedselcoach, budgetcoach, met als laatste in de rij de menstruatiecoach. Vleesgeworden voorbeelden van symptoombestrijding, stelt ‘S Jongers.
 
Armoede als boekhoudkunde
Kwalijker is het wanneer de begripskloof leidt tot in zichzelf goedbedoelde maatregelen die in de praktijk funest uitwerken. Een alleenstaande moeder in de bijstand die recht heeft op 27 inkomensondersteunende maatregelen – allemaal opgezet om haar niet kopje-onder te laten gaan, terwijl het tegenovergestelde gebeurt. Iedere maatregel die wijzigt, ieder foutje, ieder te laat ingeleverd formulier geeft een tik tegen haar hele budgettaire bouwwerk en dus haar hele leven. ‘Arm zijn wordt zo verheven tot boekhoudkundige kunst.’
 
Volstrekt onvergeeflijk vindt ’S Jongers echter de kille bureaucratische houding van de overheid die bijna altijd uitgaat van de zelfredzaamheid van mensen die de eindjes niet aan elkaar krijgen geknoopt. Daarbij voert een technocratische aanpak de boventoon, zonder een fundamentele visie op de daadwerkelijke problematiek. 
‘Bij de ondersteuning van iemand als mijn buurvrouw staat niet haar kwetsbaarheid voorop, maar het tegengaan van profiteren,’ schrijft ’S Jongers. ‘We vragen ons niet af wat ze nodig heeft, maar waar ze recht op heeft. Een systeem waarin chronisch zieken regelmatig moeten aantonen dat ze nog steeds chronisch ziek zijn. Dit komt omdat de samenleving zich simpelweg niet realiseert wat een ‘clusterfuck’ armoede is.’
 
De noodzaak van empathie beargumenteert ´S Jongers op humanistische gronden, maar ook vanuit de donkere perioden van zijn eigen leven. Hij kende immers jaren waarin hij zichzelf niet verzorgde, nauwelijks sliep uit angst voor nachtmerries en drugs gebruikte als zelfmedicatie. Zijn lichaam en geest waren voortdurend uitgeput. Op zijn 27ste zat hij aan de grond, zonder enig perspectief. 
 
‘Radicale selfcare en heling’
Kort nadat ’S Jongers openheid van zaken durfde te geven over dit verleden, ligt voormalig journalist en dan fulltime influencer Jonas Kooyman (Amsterdam, 1989) ‘op een yogamat op de duurste grond van Nederland en ik denk dat ik ga stikken.’ Hij houdt al een minuut lang zijn adem in, tot zijn ademhalingscoach zegt dat hij weer een hap lucht mag nemen. Brandende kaarsen en klanksschaalgeluiden vullen de zaal. Het is vrijdagmiddag in wellnesscentrum Renessence op de Zuidas. Een zelfverklaarde ‘plek voor radicale selfcare en heling’. Kooyman omschrijft het als een mix van een spa, een ziekenhuis, een sportschool en een meditatiecentrum. Lid worden? Een onbeperkt jaarabonnement start bij 16.500 euro. 
 
Welkom bij de havermelkelite, de term die Kooyman in 2019 muntte voor een zijns inziens steeds zichtbaardere groep Randstedelijke yuppen met uiterst specifieke voorkeuren op cultureel, culinair en haute couturieel gebied. Kooyman, die voor NRC schreef over trends, de luxe-industrie, het stadsleven en de tijdsgeest, claimde in 2020 de naam @havermelkelite op Instagram en begon een bijbehorende nieuwsbrief. In 2023 werd hij voltijd influencer. De Havermelkelite. Hoe de nieuwe yup de stad onherkenbaar verandert (Das Mag, 2024) verscheen in juli 2024. 
 
In het boek van Kooyman ontbreekt de empirische overtuigingskracht van S’ Jongers, maar het boek schetst niettemin een vermakelijk beeld van een fenomeen dat onmiskenbaar de Randstedelijke cultuur bestormde. Kooyman probeert de term ‘havermelkelite’ – bij de doelgroep zelf inmiddels een ingeburgerd begrip, al dan niet als afkorting HME – nader te duiden via drie vragen: wie zijn het, hoe is deze subgroep (of klasse) ontstaan en hoe wordt het stadsleven erdoor beinvloedt? Hij onderscheidt twee groepen: de ‘streefklassers’, met een creatief beroep, ‘die een Cineville-abonnement hebben en espresso-martini’s van veertien euro drinken’, maar die tegelijkertijd te weinig verdienen om ooit een huis te kunnen kopen. Daarnaast ziet hij de HENRY’s: high earners, not rich yet. Twintigers en dertigers met hoge salarissen, die nog steeds vaak rood staan aan het einde van de maand door alle statusverhogende uitgaven.
 
In de ban van geld verdienen
Kooyman ziet drie grote ontwikkelingen als verklaring voor de nadrukkelijke manifestatie van deze klasse in het afgelopen decennium. De economische crisis van 2008 kende een lange staart, die ongelijkheid nam toe. In die context werd het steeds belangrijker om ‘te winnen’. Daarnaast is er crisis op de woningmarkt. Deze dwong jonge mensen praktisch om in de ban te raken van geld verdienen om te overleven, en om het fitte lichaam te hebben om deze rat race vol te houden. Ten slotte begonen sociale media precies in die periode onze levens te beheersen. Algoritmes bepaalden steeds meer onze smaak.
 
Het effect hiervan op het stadsleven is volgens Kooyman niet te onderschatten. De ‘yuppige stedelingen’ van vroeger bepaalden niet in hoge mate hoe de stad eruit zag, maar de huidige havermelkelite doet dat zijns inziens wel. Dit leidt tot een eenheidsworst op het gebied van kleding, voedsel en cultuur en tot uitsluiting en verdringing van anderen. Zien conceptstores en de hippere delen van de horeca in internationale steden er niet exact hetzelfde uit: lichte ruimtes, veel hout, veel planten, stellages met lokaak keramiek, kleurrijke kookboeken, flessen natuurwijn – met als muzikale omlijsting een gecureerde afspeellijst?
 
De havermelkelite zet zichzelf volgens Kooyman enerzijds neer als een gesloten bolwerk waartoe je alleen kunt toetreden als je het nu eenmaal bent, en anderzijds als een ambitieloze klasse waar je naar moet verlangen om erbij te horen. Kooyman beschrijft helder de onhaalbaarheid en tegenstrijdigheid van het eigen ideaal. Het perfecte plaatje is zo moeilijk in stand te houden, dat paniekaanvallen en burn-outaankopen aan de orde van de dag zijn. Kooyman ging zelf als influencer aan de slag bij een van de grootste agentschappen van Amsterdam en kreeg een manager om zijn carrière te begeleiden. De droom van een koophuis was uitgekomen. Maar hij was altijd aan het werk. ‘Ik ging door’, schrijft hij, ‘postte en postte. De hypotheek moest worden betaald.’ 
 
Links lullen, rechts vullen
De morele ambiguiteit van deze groep, waar ze zelf ook onder gebukt gaat, ziet hij in de spanning tussen eigen gedrag en wat naar buiten toe wordt geprojecteerd. Links stemmen, en tegelijkertijd de crisis op de woningmarkt in stand houden door een tweede koophuis te verhuren. In het vliegtuig naar Kaapstad een klimaatdocumentaire kijken. Doordeweeks sporten en heel gezond eten, maar bijna ieder weekend coke gebruiken. Dit ligt volgens hem overigens niet alleen aan individueel gedrag. ‘Het systeem’ bevordert hypocrisie. Tenminste, als je zelf wilt overleven. Hoewel een heldere definitie van ‘het systeem’ ontbreekt bij Kooyman snap je toch wat hij bedoelt: zijn havermelkelite heeft ook maar in beperkte mate controle over moderne kapitalistische structuren.
 
Kooyman ziet net als ´S Jongers de negatieve consequenties van de uitwassen van het kapitalisme voor de groep die hij beschrijft. Deze groep leeft niet in jarenlange, uitzichtloze armoede, maar heeft ook slechts beperkte contole over hun ecosysteem. De etymologische bron van de havermelkelite is daar zelf een goed voorbeeld van: met havermelk in je koffie laat je zien dat je begaan bent met het klimaat, dat je op de hoogte bent van de laatste trends en – omdat havermelk nog 50 cent tot een euro duurder is dan normale melk in koffiezaken – dat je het kunt betalen. Er is zijns inziens een generatie ontstaan die weet dat ze het mogelijk niet beter gaan hebben dan de voorgaande en daarmee een middenklasse die onzeker is, die bang is om te vallen en die deze statussymbolen nodig heeft om zichzelf te onderscheiden. Om te kunnen zeggen: ik ben in ieder geval niet de onderklasse. 
 
Twee vormen van existentiële worsteling
Het zou beide boeken tekortdoen om te stellen dat ze een variatie op hetzelfde thema zijn, waarbij de een ‘de onderkant’ beschrijft en de ander ‘de bovenkant.’ ’S Jongers’ boek mag dan serieuzer van toon, bozer van aard en zwaarder van onderwerp zijn, het is tegelijkertijd ook een manifest; meer bewustwording en concrete actie is noodzakelijk. Kooyman’s werk is humoristischer van toon, persoonlijker van aard en lichter van onderwerp, maar in essentie is de existentiële worsteling in De Havermelkelite vergelijkbaar. De worsteling is in Armoede alleen letterlijk en in de HME figuurlijk. ’S Jongers heeft dan ook helder de oplossingen voor ogen, als de schellen van de bureaucraten en politici in hun ivoren torens nu eindelijk eens van hun ogen vallen. Kooyman ziet daarentegen nauwelijks een oplossing voor de situatie waarin hij en zijn klassegenoten zich hebben gemanoeuvreerd. 
 
Voor sociaal-liberalen is de kern van beide betogen diep problematisch. Vanzelfsprekend vanwege de onrechtvaardigheid die ’S Jongers beschrijft, maar ook omdat het raakt aan twee onvervreemdbare ijkpunten van het liberale denken: het idee dat ieder mens zo vrij mogelijk zou moeten zijn om de eigen toekomst te bepalen en het meritocratische principe dat iedereen gelijke kansen moet hebben en beloond worden op basis van verdienste. Kan hier sprake van zijn als het systeem deze ijkpunten niet alleen niet bevordert, maar expliciet laat wankelen?
 
Armoede uitgelegd eindigt tamelijk hoopvol en met een duidelijke oproep aan de lezer. Bied tegenmacht! Bevraag constant je eigen positie als je niet gebukt gaat onder dagelijkse stress.  En wees af en toe als Punker, ’S Jongers’ beste vriendin, aan wie het boek is opgedragen. Kooyman eindigt met een jonge vrouw in yogalegging en Airpods in De Pijp, de meest veryupte buurt van Amsterdam. Ze komt sapbar Joe & The Juiceuitgelopen en neemt een diepe hijs van haar vape. ‘De rook die ze uitblaast blijft een fractie van een seconde in het luchtledige hangen, voordat die verwaait’, besluit Kooyman. ‘Ze loopt langs het stoplicht van een druk kruispunt, waarop een sticker is geplakt van een lifecoach. Eigenlijk heb ik alles, waarom voel ik me dan zo leeg?’