Interview Samuel Adler-Bell

‘Solidariteit is een nogal ongeloofwaardig begrip als je het niet zelf hebt ervaren

Als in de Nederlandse media de Amerikaanse politiek ter sprake komt, gaat het al snel over de strijd tussen Democraten en Republikeinen en de opkomst van extreme, antiliberale bewegingen. Met een knipoog naar dat gepolariseerde debat en het ultrarechtse discours begon de Amerikaanse schrijver Samuel Adler-Bell met compagnon Matthew Sitman de inmiddels populaire podcast Know your enemy. We spreken hem over de inspiratie die hij put uit de socialistische traditie, de noodzaak van een gevoel van gemeenschap en het belang van plekken van solidariteit.

Door Afke Groen en Anne-Lotte Mason

Waarom ligt het liberalisme onder vuur? ‘In veel landen heeft het liberale bestuur aan legitimiteit ingeboet. Mensen hebben er geen vertrouwen meer in dat de instituties voor hen werken. En ook de vertegenwoordigende democratie is in crisis. Mensen hebben niet het gevoel dat hun politieke wensen vertaald worden naar politieke actie – noch door politieke partijen, noch door de uitvoerende bureaucratieën van de staat. In de afgelopen dertig, veertig jaar hebben mensen heel weinig ervaring opgedaan met democratie als een onderdeel van hun leven, althans in de Verenigde Staten. Het resultaat daarvan is dat mensen niet het gevoel hebben dat het bestuur de problemen kan oplossen in tijden van crisis. Van de verkiezing van Donald Trump tot de pandemie en de klimaatcrisis.

In deze context, hoe verhoud jij je zelf tot de term ‘liberalisme’? ‘Op links wordt het liberalisme inmiddels geassocieerd met het falende beleid van de Democratische Partij. De arbeidersklasse is in de steek gelaten en de herverdelende, egalitaire klassenpolitiek is als ideaal losgelaten, zo klinkt het. Dus vooral jonge mensen op links zouden zichzelf geen liberaal noemen, omdat ze de term associëren met het uitblijvende antwoord op groeiende ongelijkheid, klimaatverandering en andere crises die sinds het eind van de twintigste eeuw zijn ontstaan.

‘De reden dat ik mezelf wél liberaal noem, is omdat ik denk dat bepaalde aspecten van liberalisme als ideologie, zoals pluralisme en manieren om vreedzaam sociale conflicten op te lossen, ongelooflijk belangrijk zijn. Die erfenis van het liberalisme is kostbaar. Vooral in een tijd waarin mensen vijandig staan tegenover het liberalisme als zodanig – in Amerika bevinden zij zich veelal op rechts – zouden we ons wél moeten identificeren met deze principes van het liberalisme. Toch ben ik het oneens met sommige van de meest zelfverzekerde, zelfverklaarde liberalen over wat de crisis van het liberalisme inhoudt en welk antwoord we daarop zouden moeten formuleren. Ik denk dat op een aantal vlakken de egalitair linkse, socialistische traditie de liberale traditie veel kan leren. Het zijn de ontmoetingen tussen die tradities die ik het meest hoopvol en productief vind.’

Welke liberale principes of uitgangspunten zouden we juist los moeten laten? ‘Persoonlijk heb ik niet zoveel op met privébezit en geliberaliseerde markten zoals veel politiek liberalen in de geschiedenis. Deze aspecten van het liberalisme vind ik niet het meest belangrijk. Dat geldt ook voor het idee van het liberale subject als een autonoom individu, dat rationeel beslissingen neemt in zijn eigen belang, en dan op de een of andere manier de politieke gemeenschap vormt met andere geïsoleerde individuen. Ik overdrijf misschien, maar dit idee bestaat zeker bij veel liberalen en het komt me voor als parasitair op het emancipatoire project van het liberalisme. Het laatste dat we vandaag de dag nodig hebben, is dat mensen nog vijandiger staan tegenover de gemeenschap en familie – de maatschappelijke instellingen, de vakbonden, de plaatsen waar individualisme kan botsen met waarden als solidariteit.’
 
Heeft het liberalisme dan een gevoel van gemeenschap nodig? ‘Om zichzelf te kunnen zien als deelnemers aan een democratische gemeenschap, hebben mensen tijd nodig. Om elkaar wederzijds te erkennen als mededeelnemers aan een democratische gemeenschap, moeten mensen elkaar ontmoeten en zien op andere manieren dan als concurrenten op de arbeidsmarkt of als aanbieders van wie ze dingen kopen. Een maatschappelijk, gemeenschappelijk leven is noodzakelijk voor het liberalisme om te kunnen slagen. Het is de voedingsbodem waarop succesvol liberalisme groeit – en dat zijn sommige liberalen uit het oog verloren.’

Wat ontbreekt er nog meer in het liberale denken over sociale rechtvaardigheid? ‘Ik heb altijd gedacht dat één van de problemen van de filosofische erfenis van het liberalisme een zekere kortzichtigheid over macht is. In theorie zouden we ons een politieke gemeenschap van zelfvoorzienende individuen kunnen voorstellen, maar in de praktijk bestaat dat niet. Het heeft nooit bestaan. Nergens. De realiteit van de sociale structuur waar liberalisme op is geprojecteerd is dat sommige mensen meer macht hebben en andere minder. Mensen zijn met elkaar verbonden via relaties die vrijwillig zijn, veel die verplicht zijn en sommige die dwingend zijn. We proberen dus liberaal zelfbestuur te realiseren onder voorwaarden van diepgaande verschillen in capaciteit, in macht, om te participeren en invloed uit te oefenen.

Het gevolg hiervan is dat we de hoogste ambities van het liberalisme – dat van universele rechten en de universele toegang tot de middelen van zelfbestuur – niet kunnen realiseren binnen een puur liberaal denkkader. Het liberalisme kan de eigen doelen niet bereiken door de kortzichtigheid over macht. Om het gelijke speelveld te creëren waarin mensen op enigszins gelijke voet kunnen deelnemen aan zelfbestuur, moeten we moeten rijkdom, competenties en politieke invloed herverdelen. Daarvoor hebben we een vorm van socialisme, egalitarisme of herverdelende democratie nodig. Ik denk dat liberale socialisten de belofte van het liberalisme heel serieus nemen: het idee dat we daadwerkelijk universele rechten en kansengelijkheid kunnen hebben. Maar liberalen die sceptisch staan tegenover marktinterventies stellen mensen zoals ik niet op prijs, die op de linkerflanken van het liberalisme zeggen: ‘We proberen jullie juist te helpen om te bereiken wat je zegt!’. Omdat het liberalisme iets heel anders levert dan dat het belooft, creëert het wantrouwen onder de leden van de politieke gemeenschap.’

Over dat wantrouwen gesproken, veel politici en denkers observeren vandaag de dag een hoge mate van polarisatie. Hoe kijk jij daarnaar? ‘Polarisatie komt bijna vaker voor in het politieke discours dan dat het zich daadwerkelijk manifesteert in de samenleving. Natuurlijk, meer dan ooit is het zo dat als je het in één opzicht eens bent met de Democraten, je direct ál je overtuigingen laat aansluiten bij de Democraten. In het verleden waren er meer mensen met eigenzinnige zienswijzen en meer eigenzinnige politieke partijen: noord-liberale Republikeinen, maar ook zogeheten ‘Dixiecrats’ in het Zuiden die actief als Democraten witte suprematie voorstonden en allerlei lokale vormen van democratische en republikeinse politiek. Het is duidelijk dat mensen op het internet heel eenvoudig het nieuws kunnen vinden dat bij hun bestaande ideologische opvattingen past. En ja, politiek in de Verenigde Staten is sterk genationaliseerd: mensen stemmen weinig, behalve bij de presidentsverkiezingen. Iedere lokale verkiezing is een referendum over de nationale partij geworden, in plaats van een verkiezing waarin mensen stemmen op iemand die ze vertrouwen en waarderen en waarvan ze het gevoel hebben dat diegene hun belangen vertegenwoordigt.

Toch heb ik gemengde gevoelens over het onderwerp polarisatie, omdat ik denk dat we te veel kijken naar polarisatie als de verklaring voor alles wat er mis is met de Amerikaanse politiek.’
Kun je daar wat meer over zeggen? ‘Wat levert de focus op polarisatie op? Hoe legitimeert de focus op polarisatie het gedrag en de keuzes van politieke elites? Nou, de Democraten kunnen zeggen dat ze niets gedaan krijgen door polarisatie: ‘de Republikeinen zijn zo doorgeslagen en slecht, en de maatschappij is zo gepolariseerd dat we worden gestraft als we samenwerken met de Republikeinen’. Zo wordt polarisatie een manier om naar politieke problemen te kijken die de stagnatie reproduceert die elites in de eerste plaats aan polarisatie wijten. De focus op polarisatie reduceert bovendien cruciale politieke vragen over hoe we onze verschillen kunnen overbruggen tot een vraag voor de politieke wetenschappen. Voor partijelites en denkers is dat aantrekkelijk, omdat het suggereert dat we het probleem zouden kunnen oplossen door dieper na te denken over het abstracte concept van polarisatie. Het suggereert dat onze politieke problemen technocratisch en wetenschappelijk zouden zijn. Ik wil niet zeggen dat mensen moeten stoppen hierover na te denken, maar ik denk dat we onze politieke taal en ons politieke gesprek abstraheren naar een domein waarin alleen nog hoogopgeleide mensen aan het gesprek willen deelnemen. Dat draagt bij aan het gevoel dat daadwerkelijke politieke participatie ingewikkeld zou zijn, dat het expertise vereist.

Beter zouden we ons kunnen focussen op het bouwen van de instituties en het scheppen van de voorwaarden om iedereen te laten deelnemen aan de democratie, en om iedereen het gevoel te geven dat politieke participatie tot een positief resultaat kan leiden. Het wordt moeilijker om mensen daarvan te overtuigen als het gesprek gaat over abstracte technocratische problemen, in plaats van over de vraag hoe je je zorgkosten, je eten of je huisvesting kunt betalen.’

Wil je zeggen dat links-liberalen meer zouden moeten praten over materiële vragen? ‘Je kunt ook te glad zijn over materiële politiek. Sommigen op de linkerflank denken dat de arbeidersklasse terug zal komen naar links als we alleen nog maar zouden praten over vlees en aardappels. Dat is ook een illusie. Een politieke beweging ontstaat niet door zomaar bepaalde dingen te zeggen. Politieke bewegingen komen tot stand via de verbindingen die mensen al met elkaar hebben. Mensen moeten al geloven in de mogelijkheid van solidariteit en solidariteit is een nogal ongeloofwaardig begrip als je het niet zelf hebt ervaren. Dit was een van de fouten die links heeft gemaakt tijdens de campagne van Bernie Sanders voor de presidentsverkiezingen, die ik steunde. We hoopten dat iedereen die zou profiteren van het beleid dat Sanders voorstond ‘als vanzelf’ op hem zou stemmen, simpelweg omdat hij de juiste dingen zei; omdat hij de eenvoudige en materiële taal gebruikte die we aantrekkelijk vonden.

Maar in werkelijkheid bouwen politieke bewegingen voort op de authentieke connecties die mensen al met elkaar hebben – ook tijdens gewone verkiezingen. Historisch steunde de sociaaldemocratie hiervoor op de vakbonden; nu maken de vakbonden in ons land nog maar zo’n zeven procent van de private sector uit. De links-liberale beweging beleefde haar hoogtepunt met de burgerrechtenbeweging. Mensen konden daaraan deelnemen als leraren, kerkgangers en andere gemeenschappen waar ze zich al mee identificeerden en zich sterk mee verbonden voelden. De beweging activeerde mensen als groepen, als ‘blokken’ om deel te nemen aan de politiek. Als dat blok niet bestaat, moet Sanders in een menigte aan ieder individu appelleren om mee te doen. Dat is veel moeilijker dan een appèl op een bepaalde kerk of op leiders van groepen mensen.’

Tot slot, in Nederland gaan ook onder liberalen nogal wat kritische stemmen op over een woke cultuur. Waarom brengt dit zulke felle reacties teweeg? ‘De term woke is onderdeel van de taal van de radicale, zwarte Amerikaanse beweging uit de jaren zestig en zeventig, en werd nieuw leven ingeblazen in de jaren negentig. Woke zijn betekent gewoon wakker zijn, je bewust zijn van de onderdrukkende structuren die mensen in de Verenigde Staten nog altijd onderdrukken – vooral zwarte mensen en mensen van kleur. Stay woke betekent wees je ervan bewust dat er nog steeds racisme is. Als mensen in de Verenigde Staten de term als een scheldwoord gebruiken, kan het de associatie met zwarte politiek niet van zich afschudden: als je zegt dat je antiwoke bent is het moeilijk om niet te klinken alsof je anti-zwart bent. Dat de term woke nu een betekenisloze, lege term is geworden voor schijnheilige of zware morele politiek is misselijkmakend.

‘Toch denk ik dat het productief kan zijn als we op links een gesprek voeren over de vraag of de taal die we gebruiken mensen wel uitnodigt om zich bij onze projecten aan te sluiten. Is onze woordkeuze open en uitnodigend? Tegenwoordig is wokeness een sjibbolet 1 dat onze doelen in de weg staat. Mensen kunnen simpelweg zeggen dat ze anti-woke zijn zonder te hoeven zeggen dat ze anti-LHBTQ, anti-zwart of anti- immigratie zijn. ‘Nee, ik ben gewoon tegen dit hele wokeness-gedoe’. Als we geen onderscheid maken tussen de – wat mij betreft schijnheilige en contraproductieve – taal waarin we progressieve politiek bepleiten en onze daadwerkelijke doeleinden, geeft dat onze tegenstanders de kans om te zeggen dat ze tegen de schijnheilige mensen zijn. Nee, ze zijn tegen de doeleinden.

‘Ik denk dat soms terecht gesteld wordt dat links-liberalen niet geïnteresseerd zijn in deugdzaamheid zelf, maar in de schijn van deugdzaamheid en in de status als meest deugdzame. Dat is niet hetzelfde als bouwen aan een politieke gemeenschap en effectieve politieke bewegingen die een deugdcultuur kunnen helpen verspreiden. Zelfs als we deugdzaam zijn, overtuig je mensen dan om deel te nemen aan je politieke project door ze vertellen dat jij deugdzaam bent en zij niet? Waarschijnlijk niet.’