Interview Kiran Klaus Patel

‘Wek geen te hoge verwachtingen van Europese integratie’

‘Het voelt bijna als een Netflix-serie, je blijft kijken’, aldus de Duitse hoogleraar Kiran Klaus Patel als hij terugblikt op de lange reeks crises van de afgelopen vijftien jaar. Volgens hem is de EU daar succesvol in geweest: ‘Alle voorspellingen dat Europese integratie tot een einde zou komen, zijn niet uitgekomen. Sterker nog, crises hebben eerder geleid tot verdere Europese integratie.’ Een interview met hem over veerkracht in het perspectief van de Europese integratie.

Door Afke Groen

Als we vragen wat het idee van ‘veerkracht’ voor hem betekent, haalt Patel de beeldspraak van een boom in een storm aan.
‘Een eik is sterk en blijft lang staan, totdat ze in een keer omvalt. Een wilg is flexibeler en buigt steeds terug. Dat is het verschil tussen een normale, robuuste reactie enerzijds; en veerkracht anderzijds.’ Als we door die bril kijken naar de mechanismes die de Europese Unie heeft om veerkrachtig te zijn, stelt Patel, dan wordt duidelijk dat de dimensie van de Europese Unie waar veel mensen kritisch over zijn juist een van haar sterke kanten is: ‘De Europese Unie is niet slechts één project met één dimensie, één institutioneel format en één filosofie. Het is meer een platform dat verschillende middelen, vormen van beleid en bestuur, of zelfs geografieën kan inzetten onder uiteenlopende omstandigheden.’

Dat is wat abstract. Wat bedoel je precies? ‘Als we bijvoorbeeld terugdenken aan de jaren negentig, dan was het grote Europese project dat van de euro. Maar er waren in die tijd ook periodes waarin het vooral ging over buitenland- en veiligheidsbeleid, met name naar aanleiding van de oorlogen in voormalig-Joegoslavië. En er waren periodes dat migratie het grote onderwerp was. In de praktijk zag je dus waarin thema’s die eerder nog niet op de agenda stonden, werden gemobiliseerd. Ze raakten bovendien met elkaar verknoopt via onderhandelingen en akkoorden. Zulke package deals helpen om antwoorden te formuleren. Zo zouden we naar veerkracht kunnen kijken.’

Ook deze tijd biedt inspiratie voor het denken over Europese veerkracht, gaat Patel verder. ‘De Europese Unie heeft de bestaande regelgeving nogal creatief gelezen om een financieel instrument te kunnen gebruiken voor militaire steun aan Oekraïne. En we zien discussies over het idee om een fonds op te richten voor de wederopbouw van Oekraïne. Dat zou langs dezelfde lijnen lopen als het fonds dat de Europese Unie in 2021 oprichtte om de economische effecten van de pandemie op te vangen. Instrumenten die in de ene politieke context zijn ingesteld, worden in de volgende context weer van stal gehaald. Ongeacht de vraag of dat goed of slecht is, is het dit soort creatief gebruik van beleid en bestuur dat het Europese project verder brengt.’

Zouden we kunnen stellen dat juist crises het Europese project verder brengen? ‘Het paradoxale is dat Poetin nu de persoon is die het proces van Europese integratie het meest helpt versterken.’ Patel haalt de beroemde Frans-Duitse filosoof Alfred Grosser aan, die ‘grappend, bijna cynisch’, zei dat de eerste Internationale Karelsprijs van Aken voor verdiensten ter bevordering van de Europese eenwording naar Stalin had moeten gaan. Stalin had immers meer betekend voor de Europese integratie dan wie dan ook. Patel: ‘Niet door integratie te ondersteunen, natuurlijk, maar door externe druk te veroorzaken in de context van de Koude Oorlog. Nu zien we dat externe druk opnieuw een katalysator is voor nieuwe vormen van Europese samenwerking en integratie, zowel wat betreft de NAVO als de Europese Unie.’ Patel nuanceert, ‘Maar dat
is geen automatisch proces; de Europese Unie is niet als zodanig veerkrachtig. Er zijn altijd mensen nodig, en consensus.’

Terugblikkend op de lange reeks crises over de afgelopen
vijftien jaar – ‘het voelt bijna als een Netflix-serie, je blijft kijken’ – zegt Patel dat de Europese Unie ‘verassend succesvol’ is geweest. ‘Alle voorspellingen dat Europese integratie tot een einde zou komen, zijn niet uitgekomen. Sterker nog, crises hebben eerder geleid tot verdere Europese integratie.’ Patel noemt onder meer nieuwe financiële instrumenten in antwoord op de Eurocrisis, samenwerking op het vlak van gezondheid in antwoord op de pandemie en integratie op het gebied van veiligheid vandaag de dag.

De vraag is natuurlijk of die middelen sterk genoeg zijn om de crises aan te kunnen. ‘Ja. In de media lezen we dat de Europese Unie haar werk niet goed heeft gedaan tijdens de pandemie, en dat veel dingen niet hebben gewerkt. Maar als je kijkt naar het proces van beleid maken, dan is het verbazingwekkend hoeveel nieuwe macht de Europese Unie er de afgelopen tweeënhalf jaar bij heeft gekregen.’

Toch zijn zulke stappen heel vaak maar een ‘gedeeltelijk antwoord’, benadrukt Patel. ‘Vanuit het perspectief van een historicus is het interessant om terug te gaan naar de instrumenten die na 2008 werden ingesteld om de crisis in de financiële sector van de Europese Unie te bedaren. Denk ik dat de Europese Unie nu klaar is voor de volgende financiële crisis? Nee. Op het vlak van veiligheid zullen we zien dat nieuwe faciliteiten worden opgebouwd in een heel stapsgewijs proces. Dat is een langetermijnproces, dat niet meteen het resultaat zal hebben dat de Europese Unie zichzelf kan verdedigen in geval van agressie van een ander land. Overduidelijk is de NAVO nodig – en wie weet wie de volgende president van de Verenigde Staten zal zijn. Als we dus van het ene seizoen naar het volgende seizoen van de Netflix-serie gaan, hebben we neiging om te vergeten wat er al is gebeurd. De Brexit is niet echt een groot onderwerp meer in de media, op de kwestie van Noord-Ierland na. Wie heeft het nog over de Eurocrisis en Griekenland, een moment waarop de Europese Unie aan de rand van de afgrond leek te staan? Het is belangrijk om zulke episodes in gedachten te houden: de gedeeltelijke, altijd onvolledige successen; de smeulende restanten van een vorige crisis, die de Europese Unie in gevaar brengen.’

Welke ‘smeulende restanten’ zie je als het meest bedreigend? ‘Ik denk in de eerste plaats aan de gevolgen van de ecologische crisis en de klimaatveranderingen. Dat is de ultieme uitdaging van de eenentwintigste eeuw. Niet voor niets begon de Europese Commissie van Ursula von der Leyen met de Europese Green Deal. Het is heel begrijpelijk dat veel politieke aandacht, middelen en energie nu worden omgeleid naar de oorlog in Oekraïne, maar ondertussen wordt de klimaatopgave alleen maar groter.’ Patel noemt ook wereldwijde migratie, die ‘zal aanblijven niet omdat mensen hier zo graag naartoe willen komen, maar simpelweg omdat ze genoodzaakt zijn om de plekken waar ze leven te verlaten. De Europese Unie heeft daar nog verre van een duurzaam, kansrijk antwoord op geformuleerd.’

Terugblikkend op eerdere crises is Patel al een aantal keer teruggekomen op de Eurocrisis van 2008. Historici spreken dan ook wel van ‘kritieke tijdsgewrichten’, momenten die bepalend zijn geworden voor de verdere loop van de geschiedenis.

In hoeverre zie je de Eurocrisis als een kritiek tijdsgewricht voor het verdere verloop van Europese integratie? ‘Vooropgesteld, er is geen enkele, overkoepelende filosofie van integratie – niet in de economie noch in het algemeen. Maar in de periode vanaf de jaren negentig – en tot op zekere hoogte al vanaf de jaren tachtig – is een vorm van liberalisme dominant geweest die ik in het Duits apertistisch noem. Veel beleid was neo-liberaal, met het openstellen van markten en ontketenen van nieuwe dynamieken op de financiële markten. Ook het vrij verkeer binnen het Schengengebied en de invoering van de euro zijn hier voorbeelden van. Maar dit liberalisme was tegelijkertijd duidelijk beperkt tot mensen binnen de Europese Unie; ontoegankelijk voor mensen in het globale Zuiden. Dat heeft geresulteerd in grote economische ongelijkheden en sociale onrechtvaardigheid. Het was een project dat voor sommigen veel beter heeft gewerkt dan voor anderen.

Rond de tijd van de Eurocrisis zie je een bepaalde wijziging in de benadering van Europese integratie. Hoewel behoorlijk wat taal nog in de oude richting gaat, lijkt het idee van een ‘wereldwijde missie’ te zijn ver- dampt.’ Patel verwijst naar de wetenschap, waar veel onderzoekers lange tijd bestudeerden hoe de Europese Unie een model kon zijn voor andere regionale organisaties. ‘Daar is nu meer bescheidenheid. Bovendien is het idee van het openen van markten meer op de achtergrond gekomen. Tijdens de pandemie werd bijvoorbeeld duidelijk hoe just-in-time management en wereldwijde aanvoerketens ook een bedreiging zijn voor Europese consumenten. Nu is er veel discussie over het weer opbouwen van belangrijke voorzieningen in Europa.’

In deze context wordt vaak gesproken van ‘un Europe qui protège’,
om de Franse president Macron te citeren. Een Europa dat beschermt.
‘Let wel, het woord van ‘een Europa dat beschermt’ gaat over bescherming van burgers, maar de daad gaat ook over de bescherming van bestaande instituties.’ De cruciale vraag voor Patel is dus waar bescherming op neerkomt. Hij observeert dat de prioriteiten daarin voortdurend verschuiven. ‘In het begin van de pandemie ontstond een meer sociale dimensie – een dimensie die altijd relatief langzaam en beperkt is ontwikkeld in Europese integratie. Het idee van het Europees herstelfonds was ook dat het de ongelijkheden tussen landen als gevolg van de pandemie zou bestrijden. Dat is alweer naar de achtergrond verdwenen.’

Je lijkt te waarschuwen tegen het idee of discours van ‘bescherming’. ‘Als bescherming neerkomt op de bescherming van de instituties als zodanig, dan is dat minder belangrijk dan het oplossen van de grote kwesties die op het spel staan. Dat kan betekenen dat je bittere pillen moet slikken. We zullen nooit in een perfecte Europese Unie leven. Ik ben bijvoorbeeld persoonlijk zeer ongelukkig met het vele Europese geld dat naar de Hongaarse regering gaat; dat Orbán in staat stelt om een eigen, illiberale agenda te voeren. Maar in vergelijking met sommige van de problemen die we al benoemd hebben, is het een wat kleiner probleem. Dat zeg ik in het bijzonder omdat ik hoopvol ben dat de financiële beperkingen die nu zijn geïntroduceerd tegen regeringen die de democratische rechtsstaat met voeten treden, op de lange termijn zullen helpen om deze crisis te boven te komen.’ Ondanks zijn observatie dat we nooit in een perfecte Europese Unie zullen leven, constateerde Patel in de inleiding van zijn boek Project Europe: A history wel dat de Unie ‘een probleem’ heeft.

Wat zie je vandaag als de kern van het probleem? ‘We zouden meer voorbij alle grotere en kleine crises moeten kijken en de situatie beter moeten bezien in haar historische context. Door het gebrek aan historisch perspectief zijn we geneigd om de huidige crisis als de existentiële crisis te zien.’ Patel noemt de referenda over de Europese Grondwet in Nederland en Frankrijk die in 2005 plaatsvonden. ‘Mensen dachten destijds dat dit de grootste crisis in de geschiedenis van de Europese integratie ooit was. Maar niemand denkt vandaag de dag nog aan de ‘nee’ en de ‘non’. Als wetenschappers hebben we ons denk ik bovendien te veel gefocust op het reilen en zeilen van besluitvorming en te weinig op de effecten voor burgers. Maar uiteindelijk is dat wat mensen willen weten: wat Europees beleid voor hen betekent.’

Zie je die neiging om enerzijds niet voorbij de huidige crisis te kijken en anderzijds de effecten van beleid voor burgers uit het oog te verliezen ook terug in de politiek? ‘Absoluut. Politiek in Europese zaken is verstoken van geschiedenis. Natuurlijk is er altijd de waan van de dag, maar het gebrek aan historisch besef is soms bedreigend. Ik denk dat we van de geschiedenis kunnen leren – een opvatting die niet alle historici me in dank afnemen. Welke fouten kunnen we vermijden? Waar kunnen we op verder bouwen? En hoe stellen we prioriteiten en doelen voor de lange termijn, verder dan de volgende verkiezingen?’ Patel ziet ook een ander effect van de ‘crisistaal’. Beleidsmakers gaan voor de snelle oplossingen, die efficiënt lijken. ‘Maar deliberatie, hoewel soms langzaam, is noodzakelijk om ook tot een bepaalde consensus te komen. Het leidt bovendien tot beter beleid als er een breder gesprek is met diverse perspectieven, in plaats van een nogal homogene groep van beleidsmakers die denken dat ze vannacht nog een probleem moeten oplossen.’

Van welke fouten uit de geschiedenis van Europese integratie zouden we nog meer kunnen leren? ‘Wek geen te hoge verwachtingen.’ Patel brengt het voorbeeld van waarden en normen in Europese integratie op. ‘Laat er geen twijfel over bestaan dat ik zeer kritisch ben over de ontwikkelingen in sommige lidstaten, waaronder Hongarije en Polen. Maar als historicus valt me op dat de normen en waarden die in het publieke debat worden verstaan onder de Europese Unie als een gemeenschap van waarden, veel minder sterk verankerd zijn in de Europese instituties dan je zou denken. Daar is een historische verklaring voor.’ Als mensen dat zouden weten, stelt Patel, dan zou dat leiden tot een beter begrip van wat de problemen van vandaag zijn en wat realistische manieren zijn om die aan te pakken. ‘Het idee dat problemen zo- maar kunnen worden opgelost zal leiden tot nieuwe frustraties, nieuwe vormen van populisme, die weer leiden tot nieuwe hoge verwachtingen. Technocratische politici moeten moeten dus niet overdrijven wat realistisch is. Natuurlijk zijn visie en ambitie nodig, maar die moeten wel realistisch zijn. Geschiedenis kan ons helpen om te begrijpen en te definiëren wat dat realisme is.’