Hoe wordt
de politieke partij weer een plek voor ontmoeting en
nieuwsgierigheid?

Toen in 2009 de Iraanse studente filosofie Neda Soltan werd neergeschoten en traditionele journalisten gedwongen werden het land te verlaten, werd Twitter een venster voor de wereld. Het online platform kwam hierdoor zelfs in aanmerking om de Nobelprijs voor de Vrede te krijgen. Dat enthousiasme is inmiddels wel bekoeld.
Hoe wordt de politieke partij weer een plek voor ontmoeting en nieuwsgierigheid?

Door Kristof Calvo

Vandaag staat het medium eerder symbool voor wat niet goed gaat: nepnieuws, haatspraak, de versnelling en verruwing van het maatschappelijk debat. ‘Door de opkomst van het internet, de smartphone en de sociale media zijn we onszelf als het centrum van de wereld gaan zien. We beschouwen onze mening als de enige juiste’, aldus de Franse filosoof Eric Sadin. Hij heeft het over een nieuw verschijnsel: de ik-tiran. De ik-tiran eist een hoofdrol op in de 24/7 livestream van ieders hoogst individuele meningsuiting. Aan meningsuiting is er vandaag geen gebrek, maar is er nog wel tijd en ruimte voor meningsvorming? Heimwee is een slechte raadgever – de sociale media zijn er om te blijven. Maar de ik-tirannie zomaar verder laten groeien is ook geen optie. We hebben routes en plekken nodig voor meer wij-democratie, waar nog kan worden getwijfeld en nagedacht.

Plekken van ‘wij-democratie’
De politieke partij zou een plek voor een wij-democratie moeten zijn: een fysieke plek voor ontmoeting en nieuwsgierigheid, waar verschillende perspectieven worden gedeeld en synthese wordt gezocht. Partijen zouden veel meer dan nu de offline tafels kunnen zijn waaraan gesprek en dialoog plaatsvindt, tafels die we zo heel hard nodig hebben op dit ogenblik. Vandaag is dat onvoldoende het geval. Bijna elke politieke partij wil tegenwoordig een beweging zijn, maar het ontbreekt ons aan partijen die dat voornemen een geloofwaardige en concrete invulling geven. Het maatschappelijk potentieel van politieke partijen voor wat betreft het structureren, organiseren, rekruteren, bewegen en participeren wordt daardoor onvoldoende benut.

In realiteit zijn partijen vaak erg verticaal georganiseerd en worden ze ook erg opgeslorpt door de permante meningsuiting. Ze zijn er zelf aanjagers van als enthousiaste adverteerders op Facebook en Instagram. Geholpen door de zeer royale partijfinanciering kent België bijzonder hoge reclame-uitgaven, ook buiten campagnetijd. Een bedrag van 4,7 miljoen euro aan reclame is de eindafrekening van 2021, een jaar zonder verkiezingen, voor alle Belgische partijen samen. Dat is onvergelijkbaar hoog in vergelijking met andere landen.
Politieke spelregels wijzigen

De noodzakelijke beweging in de richting van slow politics komt er slechts wanneer we de politieke spelregels wijzigen, bijvoorbeeld met betrekking tot de partijfinanciering. In de Nederlandse context gaat het dan om een ruimere financiering van inhoudelijk werk en een betere ondersteuning voor parlementsleden. Hetgeen je niet kunt (mag) opleggen aan partijen via wetgeving, maar wel bijzonder relevant is, zijn bepaalde hervormingen binnen de partij zelf:

1. De politicus-moderator
Een moderne benadering van leiderschap veronderstelt een meer zoekende, nieuwsgierige houding. Dat betekent vaker het vraagteken hanteren: de politicus als regisseur en moderator. Als parlementsleden betere inhoudelijke ondersteuning krijgen bij hun parlementaire werk zouden zij die rol vaker op zich kunnen opnemen. In de samenleving, maar ook binnen de partij: als moderator van het interne debat, als verbindingsofficier tussen de partijleden en het parlement; in het bijzonder op de eigen thema’s. Een sterkere rol voor de volksvertegenwoordiging kan bijdragen aan dat andersoortig politiek leiderschap: een meer vragend, een meer collectief en meer op inhoudelijke expertise gebaseerd leiderschap.

2. De partijvoorzitter als participatie- en ideeënregisseur
Ik ben een groot pleitbezorger van het model van de Nederlandse partijvoorzitter, een intern democratisch verkozen persoon die zich focust op de partijorganisatie, de rekrutering van politiek personeel en idealiter ook de ideeënontwikkeling op de lange termijn. Het zijn cruciale opdrachten, eigenlijk ook de redenen waarom we partijen publiek financieren. In België worden deze taken vaak verwaarloosd omdat ze moeilijk te verzoenen zijn met de externe opdracht als politiek leider die aan Belgische partijvoorzitters wordt toebedeeld. Tegelijk een scorende spits én een spelverdeler zijn: het is een moeilijke, zelfs onmogelijke combinatie. De ‘spelverdelende’ rol van de Nederlandse partijvoorzitter kan wellicht ook nog versterkt worden.

3. Lidmaatschap van en voor het politieke
k ben ook voorstander van het toelaten en zelfs promoten van het meervoudig en veelkleurig lidmaatschap. Vandaag is dat, in België althans, vaak verboden door partijen zelf. Met een meervoudig lidmaatschap kunnen mensen zich engageren voor bepaalde thema’s of ideeën, meer voor de publieke zaak (het politieke) in plaats van het partijbelang (de partijpolitiek). Wanneer mensen tegelijk lid kunnen zijn van meerdere partijen, vormt dit ook een tegenwicht van het concurrentiedenken dat nu te sterk aanwezig is tussen en binnen partijen.

4. Gebruik maken van loting
De introductie van de deliberatieve democratie in de schoot van partijen zou kunnen zorgen voor meer dialoog en participatie. Wanneer partijen vandaag intern beraadslagen, doen ze dat veelal via verkozen partijorganen of vertegenwoordigingen vanuit afdelingen of regio’s. Of op partijcongressen met moties, amendementen en geregisseerde pleidooien. Dat zijn systemen gericht op insiders met anciënniteit, de zogenaamde vergadertijgers. Participatieprocessen waarbij ook andere leden en/of niet-leden via loting worden betrokken zorgen voor meer inspiratie, meer ruimte voor projectmatig engagement en ook voor meer gelijkwaardigheid.

5. Elke partij een sterke denktank
De aparte, gegarandeerde financiering voor de wetenschappelijke instituten van Nederlandse partijen zou uitgebouwd moeten worden. In deze supersnelle tijden van hypercommunicatie is inhoudelijk werk kwetsbaar geworden. Alleen een ruimere financiering en een aparte plek voor ideeënontwikkeling kan dat kwetsbare beschermen en verankeren. Het aantrekkelijke aan de instituten is hun specifieke positie: een tussenpositie, pendelend tussen de ideeënwereld en de praktijkpolitiek. Juist uit die positie, uit die dialoog, kunnen nieuwe politieke standpunten ontstaan. Partijen zouden die financiering ook kunnen inzetten voor samenwerkingen met academici, kennisinstellingen en burgerinitiatieven. Het publiek geld voor partijen wordt zo een hefboomfonds voor meningsvorming en ideeënontwikkeling.

Optelsom van reclamebureaus
De jacht van politieke partijen op digitale duimpjes en hartjes is een heilloos pad – het maakt partijen niet relevanter, maar toont enkel hun afhankelijkheid, kwetsbaarheid en onzekerheid. Dat permanent campagne voeren is helemaal geen reden om partijen te financieren met publiek geld. Wat moeten partijen dan wel doen? Veel meer dan nu ontmoetingsplaatsen worden van eigenzinnige mensen en ideeën, goed en modern georganiseerde plekken voor nieuwgierigheid en openheid in plaats van het korte termijn succes na te jagen in de online echokamers van grote gelijk. Aangezien partijen zich organiseren rond een welbepaald inhoudelijk project, is het niet voldoende om de ikkigheid en de ‘verbubbeling’ een tegenwicht te bieden. Partijen kunnen veel meer betekenen voor de maatschappelijke dialoog dan nu het geval is. De interne organisatie van politieke partijen zou meer kansen moeten bieden om onze democratische spier te oefenen. Als partijen verder evolueren naar een optelsom van reclamebureaus voor snel gewin en echokamers voor gewoontedieren, zit onze democratie met een groot probleem. Partijen moeten daarom weer de ambitie hebben om mensen echt te boeien en te verbinden. Mensen die veel te zeggen hebben maar nu afzijdig blijven, geïnteresseerd te krijgen, dat was ook al de ambitie van Hans van Mierlo in de beginjaren van D66:

Als de verstarring de oorzaak is van zo veel politieke ellende, wie zijn dan verantwoordelijk? Dat zijn de politici en de actieve partijleden. Die stellen de programma’s op en smeren hun – isme […] Vernieuwing betekent het activeren van de krachten die nu afzijdig blijven, en die krachten zijn er.

Nieuwe krachten activeren en mobiliseren voor de politieke partijen, bij jongerenorganisaties, in raden, colleges en parlementen is ook de ambitie van bovenstaande ideeën. De politiek grondig vernieuwen lukt immers niet alleen met de mensen die er nu al zijn.


Kristof Calvo
Is kamerlid voor de Vlaamse groenen en voormalig fractievoorzitter. Momenteel is hij ook fellow bij het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks. Voor Rethinking Belgium schreef hij recent een discussienota over de toekomst van partijen en hun financiering met onder andere de vergelijking tussen België en Nederland.