Geen liberaal Europa zonder sociaal Europa

Steeds als crisis uitbreekt in Europa, gaat het publieke debat al snel over het bestaan en voortbestaan van de Europese Unie. Dat was zo bij de eurocrisis, de financiële en de economische crisis, de Europese vluchtelingencrisis, de Brexit en bij de uitbraak van COVID-19.

Door Afke Groen

Een Europese crisis vormt aanleiding om de noodzaak van een federaal Europa van de daken te roepen of juist om een terugkeer naar de natiestaat te verkondigen. Het is een opvallend fenomeen, want zelden lokt een nationale crisis dat debat uit. Niemand die zegt dat de stikstofcrisis het voortbestaan van het Nederlandse staatsbestel bedreigt. In de praktijk zijn crises momenten waarop niet het bestaan van de Europese Unie als politiek bestel maar haar functioneren verandert. De exit van Groot-Brittannië had geen volgende exits tot gevolg; wel moest onder meer de Nederlandse regering op zoek naar nieuwe bondgenoten bij Europese onderhandelingen. Meer recentelijk, toen mensen op de vlucht sloegen uit Oekraïne, heeft de Europese Unie laten zien dat zij in staat is tot ander opvangbeleid.

Europa als economisch project
In de oorspronkelijke, Griekse betekenis van het woord, is een crisis een kantelpunt. Als we vanuit dit perspectief naar de recente geschiedenis kijken, dan zien we dat vijftien jaar geleden zo’n kantelpunt plaatsvond. (1) Vanaf eind jaren tachtig won de overtuiging terrein dat een zo open en vrij mogelijke markt zou zorgen voor de meeste welvaart voor iedereen. ‘Project Europa’ (2) werd primair een streven naar de afwezigheid van interne Europese grenzen – en dan vooral van economische grenzen als handelsbarrières en grenzen voor burgers als consumenten en werknemers. In de aanloop naar de invoering van de euro verdwenen ook barrières voor het verkeer van geld en kapitaal. De val van de Muur in 1989 en van de Sovjet-Unie in 1991 waren een overwinning van de democratie én van de vrije markt. De meeste landen in Midden- en Oost-Europa implementeerden een ingrijpende agenda van deregulering, privatisering en open markten. Velen zagen de uitbreiding van de Europese Unie vooral als economisch project. Als verschillende banken eind jaren 2000 aan de rand van de afgrond komen te staan, wordt voor het eerst echt duidelijk wat de kwetsbaarheden zijn van een open, gedereguleerde en internationale markt. Om te voldoen aan de Europese begrotingsregels of harde voorwaarden op noodleningen, voeren overheden zulke grote bezuinigingen door dat de sociale gevolgen zich tot vandaag laten voelen. Het is niet verbazingwekkend dat vervolgens in verschillende landen Eurosceptische, populistische partijen verkiezingswinsten boeken.
Tegelijkertijd zijn sinds eind jaren 2000 de geopolitieke verhoudingen gekanteld. In 2008 neemt Rusland met geweld twee Georgische provincies in, in 2014 de Oekraïense Krim en op 24 februari 2022 valt Rusland grootschalig Oekraïne aan. Het idee dat economische belangen een garantie voor politieke vriendschap zouden bieden, blijkt ronduit naïef. Ook de veronderstelling dat economische integratie de democratie veilig kan stellen, blijkt vals. Vanaf 2010 begint Viktor Orbán aan de afbraak van Hongaarse democratie. Vanaf 2015 volgt de Poolse regering.

Een Europa dat beschermt
Het is tegen deze achtergrond dat een nieuwe overtuiging voor Europese integratie ontstaat: dat van een Europa dat beschermt. ‘Une Europe qui s’unit pour protéger’, ‘een Europa dat samenkomt om te beschermen’, in de woorden van de Franse president Emmanuel Macron uit 2017. Het Europees Herstelfonds uit de coronacrisis, de gezamenlijke gasvoorraden, de inkoop van munitie voor Oekraïne; het zijn voorbeelden van een Unie die verantwoordelijk is geworden voor een breder publiek belang. (3)
Hoe geven we die bescherming invulling? Bescherming voor wie, en waartegen? Van de Democraten vergt dat een politiek gericht niet zozeer op het bestaan van de Europese Unie, maar op haar functioneren als politiek bestel. Geen strijd vóór of tégen of Europa, maar een ideeënstrijd over de richting en inrichting van de Europese Unie. Europa als economisch project heeft niet voor iedereen gewerkt. Als een Europa dat beschermt dat wel wil doen, zou haar aandacht moeten liggen bij de bescherming van mensen. Bij mensen de op vlucht zijn, meer dan bij de versterking van grenzen. Bij de belangen van de jonge generatie waar het gaat om klimaat en digitalisering, meer dan bij de grote industrie en Big Tech. Bij de sociale bescherming van mensen naar wie de economische winst van de gemeenschappelijke markt niet automatisch is ‘door – gesijpeld’, meer dan bij hen die die maar al te goed weten op te strijken. Bij de democratische vrijheden van mensen, meer dan bij lidstaten die deze met voeten treden. Hoe we voor zulke Europese publieke goederen gaan betalen? Een Europese belasting op multinationals en een Europese belasting op de allerhoogste vermogens zouden eerste stappen zijn. Het ligt voor de hand om zulke belastingen Europees vorm te geven, niet alleen omdat kapitaal en hoofdkantoren eenvoudig verhuizen, maar ook omdat het rechtvaardig is om hen die het meest profiteren van de gemeenschappelijke markt daar een bijdrage aan te laten leveren. Dat verlegt bovendien de focus van solidariteit tussen lidstaten naar solidariteit tussen Europeanen.

1. Luister hierover naar Timothy Garton Ash in de podcast the Good Fight, met Yascha Mounk (22 april 2023)
2. Lees hierover Kiran Patel (2020) Project Europe: A History, Oxford University Press.
3. Lees over de pandemie Luuk van Middelaar (2021) Een Europees pandemonium: Kwetsbaarheid en politieke kracht, Historische Uitgeverij