Interview Marian Slob – ‘Geef elkaar de ruimte’

Denker des Vaderlands Marjan Slob mist de ruimte voor meerstemmigheid in het politieke debat. Net als veel anderen heeft Slob zich verweesd gevoeld in Rutte’s technocratische politiek. De realiteit moet het debat voeden, maar zonder waarden
kan je geen politiek bedrijven. ‘En óók onderbuikgevoelens doen ertoe.’

Door Sara Visser

‘Het is eigenlijk gewoon corvee op niveau’, stelt Marjan Slob nuchter over haar in april 2023 verworven eretitel ‘Denker des Vaderlands’. ‘Het is een prachtig podium, maar ik zie het ook echt als een soort maatschappelijke inzet. Als iets dat ik de filosofie misschien ook wel verschuldigd ben.’ Al twintig jaar werkt Slob als zelfstandig filosoof, spreker en essayist. Ze schreef onder andere het boek Hersenbeest: filosoferen over het brein en de menselijke geest (Uitgeverij Lemniscaat, 2016), dat in 2017 de Socratesbeker won. Recent verscheen van haar hand Door de bomen het huis: over houtbouw (Uitgeverij Pluim, 2022), een beschouwing over bouwen met bomen en de verschillende visies daarop. Dat ‘corvee’ van een publieksfilosoof, past Slob wel. ‘Het is belangrijk om filosofische vaardigheden toe te passen op maatschappelijke vraagstukken, anders blijft filosofie te veel losgezongen van dat wat voor meer mensen van belang is. De filosofie moet contact kunnen maken met de realiteit.’
 
Elke Denker des Vaderlands wordt geacht een motto te hebben. Een thema waar de Denker zich twee jaar lang mee bezig zal houden. Slob wist het binnen een dag: ‘Ruim denken’, moest het worden. ‘Wat ik daar precies mee bedoelde, wist ik niet. Daar ben ik eigenlijk nog steeds naar op zoek.’ Ze wordt wel eens gevraagd om een lezing te geven over ‘ruim denken’, vertelt Slob lachend. ‘Dan zeg ik altijd: dat kan ik niet. ‘Ruim denken’ is een denkveld, een venster. 
Niet toevallig ademt het huis van Marjan Slob ruimte. Buiten klinken de geluiden van de stad. Van verkeer, van spelende kinderen, van roezemoezende mensen die in het drukke centrum van Utrecht een plekje op een van de overvolle terrassen zoeken, om te genieten van het onverwachts zeer warme septemberweer. Maar in Slobs lichte, open woonkamer, die wordt gekarakteriseerd door de blootgelegde houten balken die het dak ondersteunen, is het aangenaam koel. Op de houten vloer liggen in een rij langs de bank stapels boeken. Het recent verschenen Apocalypsofie. Over recycling, groene groei en andere gevaarlijke fantasieën (Ten Have, 2023) van filosoof Lisa Doeland ligt bovenop een van de stapels. De klimaat- crisis, en de vraag hoe we ons moeten verhouden tot de rampspoed die ons te wachten staat, houdt Slob bezig: ‘Als je de extreme rampen ziet van deze zomer, en bedenkt: dit is nog maar het begin. Als je dat echt tot je door laat dringen. Dan krijg ik het heel benauwd. Soms denk ik,
de wereld is gewoon beter af zonder ons.’ Slob vergelijkt dit met het gevoel dat de dementors uit de Harry Potterboeken veroorzaken; de gruwelijke, duistere wezens die alle geluk uit hun omgeving en de mensen die in hun buurt komen wegzuigen. ‘Af en toe denk ik: we zijn omringd door dementors; waarom ziet de politiek dit niet? Ik zou zo graag de hulp van de politiek willen. Om mij het gevoel te geven: wij als mensheid, wij als land, spannen ons in, om een goed leven mogelijk te maken.’
 
Rutte heeft zijn definitieve vertrek uit het torentje aangekondigd, er komen verkiezingen aan; eindelijk ruimte voor nieuwe politiek? ‘Het laatste jaar van Rutte was gewoon totaal zielloos. Het heeft de hele politiek kwaad gedaan. Het element van strijd en van pure belangenbehartiging, zit altijd ook in politiek. Maar we hebben in feite via ons democratische stelsel een heel fatsoenlijke manier om dat rauwe conflict uit te vechten. Rutte en de VVD hebben het echter niet over waarden, maar over ‘goed regelen’. Zo’n technocratische aanpak is simpelweg niet genoeg. Niet alle belangen van burgers en diverse maatschappelijke groepen kunnen tegelijkertijd en evenredig worden behartigd. Er is niet genoeg ruimte voor. Fysiek. Het land wordt in feite alleen maar kleiner. Een deel van de landbouwgrond is niet meer bruikbaar, uitgeput. We zullen dijken moeten ophogen, waardoor feitelijk minder grond over blijft. De ruimte krimpt. En de druk neemt alleen maar toe. Dat leidt–, en gaat tot meer conflicten leiden.’
 
En die moeten geadresseerd worden. ‘Ja, en dat kan niet pijnloos. Er zullen mensen met op zichzelf reële, navoelbare waarden en belangen, aan het kortste eind gaan trekken. Dat valt niet weg te moffelen. Tegelijkertijd kan het ook niet zo zijn dat de groep met het meeste geld, of de meeste macht, of de grootste mond, dan maar zijn zin krijgt. Dat zou een schrikbeeld voor de democratie zijn. Dus de enige oplossing is dat over de pijnpunten wordt besloten op basis van een toekomstvisie waarin waarden een rol spelen.’
 
Is dat wat nieuwe politiek zou moeten betekenen? ‘Zeker. Het zou fijn zijn als politiek niet alleen maar de macht van het getal was, maar ook de macht van het goede verhaal. Goed, in de zin van ethisch goed. Een verhaal dat motiveert en inspireert. Dat duidelijk maakt waarom je bepaalde dingen zult moeten accepteren, ook al is het misschien niet leuk. Dat een soort blijmoedigheid geeft, omdat je weet waarvoor je het doet. Dat is mijn hoop. Ik heb me echt verweesd gevoeld in de politiek. Omdat het zo weinig gaat over de dingen waar ik me echt zorgen over maak. Over biodiversiteit, over de schoonheid van het landschap. De waarde van stilte, van rust, de waarde van geluk. Al die woorden, dat zijn voor mij ook politieke woorden. Ik snap wel dat het niet de enige politieke woorden zijn. Maar als die weggehoond worden, of als naïef terzijde worden geschoven, dan weet ik het ook niet meer.’
 
Veel mensen voelen zich misschien wel zo – verweesd in de politiek? ‘Dat denk ik wel. De politiek van Rutte – die man doet er niet eens zo veel toe, maar als symbool van die oude politiek –, ging gewoon nergens over. Het was alleen maar beheren, de boel op orde houden. Dat is ontzettend demotiverend. Want de politiek kan wel de boel op orde houden, maar misschien is het niet de goede ordening. Voor veel mensen was het misschien niet de ordening die past bij hún waarden. En dan gaan mensen uiteindelijk steeds harder schreeuwen. Dat laat zien dat het niet goed gaat in de politiek. Dat mensen onvoldoende gehoord worden. Dat geschreeuw is een vorm van geweld. Maar het is ook gewelddadig als sommige groepen stelselmatig niet gehoord worden door de zittende politiek. Zelfs al zijn het minderheden. Want daar is de democratie juist voor, daar moet respect voor zijn, ruimte voor worden gezocht. Vanuit het diep fatsoenlijke besef dat de minderheid gewoon gelijk zou kunnen hebben. In die zin ben ik echt een Rortyaan – een volger van Richard Rorty. Hij zegt: ook al ben je hartstochtelijk voorstander van bepaalde waarden, van bepaalde politiek, je moet er rekening mee houden dat je het mis kan hebben. Dat jou dingen ontgaan. Zonder die houding, ben je eigenlijk geen democraat.’
 
Kwamen de boerendemonstraties voort uit die lege manier van politiek bedrijven – voelden boeren zich te weinig gehoord? ‘Ja, dat de politiek het gewoon gaat hebben over iets banaals als stikstofrekeningen…ik kan het woord stikstof niet meer horen. Het gáát niet over stikstof, het gaat over een vitale, leefbare omgeving. Ook voor de boeren. En natuurlijk moet je er op een gegeven moment beleid aan koppelen. Maar het begint met een gesprek over leefbaarheid voor ons allemaal. Hoe zie jij een goed leven voor je? Wat is daarbij voor jou belangrijk? Nu werd er gewoon
een technocratische bak data over mensen uitgestort. Dat heeft een tegenreactie opgeleverd waar ik vrij weinig sympathie voor heb, maar ik denk wel dat de overheid een hand in eigen boezem had moeten steken. Dat hebben ze trouwens uiteindelijk ook wel gedaan. Als er een eerlijk en goed gesprek is gevoerd, en mensen écht het gevoel krijgen dat hun waarden op z’n minst erkend zijn als belangrijk, dan kunnen mensen ook best accepteren dat hun waarden niet de agenda bepalen. Als je maar gewaardeerd wordt, serieus genomen in jouw waarden.’
 
‘Onderbuikgevoelens zijn ook gevoelens’, zei Caroline van der Plas (BBB) in de HJ Schoo-lezing (2023), waarin ze een pleidooi hield tegen polarisatie. Eens? ‘Ik vind Caroline van der Plas een heel interessante vrouw. Ik zal nooit vergeten dat ze gefinancierd wordt door het agro-industriële complex, en veel weet van PR en spinnen – in die zin vertrouw ik haar ook niet helemaal. Maar, het is heel belangrijk dat er een soort populist is opgekomen waarmee te praten valt, waarin veel mensen zich herkennen. Dat kan ik wel honderd keer niet leuk vinden, met mijn graad in de filosofie, maar het is een feit. En ze heeft gelijk dat onderbuikgevoelens ertoe doen. Alleen, het moet niet bij onderbuikgevoelens blijven. Dus onderzoek ze, probeer er woorden aan te geven, die contact leggen met anderen. Als we allemaal alleen vanuit onze onderbuikgevoelens gaan reageren, dan is een gesprek niet mogelijk. Maar zonder onderbuikgevoelens, is het bloedeloos.’
 
Gaat een partij als D66 te makkelijk aan dat soort gevoelens voorbij? ‘Het is natuurlijk wel de partij van keurige mensen, die misschien te redelijk zijn. Ik ben helemaal niet tegen redelijkheid. Maar het is misschien ook een partij van mensen die redelijkheid met keurigheid verwarren.’
 
Hoe bedoel je? ‘Kijk, een fundamentele zwakte van ons politieke sys- teem is dat het mensen die goed kunnen praten bevoordeelt. Dat geeft een scheefheid die nooit helemaal te rechtvaardigen is als je echt een de- mocraat in hart en nieren bent, en vindt dat ieder persoon even krachtig zou moeten kunnen meedoen volgens wat voor hem of haar belangrijk is. Ik ben daar zelf door verscheurd, want taal is mijn corebusiness, waar ik ontzettend van hou. Maar als je te klakkeloos aanneemt dat goed articuleren, goed argumenteren, dé manier van doen in een gemeenschap, dan bevoordeel je een groep mensen die daar goed in is.’
 
Maar hoe anders – politiek is toch praten, is toch taal? ‘Daar puzzel ik echt op. Deels zullen ook populisten, en dus de mensen met hun onderbuikgevoelens, daar beter over moeten leren praten. Maar ik denk ook dat het aan mij is – dat zie ik echt als een soort missie als Denker des Vaderlands – en aan de goed opgeleide, pratende elite, om mensen niet te overdonderen met je woorden. Je moet jezelf in dienst stellen, vanuit de vraag: wat probeert de ander hier nou eigenlijk te zeggen? Dat is een belangrijke ethische vraag voor mensen in een geprivilegieerde positie.’
 
Dus het gaat uiteindelijk om een bepaalde houding, een bepaalde toon. Dit kan ook worden ingezet als verwijt in debatten: ‘u polariseert’. Schuilt daar niet een gevaar in? Leidt de aandacht voor de toon niet af van de inhoud? ‘Ja. Ik vind echt dat we het moeten hebben over de toon van het debat. Maar daar kan het niet bij blijven. We moeten ook op de een of andere manier de realiteit durven toelaten. Ook al is die soms moeilijk te verdragen. Hoe hard de realiteit ook is, die moet wel het debat voeden. Als mensen niet de realiteit willen zien, wordt het moeilijk. Ik wil best geduld hebben met een schil van gekwetstheid, gekrenktheid, niet gezien-zijn, en door luisteren de ruimte bieden om die af te kunnen schudden. Dus laten we ons indenken, als goed opgeleide stedelingen, hoe het bijvoorbeeld is voor boeren die te horen krijgen dat hun bedrijf moet worden opgeheven. Heel serieus indenken. Maar wel vanuit de inzet dat we uiteindelijk allemaal de realiteit onder ogen moeten zien. Als mensen daarvan blijven wegkijken, wordt het gevaarlijk. We zullen iets moeten doen, bijvoorbeeld aan het klimaat, anders staat het land onder. Ik bedoel, strakjes overstromen we echt. Als mensen dat miskennen, dan houdt het gesprek op. Maar ik ben idealistisch genoeg om te denken dit echt een kleine minderheid is – en die groep kunnen we dragen met z’n allen.’