Waarom Europa
haar militaire
project moet
heroverwegen

Door Marijn Hoijtink & Hanna Muehlenhoff

In de zomer van 2016 presenteerde toenmalig Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, Federica Mogherini, de zogeheten Integrale Strategie voor het Buitenlands- en Veiligheids- beleid van de Europese Unie (EU). Het leidende strategisch principe daarin was het idee van Europese ‘veerkracht’ (resilience). Omschreven als het vermogen van staten om crisissen te kunnen ‘doorstaan’ en daarvan te kunnen ‘herstellen’, bleek het principe van veerkracht vaag genoeg om een brug te kunnen slaan tussen het dominante beeld van Europa als ‘civiele’ macht en haar hernieuwde militaire ambities.
Toch heeft het idee van Europese veerkracht sindsdien vooral een militaire betekenis gekregen. De EU is volop gaan experimenteren met initiatieven om Europese samenwerking op het gebied van defensie te versterken.

Eén daarvan is het Europees Defensie Fonds. Daarmee investeert de Europese Commissie tot 2027 bijna acht miljard euro in de Europese defensie-industrie en defensie-gerelateerd onderzoek. Een ander initiatief is de zogeheten Europese Vredesfaciliteit. Dit is een fonds dat de EU voor het eerst de mogelijkheid biedt om derde landen te bewapenen. Sinds de Russische militaire invasie in Oekraïne heeft de EU in totaal al twee miljard euro vrijgemaakt om wapens te kunnen leveren aan de Oekraïense strijdkrachten. In maart 2022 gaven de Europese ministers van Veiligheid en Defensie daarnaast hun goedkeuring aan een nieuwe gezamenlijke veiligheidsstrategie, het zogeheten Strategische Kompas. Daarmee wil de EU onder andere een interventiemacht van 5000 manschappen snel kunnen inzetten bij toekomstige crisissen.

Deze ontwikkelingen wijzen op een duidelijk momentum voor Europa als militair project. De oorlog in Oekraïne heeft dat proces verder versneld en legitimiteit gegeven. Tot een gezamenlijk Europees leger of Europese ‘strategische autonomie’ – dat wil zeggen, minder afhankelijk van de NAVO – waartoe de Franse president Macron meermaals heeft opgeroepen, zal dit op korte termijn niet leiden. Maar het lijkt inmiddels in alle Europese hoofdsteden aanvaard dat verdere militaire investeringen op Europees niveau onvermijdelijk zijn.

Dat maakt het juist nu van belang om de militarisering van het Europese buitenlands- en veiligheidsbeleid kritisch te analyseren en te bevragen. Over het Europees Defensie Fonds weten we bijvoorbeeld dat de lobby van de Europese wapenindustrie en de grote Europese defensiebedrijven het beleid in grote mate beïnvloedt. Onder invloed van die lobby deed het Europees Parlement eerder al afstand van haar recht om controle uit te oefenen op de geldstromen. In het geval van de Vredesfaciliteit staat het Europees Parlement helemaal buitenspel, omdat het fonds losstaat van de begroting van de EU. De Europese Raad heeft weliswaar een mechanisme opgezet om de wapenleveringen aan derde landen te kunnen monitoren, maar het is tot op heden niet duidelijk hoe dat mensenrechtenschendingen helpt te voorkomen. Sterker nog, maatschappelijke organisaties wijzen erop dat steun uit de Vredesfaciliteit conflict en mensenrechtenschendingen juist dreigt aan te wakkeren. De huidige situatie in Mali onderschrijft dit gevaar. Daar zijn Malinese troepen die eerder werden getraind in het kader van een militaire trainingsmissie van de EU nu betrokken bij geweld tegen burgers.

Naast het gebrek aan democratische controle en transparantie roept het Europese project van militaire veerkracht ook een
fundamentelere vraag op: in hoeverre maken de militaire ambities van de EU Europa daadwerkelijk veiliger? In eerder onderzoek beargumenteerden wij dat de steeds verdergaande militarisering van het Europese buitenlands- en veiligheids- beleid onveiligheid juist vergroot, zowel binnen als buiten Europa. Dat is met name het geval voor vrouwen en andere gemarginaliseerde groepen. Aan de grenzen van de Europese Unie worden migranten en vluchtelingen tegengehouden met militaire middelen, zoals in het kader van de voormalige operatie European Union Naval Force Mediterranean (EUNAVFOR MED). Geld bestemd voor ontwikkelingshulp en conflictpreventie wordt gebruikt voor militaire steun en wapenleveranties, zoals bij de Vredesfaciliteit.

In de context van de Russische militaire agressie in Oekraïne zou de EU voor de langere termijn moeten inzetten op wereldwijde ont wapening, conflictpreventie en diplomatieke betrekkingen, naast de militaire hulp aan de Oekraïense strijdkrachten. Als onderdeel van die inspanningen moet de EU het agressieve en masculiene oorlogsdiscours dat Rusland dicteert, bestrijden. Én de EU moet een alternatief bieden. Dat alternatief ligt in een meer ‘mensgerichte’ (human-centered) aanpak van veiligheid, waarbij de EU ook kritisch kijkt naar haar eigen rol in het creëren van onveiligheid, zoals aan haar buitengrenzen, als onderdeel van haar klimaatpolitiek en in haar samenwerking met derde landen. Voor een echt veerkrachtig Europa dat recht doet aan haar civiele identiteit is een heroverweging van de nieuwe militaire focus nodig, en een langetermijnvisie die investeert in mensgerichte veiligheid en het voorkomen van structureel geweld.