Worden zoals wij

We leven in een geïndividualiseerde samenleving. Of althans, dat denken we. Door onszelf als geïndividualiseerd te beschouwen en etnische minderheden in Nederland als (nog) niet, creëren we onwillekeurig een ongeïndividualiseerde minderheid. En daarmee vervallen we zelf in groepsdenken. Door Bram Mellink Op vrijdag 21 maart, twee dagen na gemeenteraadsverkiezingen, deed cabaretier Pieter Derks een voorspelling. In De Wereld Draait Door vertelde hij dat Geert Wilders zijn hand definitief had overspeeld, en dat het na het ‘minder Marokkanen’ afgelopen zou zijn met de PVV. Vanaf nu werd het met de PVV alleen nog maar ‘minder, minder, minder’. In het weekend dat volgde, leek Derks eventjes gelijk te krijgen: de PVV zakte in de peilingen, de politieke verontwaardiging steeg tot een hoogtepunt en vele PVV’ers traden uit. Maar Wilders en de PVV lijken ondertussen als vanouds terug op het politieke toneel. Waarom valt Wilders zo moeilijk te bestrijden? Is het dat Wilders het zo goed doet, zoals ‘rechts’ beweert, omdat hij als enige de ‘echte problemen’ durft te benoemen? Of is Wilders’ succes vooral aan zijn slimme politieke strategie te wijten, zoals ‘links’ gelooft? In dit artikel verklaar ik het succes van Wilders vanuit een andere invalshoek. Naar mijn idee is zijn politiek niet zozeer invloedrijk vanwege een briljante strategie, maar vanwege een ideologisch fundament dat in Nederland bijna onomstreden is geraakt: het idee dat allochtonen minder geïndividualiseerd en dus minder vrij en zelfstandig zijn, dan ‘wij’ Nederlanders. Daarmee vervallen we als zelfbenoemde individualisten in het soort groepsdenken dat Wilders in de kaart speelt. De uitvinding van het individu Kort na de gemeenteraadsverkiezingen schreef journalist Chris Rutenfrans in de Volkskrant (22 maart 2014) een kort artikel over ‘de uitvinding van het individu’. Dit naar aanleiding van een recent boek van de hand van filosoof Larry Siedentop. Rutenfrans legt uit dat ‘individualistisch denken’ een westerse uitvinding is, afkomstig uit het vroege christendom. Dit cultureel erfgoed moeten we koesteren, meent hij. En Wilders’ groepsdenken (‘de Nederlandse stam tegenover de Marokkaanse stam’) past hier niet bij. Tegelijkertijd was het volgens Rutenfrans duidelijk dat “immigranten [die] zijn gekomen uit tribale samenlevingen (...), begrijpelijk, moeite hebben zich aan te passen aan onze geïndividualiseerde samenleving.” En omdat het proces van individualisering ons eeuwen heeft gekost, mogen we niet verwachten dat nieuwkomers de achterstand in individualisering in twee, drie generaties in zullen halen. Het betoog van Rutenfrans laat in een notendop zien waar het debat over de multiculturele samenleving in Nederland om draait: de tegenstelling tussen geïndividualiseerde Nederlanders en niet-geïndividualiseerde migranten. Over de wijze waarop we met die tegenstelling moeten omgaan, verschillen de meningen. In linkse kringen wordt veelal gezegd dat de zaken niet onnodig op de spits moeten worden gedreven. Emancipatie en integratie vergen nu eenmaal tijd. Ter rechterzijde, vooral binnen VVD en PVV, heeft men meestal minder geduld en wordt erop gehamerd dat nieuwkomers van meet af aan de Nederlandse waarden moeten omarmen. Maar ondanks dit meningsverschil delen beide partijen één veronderstelling die hardnekkig in het Nederlandse denken over culturele minderheden zit ingebakken: nieuwkomers zijn minder geïndividualiseerd dan wij. Individualisering als mythe Of dit onderscheid klopt, valt echter te bezien. De socioloog Zygmunt Bauman heeft eens opgemerkt dat de scheidslijn tussen geïndividualiseerden en niet-geïndividualiseerden lastig is te ontwaren, omdat dit veronderstelt dat een individu los van de samenleving kan bestaan. Dat is echter een denkfout, aldus Bauman, omdat wij als individuen opgroeien in een samenleving die lang voor onze geboorte bestaat, en lang na onze dood blijft voortbestaan. Een individu komt dus niet met een samenleving in aanraking, maar maakt daar van wieg tot graf deel vanuit (Bauman 2001: p. 2). Een ‘geïndividualiseerde’ Nederlander is dus net zozeer ingebed in een samenleving als een niet-geïndividualiseerde Nederlander. Dagelijkse voorbeelden ondersteunen Baumans betoog: de grenzen die we trekken tussen individu en groep, tussen ‘vrije keus’ en groepsdwang, zijn poreus en niet zelden arbitrair. Als je ’s ochtends een spijkerbroek aantrekt, zullen weinig mensen betwisten dat je zelf tot die keuze bent gekomen. Tegelijkertijd doen we het allemaal. De hoofddoek wordt echter veelal in verband gebracht met dwingend groepsgedrag, terwijl die veel minder voorkomt in het Nederlandse straatbeeld en dus ook gemakkelijk als eigenzinnig gezien zou kunnen worden. Ga je naar het vrijdagmiddaggebed in de moskee? Dan voeg je je naar een groepscultuur. Blijf je thuis, zoals de overgrote meerderheid van Nederland, dan geld je als zelfstandig individu. Het idee dat we allemaal steeds zelfstandiger worden, als gevolg van ‘de individualisering’, is een mythe, zo stelden sociologen als Jan Willem Duyvendak en Menno Hurenkamp al eens (Duyvendak en Hurenkamp 2004). De cruciale vraag is echter wat die mythe met ons doet. Wat zijn de gevolgen van ons geloof in het vrije, zelfstandige individu, en welke invloed heeft zij op onze benadering van migranten? Naar mijn idee heeft ons geloof in de Nederlandse geïndividualiseerde samenleving een merkwaardig neveneffect: hoewel het individualistisch denken lang ten dienste stond van zelfontplooiing, seksuele bevrijding en secularisatie, leidt het tegenwoordig vooral tot politieke uniformiteit. De geïndividualiseerde Nederlander accepteert niet langer dat anderen zich niet voegen naar dit ideaalbeeld. De samenleving die aan ieder individu ‘worden wie je bent’ beloofde, heeft tegenwoordig een sterke neiging om haar individualiseringswaarden op te dringen, om van andersdenkenden te verlangen dat ze worden zoals wij (zie Mellink 2014). Deze neiging is bijvoorbeeld zichtbaar in de omgang met orthodoxe christenen, die vrouwen in hun partij moeten toelaten en homovoorlichting op school moeten slikken. Ze blijkt uit het Nederlandse emancipatiebeleid, waarin van overheidswege via een ‘emancipatiemonitor’ wordt bijgehouden hoe het met de emancipatie van minderheden staat. Maar ze blijkt bovenal uit de wijze waarop we met migranten omgaan, door hen via inburgeringscursussen en naturalisatieceremonies tot vrij en zelfstandig individu op te voeden (vlg. Verkaaik 2009). Daarom moeten nieuwkomers, bij het verkrijgen van hun paspoort, verplicht de verklaring van verbondenheid afleggen, waarin ze beloven de rechten en vrijheden van Nederland te respecteren. Daarom ligt in inburgeringscursussen de nadruk niet op sociaal-economische zelfredzaamheid, maar op de omarming van Nederlandse waarden. Het sentiment dat hier achter schuilgaat wordt door links en rechts gedeeld, en is pregnant verwoord door Pim Fortuyn. In 2002 verklaarde hij, in het beruchte interview in de Volkskrant (9 februari 2002) waarin hij de islam achterlijk noemde: “Ik heb geen zin de emancipatie van vrouwen en homoseksuelen nog eens over te doen.” De betekenis van deze uitspraak is tweeledig: enerzijds wekt zij de indruk dat Nederland als land van geëmancipeerde individuen ‘af’ is, dat Nederlanders de emancipatie van bijvoorbeeld vrouwen en homo’s ten volle hebben omarmd. Anderzijds betoogde Fortuyn dat deze culturele verworvenheid op de tocht staat, en ons door nieuwkomers wordt afgepakt. De niet-geïndividualiseerde Nederlander wordt zo niet neergezet als iemand met andere culturele waarden, maar als iemand die een stap terug wil doen in de tijd. Strijdbare democratie Het is de vraag of een democratie baat heeft bij deze scheidslijn tussen geïndividualiseerden en niet-geïndividualiseerden. Onder de banier van ‘individuele vrijheid’ zijn we hard bezig om hordes burgers zonder deugdelijke argumentatie als niet-geïndividualiseerden weg te zetten. Dit vernauwt het democratisch debat: we verwachten van nieuwkomers dat ze door integratie ‘onze waarden’ omarmen, we schrijven christenen via de wet voor dat ze vrouwen moeten toelaten tot de kieslijst en homo’s moeten toelaten op school, en als iemand uitspraken doet die ons niet zinnen (van ‘minder Marokkanen’ tot ‘etnisch monopolie’), stappen we naar de rechter. Dat duidt niet op een weerbare democratische debatcultuur, maar riekt naar de opbouw van een nieuw soort politieke correctheid. Zo leidt het beroep op individuele vrijheid er vooral toe dat we allemaal hetzelfde moeten vinden – zonder daarbij overigens echt in de spiegel te willen kijken. Een beroep op individuele vrijheid tegenover Wilders, die mensen ‘als groep’ zou wegzetten, helpt ons daarom niet veel verder. Want juist in het idee van het vrije individu zit het groepsgedrag van autochtone Nederlanders besloten. Autochtone Nederlanders zullen moeten accepteren dat zij, net als nieuwkomers, een groep vormen. Op basis van deze gelijkwaardigheid, een democratische strijd van groepen tegen groepen, kunnen we vervolgens opnieuw het debat over minderheden aangaan. Misschien moeten we daarbij zelfs wel erkennen dat een gezonde democratie bij groepsvorming is gebaat. Groepsvorming geeft individuen namelijk de ruimte om zich met andere individuen te verenigen, en als groep een vuist te maken in het publieke debat. Al kan dit leiden tot forse spanningen, als medicijn tegen zelfgenoegzaamheid en tot behoud van een breed democratisch debat is groepsstrijd onontbeerlijk. Groepsdenken brengt opponenten van Wilders daarom verder dan ongefundeerde individualiseringsdrang.   Bram Mellink is historicus en auteur van Worden zoals wij. Onderwijs en de opkomst van de geïndividualiseerde samenleving sinds 1945 (Wereldbibliotheek; Amsterdam 2014). Dit artikel verscheen in Idee nr. 3 2014: Meerderheid, minderheid...   Literatuur Bauman, Z. (2001). The Individualized Society. Oxford: Oxford University Press. Duyvendak , J.W. en M. Hurenkamp (2004). ‘Inleiding: lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid’ p. 9-17 in: idem (red.), Kiezen voor de kudde. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid. Amsterdam: Gennip B.V. Mellink, B. (2014). Worden zoals wij. Onderwijs en de opkomst van de geïndividualiseerde samenleving sinds 1945. Amsterdam: Uitgeverij Wereldbibliotheek. Verkaaik, O. (2009). Ritueel burgerschap. Een essay over nationalisme en secularisme in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press.