Voortrekkers en baanbrekers

Lees hier het pdf van dit artikel.  Discussies over ‘dè Nederlandse identiteit’ worden veelal weggezet als speeltjes van conservatieve krachten. Vanuit een kosmopolitische houding kan er echter wel degelijk ook een nuttige bijdrage aan dat debat worden geleverd, meent Boris van der Ham. Door Boris van der Ham De Nederlandse identiteit (in 20 seconden) Het was juli 1992. Ik was 18 jaar en toerde met een interrail-ticket door Europa. Met dit ticket kon ik voor één prijs een maand lang met de trein door alle landen van Europa reizen. Na Kopenhagen, Berlijn en Praag nam ik de nachttrein naar Italië. Venetië. Aangekomen, trok ik ’s ochtends vroeg te midden van een karavaan van andere rugzaktoeristen naar de Jeugdherberg nabij het San Marcoplein. Nog voor ik mijn rugzak had uitgepakt was ik in gesprek met Franse, Australische, Amerikaanse en Japanse leeftijdsgenoten. We vertelden in geuren en kleuren over de landen en steden die we hadden bezocht. We probeerden elkaar te overtroeven met onze ervaringen. You really have to go to Istanbul, that’s neat!, zei een Canadese jongen. Meer competitie was er over de landen waar we zelf vandaan kwamen. Wie kan het meest opwindende verhaal vertellen over zijn land? What’s up in your country? was de vraag, waarna er ongeveer 20 seconden de tijd was om de zaalgenoten te imponeren voordat de aandacht weer naar een ander verschoof. Ook aan mij werd de vraag gesteld. What’s up in Holland? Dat was niet makkelijk. Het lukte me wel om de excentrieke kenmerken van Nederland op te lepelen, zoals ons nuchtere drugsbeleid, de machtige sociale zekerheid en de grote seksuele vrijheid. Maar was dat de kern van Nederland? Ik had er eigenlijk nooit over nagedacht. Ik stamelde dat we a flat country zijn, waar much is possible. Er moet toch wel meer te vertellen zijn in 20 seconden? Wat is de Nederlandse identiteit? Veel Nederlanders lijken vaak het buitenland nodig te hebben om daarop een antwoord te krijgen. Als er een ramp gebeurt in Nederland wordt massaal de Amerikaanse tv-zender cnn opgezet en gekeken of we dáár het nieuws hebben gehaald. Soms lijkt iets pas echt belangrijk als het door een nieuwslezer uit het buitenland wordt uitgesproken. Nederlandse kranten plaatsen buitenlandse berichtgeving over Nederland op een prominente plek, soms wel een halve pagina vol. De meest gezaghebbende boeken over Nederland zijn meestal van Engelse, Duitse of Amerikaanse afkomst. Ook de meest vleiende woorden over Nederland worden vooral in het buitenland gesproken. De Economist prees Nederland op 2 mei 2002 de hemel in. Onder de titel Going Dutch werd Nederland bewonderd om het economische succes van het ‘poldermodel’ en onze vrijheden. Het blad riep Nederland op daar eens wat trotser op te zijn: It is time they cast aside this lack of confidence. They have much still to teach – if only the world will learn. In die dagen waren Nederlanders trots op Nederland, omdat anderen het ons souffleerden. Na twee politieke moorden, op 6 mei 2002 op Pim Fortuyn en op 2 november 2004 op Theo van Gogh, waaide die wind snel anders. Zo stond er in de The New York Times: Something sad and terrible is happening to the Netherlands, long one of Europe’s most tolerant, decent and multicultural societies. ‘Going Dutch’ is nu een sinister vooruitzicht, schreef een Britse journaliste in het Britse dagblad The Times. Sommige buitenlandse commentatoren spraken met leedvermaak over de Nederlandse crisis en zagen hierin hun standpunt bevestigd dat een land ‘zonder principes’, waar alles maar ‘moet kunnen’, gedoemd is tot de ondergang. Nederlandse opiniemakers aapten dit vervolgens weer snel na. Tegelijk ontvlamden discussies over de integratie van buitenlanders, de gezondheidszorg, de kloof tussen burger en politiek, het onderwijs, de vrijheid van meningsuiting, de oorlog in Irak, de Islam, de economie – over wat niet! Om dit onbehagen te kanaliseren werden er ronkende plannen gepresenteerd, tègen onveiligheid, vóór de integratie, tègen bureaucratie, vóór democratische vernieuwing en tègen de verloedering van Normen en Waarden. Tegelijk werd de ‘Nederlandse identiteit’ onderwerp van debat. De jaarlijkse Boekenweek van 2005, die als thema ‘Vaderlandse Geschiedenis’ had, werd de meest succesvolle uit zijn bestaan. Ik merk dat er onder sociaal-liberalen, ook buiten d66, een soort huiver is om aan dit debat mee te doen. Discussies over ‘De Nederlandse Identiteit’ worden veelal weggezet als speeltjes van conservatieve krachten. Meedoen aan dit debat zou contrair zijn aan de kosmopolitische houding die sociaal-liberalen willen innemen. Ik ben geneigd daar iets anders over te denken. Sterker nog: ik vind dat juist vanuit een kosmopolitische houding er weldegelijk een nuttige bijdrage aan dat debat kan worden gegeven. Dat zijn we zelfs aan onze stand verplicht. Kunnen we een positieve lading en wending geven aan dit nationale identiteitsdebat?  

‘Het zijn mensen, waard de aarde te betreden; ieder van hen is een koning in het klein […] Men kan hen onder druk zetten, onderdrukken kan men ze niet!’

  Als ik zelf denk aan de Nederlandse identiteit, dan grijp ook ik terug op wat buitenlanders over ons hebben beweerd. Zo vind ik de omschrijving van de Franse filosoof Voltaire mooi. Toen hij aan het eind van de 18de eeuw Nederland bezocht omschreef hij Nederland – en met name Amsterdam – als het een ‘pakhuis van de wereld’. Door de open economie, de havens, de handel en de open geest kwamen vele culturen, mensen en goederen samen en dat had in zijn ogen een paradijselijke aantrekkingskracht. Een mooi beeld. Nog fraaier zijn de omschrijvingen opgetekend door de grote Duitse schrijvers Goethe en Schiller. Vooral aan het eind van de 18de eeuw waren Duitse schrijvers opmerkelijk enthousiast over de Nederlandse vrijheidsstrijd en onafhankelijke geest. Zij zagen de strijd, gevoerd in de 16de eeuw tegen de tirannieke Spaanse koning Filips ii, als een principiële strijd voor vrijheid. Zo schreef Goethe het toneelstuk ‘Egmond’ waarin hij die vrijheidsstrijd schetste. Egmond – een strijdmakker van Willem van Oranje – zegt daarin over Nederlanders: ‘Het zijn mensen, waard de aarde te betreden; ieder van hen is een koning in het klein […] Men kan hen onder druk zetten, onderdrukken kan men ze niet!’. Ook Goethes tijden landgenoot Friedrich Schiller hemelde de Nederlandse vrijheidsstrijd tegen Koning Filips ii op. In het toneelstuk ‘Don Carlos’ roept een medestander van de Nederlanders uit: ‘Geef ons terug wat u van ons nam en word de koning van miljoenen koningen. Geef ons vrijheid van denken!’ In beide citaten wordt de vergelijking met ‘koningen’ getrokken. De Nederlandse samenleving werd immers niet meer geregeerd door één autoritaire koning die mensen voorschreef hoe ze moesten denken en leven, maar mensen regeerden min of meer zichzelf. In een individuele samenleving is er niet één koning, maar zijn er miljoenen. Dat beeld, van een eigenzinnige gemeenschap van individuen, vind ik ook voor het 21ste eeuwse Nederland van toepassing. Maar hoe zouden we dat nu kort kunnen samenvatten? Wat ‘pitchen’ we voortaan in de jeugdherbergen van de wereld? Is er een mooie tekst, liefst ook uitgesproken door een Nederlander, die dit alles deugdelijk samenvat? Ik zou dan kiezen voor een tekst van Koningin Wilhemina. Op 27 juni 1945 hield zij haar eerste radiotoespraak op radio Oranje, weer terug op Nederlandse bodem. Ze deed een oproep aan het bevrijde Nederland.  

‘Wij willen ons ertoe zetten onszelf op te bouwen en onze kinderen, elk naar eigen overtuiging, opdat wij als volk de moeilijkheden, die wij op onze weg zullen ondervinden, te boven kunnen komen. Immers, wij willen trachten voortrekkers en baanbrekers te zijn voor de nieuwe tijd, die voor ons ligt’.

  Ik vind dit een prachtige tekst, die – wat mij betreft – zo de preambule van onze grondwet zou kunnen vormen. Het draagt de diversiteit van Nederlanders in zich, maar ook de gemeenschappelijke ambitie om voorop te willen lopen, de wereld in te trekken en niet angstig te zijn voor toekomst. Nederland was altijd op z’n best als het lef toonde. In de 16de eeuw werd hier een nieuwe standaard gezet toen het vocht tegen tirannie en godsdienstvrijheid eiste. Ook toen wisten we niet waar we zouden uitkomen. We waren de eersten die in 1602 een multinational opzette, de Verenigde Oost-Indische Compagnie, die werelddelen ontdekte. Ook daar was de uitkomst niet zeker. Ondernemers als Anton Philips staken hier hun nek uit. Nederland was de uitwijkplek voor vrijdenker Locke, Descartes, Bayle en vele anderen. Nederlandse schilders, zoals Vermeer, Rembrandt, Van Gogh en Mondriaan veroverden de wereld door met hun gave af te wijken van de norm. Onze ethische wetgeving was baanbrekend, en vond in eerste instantie vooral verzet in andere landen. Voortrekkers en baanbrekers zijn; het is een optimistische definitie van de Nederlandse identiteit, met een uitnodigend doel. En ik heb het getimed: het is te zeggen in 20 seconden.   Boris van der Ham is Tweede Kamerlid voor D66.

Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.

-- Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2010: Nieuwe verbindingen en is te vinden bij de onderwerpen nationalisme en cultuur.