Voor of tegen Europa?
Lees hier het pdf van dit artikel.
Meerderheid en minderheid in de publieke opinie over de EU
Zijn we in Nederland nu voor of tegen Europa? D66-leider Pechtold claimde een overwinning voor het pro-Europese kamp. PVV-leider Wilders meende juist dat het anti-EU sentiment had gewonnen. Wie heeft er gelijk? Volgens SCP-onderzoeker Paul Dekker is het niet zo eenvoudig vast te stellen wat ‘de meerderheid’ in Nederland vindt van de Europese Unie.
Door Paul Dekker
‘Nederland heeft op een overweldigende manier vóór Europa gekozen’, zo stelde D66-leider Pechtold naar aanleiding van de exitpolls bij de Europese verkiezingen op 22 mei. Ook bij een ruime interpretatie van wat stemmen vóór Europa zijn (37% opkomst maal 63% voor CDA, D66, GL, PvdA, PvdD en VVD), komt men nog niet aan een kwart van de kiesgerechtigden. Wat er ook overweldigend mag zijn geweest bij de verkiezingen, het was zeker niet de openbaring van een pro-Europese meerderheid. Maar wat vinden we wel van Europa?
Opinieonderzoeken buitelen over elkaar heen met onvergelijkbare en soms tegenstrijdige resultaten over wat de meerderheid vindt van de EU. Volgens cynici zeggen deze resultaten niets. Door het voorleggen van simpele stellingen worden er vanuit vage gevoelens harde opiniecijfers gecreëerd, waarvan weldenkende politici dan ook nog last hebben. Daar zit wel een kern van waarheid in, maar vergelijking van onderzoeken op verschillende tijdstippen en in landen met dezelfde vragen levert wel inzicht op. En dat verschillende vragen verschillende resultaten opleveren is geen gebrek van het onderzoek, maar iets wat veel kan zeggen over meningsvorming in het echte leven.
Een goede zaak
‘Het Nederlands lidmaatschap van de Europese Unie is een goede zaak.’ Volgens de meest recente peiling van april 2014, het Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het SCP, is 24% het met die stelling oneens, 40% eens en 36% houdt zich op de vlakte of zegt het niet te weten. Kortom, er is minderheid voor het EU-lidmaatschap en er is een minderheid tegen het EU-lidmaatschap; er is een meerderheid niet voor en er is een meerderheid niet tegen; maar er zijn wel meer mensen voor dan tegen. Het is dus niet zo simpel te zeggen of de meerderheid en minderheid pro of contra lidmaatschap is en dat is niet voor het eerst. Figuur 1 toont de ontwikkeling van de opvattingen sinds begin 2008, dus van ver voor de eurocrisis. In enkele kwartalen komt de steun voor de stelling boven de 50%. Gezien de onzekerheidsmarges van onderzoek met steekproeven echter te weinig om stellig te zijn over de meerderheid van de bevolking in die kwartalen.
Er is wel een absolute meerderheid in subgroepen. In alle kwartalen samen is het lidmaatschap een goede zaak volgens 53% van 18-34-jarigen, 65% van de hogeropgeleiden (hbo+), 62% van de mensen met een bovenmodaal inkomen, 60% van de mensen die zeggen PvdA of VVD te stemmen als er Kamerverkiezingen zouden zijn, 64% van de aanhang van het CDA, 72% van D66 en 73% van GroenLinks. Op deze kenmerken afzonderlijk beschouwd is er nergens een meerderheid die de stelling afwijst. De PVV-aanhang komt met 47% nog het dichtst in de buurt.
Nederland vergeleken
De zojuist gebruikte stelling werd afgeleid van het EU-onderzoek Eurobarometer, waarin decennialang voortdurend werd gevraagd of men het lidmaatschap een goede of verkeerde zaak vond. Om onduidelijke redenen wordt de vraag tegenwoordig alleen nog incidenteel gesteld in de Eurobarometer. In plaats van terug te grijpen naar oudere gegevens in deze turbulente tijden van de publieke opinie over de Europese Unie, gebruik ik voor een plaatsing van Nederland in Europees perspectief liever twee andere vragen uit een Euro-barometer van begin 2014:
- ‘(Nederland) zou zich beter kunnen gaan richten op een toekomst buiten de Europese Unie’: daarmee is in ons land 21% het (helemaal/ eerder) eens, 73% (helemaal/eerder) oneens en 6% weet het niet.
- ‘Er zouden meer beslissingen op EU-niveau genomen moeten worden’: 35% (helemaal/ eerder) eens, 59% (helemaal/eerder) oneens en 6% weet het niet.