Vast in de olie

Lees hier het pdf van dit artikel. Dat onze fossiele brandstoffen eindig zijn, beseft (bijna) iedereen. Toch blijkt het niet makkelijk om een echte duurzame energievoorziening tot stand te brengen. Producenten en consumenten zitten, rijden, wonen, tot nu toe wel lekker met de ‘oude’ brandstoffen. Een Gouden Kooi, die mensen zelf kunnen en moeten doorbreken. Door Marijn Bosman ‘Kernenergie is aantoonbaar gevaarlijk, veilig, schoon, vervuilend, goedkoop en duur tegelijk’ schrijft Rob Wijnberg op 26 april jl. in NRC Next. In zijn artikel reflecteerde de hoofdredacteur op de kernenergiediscussie. Die discussie vindt volgens hem voornamelijk op het verkeerde vlak plaats. In plaats van een technologische ‘wellesnietes- discussie’, zou hij liever een debat zien over het soort maatschappij dat we nastreven. En het energiesysteem dat daarbij hoort. Alle retoriek van de vrije markt ten spijt, is onze traditionele wereld van energievoorziening namelijk sterk hiërarchisch, ontransparant en gecentraliseerd opgebouwd. In het artikel daagt hij de lezers uit zich een wereld voor te stellen waarin massaal is overgeschakeld op zonnepanelen, windmolens en biogas: ‘Willen we een maatschappij die gedomineerd blijft door logge overheden en het grote geld, of willen we een maatschappij die burgers daar juist van bevrijdt?’, vraagt Wijnberg zijn lezers. In dit artikel verken ik de huidige situatie, de structuren van macht en regelgeving die als Gouden Kooi een doorbraak naar een radicaal ander systeem in de weg zit. Een systeem waarbij mensen, consumenten, een veel dominantere rol spelen. Weinig spelers, veel macht Wereldwijd halen we meer dan 85% van onze energievoorziening uit fossiele brandstoffen. Kolen, gas en vooral olie geven ons hedendaagse leven vorm. We zijn verbonden door elektriciteitskabels, boorputten, pijpleidingen en raffinaderijen. Oliederivaten zijn de grondstof voor tal van materialen, zoals asfalt, smeerolie, gasolie, kerosine, benzine en lpg (autogas). De afhankelijkheid hiervan wordt groter, omdat de wereldbevolking en welvaart groeien. Niet alleen in China en India rijden er meer mensen in een auto, het aantal auto’s in Nederland groeit ook al jaren gestaag. Daarbij zijn huishoudelijke apparaten met de jaren veel zuiniger geworden, maar is het gemiddelde energieverbruik per huishouden alsnog sterk gestegen. Uit onderzoek van De Volkskrant (1 juni 2011) blijkt bovendien dat – ondanks de Europese reductiedoelstellingen – Nederlandse bedrijven gemiddeld 13% meer CO2 zijn gaan uitstoten in 2010 dan in 2009. Samenvattend, de hele infrastructuur van de moderne wereld is op fossiele brandstoffen afgestemd: we drijven er niet alleen onze voertuigen mee aan, maar verwarmen er ook onze huizen mee, wekken er onze stroom mee op. En dat wordt alleen maar meer. Vast zitten we. Het goud van de kooi blijkt wel uit de schatting van het Foreign Affairs Magazine dat er geen industrie is die meer spendeert aan lobbyactiviteiten in Washington dan de energiesector. Niet zo gek, want in de rij van de tien grootste economieën ter wereld (36 van de 100 grootste economieën ter wereld zijn overigens geen land maar multinational) staan zes energiebedrijven. De besluitvormingsmacht van die kleine groep energiebedrijven gaat ver. Ze beslist over oorlog en vrede in olierijke regio’s, zoals de inval in Irak. Ze vertegenwoordigt cruciale belangen bij het al dan niet interveniëren in gewelddadige conflicten (wel in Libië, niet in Syrië). Ze behoort tot de grootste inkomensbronnen van Arabische dictators en Amerikaanse presidentskandidaten. Onze energievoorziening wordt dus vormgegeven door een klein aantal spelers op de markt. Die zes grote oliemaatschappijen en enkele tientallen staten en staatsbedrijven trekken aan de touwtjes. Samen zijn dat een kleine 500 eigenaren die wereldwijd bepalen hoeveel energie voor wie, wanneer en tegen welke prijs beschikbaar zal zijn. Vast in regels en subsidies Omdat de olievoorraad eindig is, het ons afhankelijk maakt van andere landen en omdat het gebruik ervan allerlei problemen oplevert voor ons klimaat, hebben we een alternatieve oplossing nodig. Daar zijn veel mensen het mee eens. Het EU-beleid voor energie en klimaat is gericht op 14% van alle energie uit duurzame bronnen en 20% reductie van de CO2-uitstoot. Momenteel zit Nederland pas op 4%. Tijd voor actie zou je denken. Een duurzame energietransitie lijkt echter maar moeilijk van de grond te komen. Ook hier zitten we vast. Vast in bestaande regelgeving die met name de gevestigde energiemarkt in stand houdt. Om bedrijven te stimuleren hun CO2-uitstoot te beperken heeft de Europese Commissie het Emissie Handel Systeem opgezet (ets). Dit betekent dat elk bedrijf rechten cadeau krijgt om een bepaalde hoeveelheid CO2 de atmosfeer in te sturen. De hoeveelheid is gebaseerd op de door de bedrijven zelf verwachte uitstoot. De zwaarst vervuilende bedrijven ontvangen volgens de logica van het ets derhalve de meeste emissierechten. Een bedrijf kan de emissierechten ook kopen op een veiling. Ondanks dat dit een transparante methode van vraag en aanbod lijkt, is dit een nogal onevenwichtige boeldag wanneer je te maken hebt met bedrijven die rijkere economieën zijn dan de meeste landen op de wereld. Uit een rapport van het Internationaal Energieagentschap (IEA) blijkt dan ook dat grote industriële bedrijven als het oliebedrijf Shell en staalconcern ArcelorMittal (in 2009 beide al verantwoordelijk voor de meeste uitstoot ter wereld) in 2010 hun uitstoot verder zagen groeien. Dus zelfs een beleidsmaatregel die bedoeld is om duurzaam energiegebruik te stimuleren, leidt weer tot nieuwe voordelen voor de gevestigde vervuilende industrie. Er bestaan ook overheidsmaatregelen die direct tegen de doelstelling van een CO2-arme energievoorziening ingaan, blijkt uit een recent onderzoek door Ecofys en CE Delft in opdracht van Eneco en Triodos Bank. Het rapport concludeert dat de overheid het eindgebruik van energie (gedomineerd door fossiele energie) in 2010 steunde met € 4,6 miljard, onder andere met belastingkortingen en -vrijstellingen voor grootverbruikers van energie. Daarbij is van belang op te merken dat de Nederlandse energiebelasting is opgezet volgens een degressief systeem: je betaalt minder energiebelasting als je verbruik hoger is. Bij de productie van energie ging in 2010 ook (iets) meer overheidsgeld naar fossiele energiebronnen en kernenergie (bijna € 1,4 miljard) dan naar hernieuwbare energiebronnen (€ 1,3 miljard). Dat is onlogisch omdat nieuwe technieken vaak extra kosten moeten maken om hun infrastructuur op te zetten. Zo is wind op zee nog relatief duur omdat offshore windturbines zelf opdraaien voor de kosten van het aansluiten op het elektriciteitsnet, terwijl kolencentrales deze meerkosten niet hebben. Schokkend? Opgeteld besteedde de overheid via de 53 overheidsingrepen in 2010 € 5,8 miljard uit de schatkist aan fossiele energie tegenover € 1,5 miljard aan hernieuwbare energie. Beleidsvernieuwing ten behoeve van innovatie blijkt daarom nodig. Maxime Verhagen heeft hierop als minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie tien zogenaamde ‘topsectoren’ geïdentificeerd. Voor elke topsector is een ‘trekker’ aangewezen. Opvallend is dat twee van de tien trekkers een achtergrond hebben als topman bij Shell: de trekker van topsector Chemie, en de trekker van topsector Energie. Jeroen van der Veer (trekker Energie) is onder andere beroemd geworden door zijn relativering van de noodzaak tot energietransitie. In 2008 verwierp hij in een interview met nova alle visionaire voorspellingen dat in 2050 de helft of meer van de energie duurzaam wordt opgewekt: ‘Tegen die tijd is hoogstens 30% van de energie duurzaam’, stelde Van der Veer. ‘Dat komt vooral, doordat de vraag naar energie onverminderd stijgt’. Een bijzondere keus voor een sectorboegbeeld, aangesteld om een innovatieve energie-industrie in Nederland op poten te zetten. Verhagen gaf aanvankelijk zelfs aan dat hij niet van plan was tussentijds te rapporteren aan de Tweede Kamer over hoever hij op weg was met de Europese CO2-reductiedoelstelling. In 2020 zouden we het vanzelf wel merken. Verantwoordelijkheid voor de volgende generatie De huidige energievoorziening is een Gouden Kooi; het blijkt maar moeilijk om over te stappen op een radicaal ander, transparant en duurzaam bestel met een hoofdrol voor individuele zelfbeschikking van burgers. Een kleine groep spelers houdt een duurzame transitie tegen (het druist immers tegen hun belangen in), en bestaande regelgeving en subsidies geven energiebedrijven en consumenten nauwelijks prikkels om productie en gebruik te veranderen en verduurzamen. Terwijl die prikkels juist zo nodig zijn. Want het blijkt moeilijk voor de contemporaine generatie, het huidige electoraat, om zich goed in te leven in wat de problemen zullen zijn van de toekomst. Daarnaast lijkt ons democratisch systeem niet gericht op het stimuleren van verantwoordelijkheid van publieke en private besluitvormers voor de volgende generatie. Hetzelfde geldt voor de toerekenbaarheid van de besluiten die tijdens een vorig tijdperk genomen zijn. Verhagen heeft een bewezen lange adem in de Haagse politiek, maar het is toch waarschijnlijk dat hij in 2020 geen minister meer zal zijn. Ontsnapping? Maar hoe dan wel deze Gouden Kooi op te breken? Het toenemend bewustzijn van burgers die wel verantwoordelijkheid voelen voor de wereld van de volgende generatie leidt tot de opkomst van tal van burgerinitiatieven, waar burgers in samenwerking met lokale bedrijven gezamenlijk hun eigen energie opwekken. Zoals een consortium van boeren in Gelderland, die samen een windmolenpark willen neerzetten. Of bijvoorbeeld de lokale duurzame energiebedrijven in Lochem en in Zutphen, opgezet als coöperatie en dus eigendom van de leden. Ik zie ook een oplossing in transparanter overheidsbestuur. Recent bleek bijvoorbeeld dat juist nu de subsidie voor particulieren voor zonnepanelen is stopgezet, deze meer verkocht worden. Ondernemers die zonnepanelen verkopen werden geïnterviewd in het Financiële Dagblad (2 mei 2011) en verwachten een groei in het aantal aanvragen. Hun aanname is dat een particulier nu – zonder ingrijpen van de overheid – weet wat hij betaalt, wat hij ervoor terugkrijgt en wat de terugverdientijd is. Controleerbaar en voorspelbaar voor de individuele burger.   Marijn Bosman (1981) werkte mee aan het ELDR project ‘A Liberal Roadmap To Energy Transition’, geïnitieerd door D66 in samenwerking met de Zweedse Centerpartiet en de Britse Liberal Democrats. Daarnaast werkt zij als adviseur duurzame ontwikkeling bij CREM.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2011: De Gouden Kooi en is te vinden bij de onderwerpen energie en duurzaamheid.