Van opgelegde naar oprechte participatie – column

20616393593_b33456472a_kAfgelopen zaterdag presenteerde de Van Mierlo Stichting het nieuwe boek Van opgelegde naar oprechte participatie in het bijzijn van bijna 400 D66-leden die bijeenkwamen in het kader van de Trouwe Ledendag. Hoofdauteur Corina Hendriks  sprak onderstaande column uit voordat het eerste exemplaar overhandigd werd aan partijvoorzitter Fleur Gräper.  Ik weet niet hoe het met U zit, maar de discussie over “de participatiesamenleving” roept bij mij al vanaf het begin een ongemakkelijk gevoel op. En niet alleen bij mij, zo bleek wel uit alle opwinding en boosheid die ontstond nadat onze Koning vorig jaar de Troonrede uitsprak waarin dit begrip centraal stond. De oproep om meer te participeren deed verdacht veel denken aan het simpelweg over de schutting gooien van overheidstaken naar de burger. Sinds die tijd is het kabinet-Rutte niet veel verder gekomen met de praktische uitwerking van deze term. De participatiesamenleving als lege huls; als, U zoekt het zelf maar uit. Dat is het beeld dat bij mij postvatte.  Hoewel Premier Rutte zich tijdens het participatiedebat in de Tweede Kamer, juni jongstleden, haastte om te zeggen dat hij vooral wilde aansluiten bij wat mensen onderling in de samenleving sowieso al doen -- en hij dus ‘niks wilde opleggen’ - blijft dit beeld hardnekkig. De burger als gloednieuw uitvoeringskantoor van de overheid. Met meer zelfbeschikking heeft deze invulling van participatie – als opgelegde participatie -  weinig te maken. En daarom past dit niet bij ons sociaal-liberalen. De burger, de mens, is geen middel tot een boekhoudkundig doel. Of zoals Alexander Pechtold het in zijn Algemene Beschouwingen zo mooi verwoordde: de mens is geen beleidsinstrument. De discussie over de participatiesamenleving in het algemeen en de aankomende decentralisatie in het bijzonder – wat juist hierbij zou de burger een belangrijke rol moeten gaan spelen - gaat vooral over de vraag wie nu eigenlijk wat zou moeten doen. En hoeveel geld er voor is. Een belangrijke discussie, zeker. Maar wel eentje die tot zeer gepolariseerde posities leidt. Burgers, mensen, kunnen dit wel  - in de ogen van vooral VVD en ook PvdA - of kunnen dit niet, zo menen vooral PVV en SP. Deze gepolariseerde discussie leidt af van een veel fundamentelere vraag: passen onze huidige instituties nog wel bij de 21ste eeuwse individualiserende samenleving? Of in meer D66-termen geformuleerd: is oprechte participatie en zelfbeschikking nog wel mogelijk in onze welvaartstaat? In een tijd waarin diversiteit en maatwerk centraal staat, biedt de uniformerende bureaucratische logica van veel regelgeving steeds minder bevredigende uitkomsten. En de ratio van de markt roept weerstand op in een tijd waarin de roep om meer menselijkheid sterker gehoord wordt. De grootschalige en anonieme systemen van markt en bureaucratie lopen steeds vaker vast. Vooral ook in sectoren zoals zorg of welzijn. Natuurlijk niet voor niets de sectoren waarin vertrouwen tussen mensen, persoonlijk contact, liefde, respect en toewijding zo belangrijk zijn. Hoogleraar bestuurskunde Wim van de Donk sprak hier in zijn ROB lezing onlangs behartenswaardige woorden over. In sommige sectoren is de mens en zijn vrijheid om zelf te beschikken over zijn leven een beetje op een zijspoor gezet. Dit lossen we niet op met een eindeloze discussie over wie wat wel of niet moet doen. Wat nodig is, is een andere manier van organiseren, in aanvulling op markt en bureaucratie. Een manier van organiseren waarbij menselijke relaties centraal staan. Die klein en dichtbij is, in plaats van groot en anoniem, zodat waarden als persoonlijke aandacht en zelfbeschikking, maar ook creativiteit en innovatie tot bloei kunnen komen. Zo’n andere manier van organiseren heeft nog geen gangbare naam in het wetenschappelijke en politieke debat. De Van Mierlo Stichting  heeft  dit eerder gedoopt als “ordening via het Relatieprincipe”. Dit klinkt abstract, maar komt eenvoudigweg  neer op een manier van organiseren die mensen iedere dag zelf toepassen. In al hun relaties. Als we werkafspraken maken met collega’s bijvoorbeeld, of als we overleggen met familieleden over wie de boodschappen doet. Het gaat om dialoog, overleg, en persoonlijk contact, waarbij vertrouwen en wederkerigheid belangrijk zijn. Er is niks nieuws aan deze manier van organiseren. We deden dat als mensen al ver voor we de markt en bureaucratie uitvonden om onze samenleving te reguleren. We zijn het de laatste decennia alleen flink uit het oog verloren. Bottom-up, vanuit mensen die elkaar opzoeken, is deze manier van organiseren wél aan een heuse revival bezig. U kent alle voorbeelden vast die nog bijna dagelijks de mediarevue passeren: buurtbewoners die een speeltuintje opknappen, Broodfondsen, lokale duurzame energiecentrales en ga zo maar door. De les die we uit deze hervonden samenwerkingsenergie van mensen moeten trekken, is echter niet zozeer dat mensen onderling nog wel meer zelf kunnen doen – zoals het kabinet het momenteel invult – maar vooral dat de manier waarop ze dit doen succesvol is. Met regels en prijsprikkels hebben deze initiatieven van mensen onderling vaak weinig te maken. En als we op deze manier naar deze initiatieven kijken, dan opent dit ook onze ogen voor minder vanzelfsprekende voorbeelden. Voorbeelden “binnen het systeem”. In het debat over de misstanden bij verpleeghuizen bijvoorbeeld, waren ook geluiden te horen van hoe het anders zou kunnen. Een bestuurder van een verpleegtehuis in Bennekom vond zijn tehuis een goed voorbeeld. Minder regels, meer overleg. Concreet betekent dit, volgens hem, “dat er niet meer dagelijks bij alle koelkasten de temperatuur wordt opgemeten en geregistreerd. Of dat wc’s en vloeren op voorgeschreven momenten worden gepoetst. Dat gebeurt nu gewoon als ze vies zijn. Zonder dat dit in de administratie verwerkt hoeft te worden”. Het huidige debat zou moeten gaan over hoe we deze manier van organiseren waarbij de mens en zijn persoonlijke relaties weer centraal staan weer de ruimte geven. In bijvoorbeeld zorg & welzijn, maar vooral ook bij de inrichting van onze hele welvaartstaat. Met de nieuwe publicatie Van Opgelegde naar Oprechte participatie geeft de Van Mierlo Stichting een sociaal-liberale zwengel aan dit debat. En daarmee kom ik terug op een van de fundamentele waarden waar D66 zich voor inzet, namelijk zelfbeschikking. Zelfbeschikking gaat over zeggenschap en invloed van het individu op zijn eigen leven. Het is ‘t thema dat D66, en U als trouwe D66-leden, altijd heeft gedreven. Het opgelegde ‘U zult participeren’ van het kabinet heeft niet alleen weinig met deze zelfbeschikking te maken, maar kan zelfs het gevoel van machteloosheid en het gebrek aan invloed bij veel mensen alleen maar vergroten. Oprechte participatie begint met de mens weer centraal te stellen, en niet het systeem. Het boek is nu te bestellen voor €18,50. Het boek is per half december ook beschikbaar als eBook (e-ISBN: 978-94-6274-182-9, € 14,99).