Van Mierlo Symposium 2013: Europa & Identiteit
‘How European are you?’ Met deze vraag werden bezoekers van het 3e Van Mierlo Symposium, afgelopen vrijdagmiddag 17 mei in Utrecht, geprikkeld om na te denken over het thema Europa en identiteit.
Bestel hier het Symposiumverslag. De notie dat een zekere mate van identificatie met Europa noodzakelijk is voor de democratische legitimiteit van het Europese bestuur is wijdverbreid binnen het debat over de EU. Maar sociaal-liberalen voelen zich vaak slecht op hun gemak met vraagstukken over identiteit. Deze leiden naar hun idee snel tot teveel overheidsbemoeienis, of zelfs tot een door de staat gedicteerde identiteitspolitiek. Om deze reden laten ze zich liever niet in met dit thema. Het Van Mierlo Symposium verkende de mogelijkheid om juist vanuit een sociaal-liberale focus op civil society de discussie aan te gaan over wat ons bindt binnen Europa en waarin we verschillen, en zo een basis te leggen voor identificatie met de EU. Frank van Mil, wetenschappelijk directeur van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, benadrukte in zijn inleiding van de middag dat identiteit en identificatie bij uitstek thema’s zijn die thuishoren in de sfeer van de relaties tussen burgers. Alleen vanuit een ‘civiele dialoog’ kunnen zich gedeelde identiteiten ontwikkelen die loyaliteit inspireren, en zo bijdragen aan de legitimiteit van ons bestuur. Hij schetste ook een bekend beeld van het ‘Europees-zijn’ als iets wat tegelijkertijd ongrijpbaar en - vooral in contact met de buitenwereld - zeer duidelijk voelbaar is. Identiteit Historicus Arnold Labrie plaatste de problematisering van Europese identiteit in een historisch kader en droeg belangrijke lessen voor de huidige discussie aan vanuit zijn kennis van natie- en identiteitsvorming elders en in het verleden. Hij kenmerkt de zoektocht naar identiteit, ook binnen de EU, als de essentie van moderniteit, een direct gevolg van de veranderlijkheid van onze wereld. Volgens hem is de Europese identiteit een ‘unidentified cultural object’, en dat is precies wat het zou moeten zijn: juist de collectieve zoektocht naar identiteit, waarin men openstaat voor kritiek en herinterpretatie, is waar het bij identiteit om draait. Als er iets is wat Europa onderscheidt, is het wel diversiteit en polycentrisme – het is nooit onderworpen geweest aan één enkele macht, en zo bezien is het niet verwonderlijk dat het huidige integratieproces via meerdere (nationale) lijnen tegelijk verloopt. Labrie is positief over coöperatie binnen Europa, maar waarschuwt ook dat de eisen die we vandaag de dag stellen aan democratisch bestuur grenzen stellen aan Europese eenwording, vooral gezien het gebrek aan een gemeenschappelijke taal. Ruimte Deens communicatie-expert David Munis Zepernick ziet meer ruimte voor integratie binnen een Europa waarin nationale identiteit nog altijd sterk gevoeld wordt. Vanuit zijn ervaringen met het Deense EU-debat identificeert hij een drietal barrières voor een constructieve dialoog over Europese identiteit als mogelijke bron van politieke legitimiteit. Ten eerste is er een identiteitsbarrière, omdat nationale identiteit vaak gevormd is in tegenstelling tot andere Europese lidstaten. De tweede barrière is onze interpretatie van democratie, die van land tot land sterk verschilt. Tenslotte wordt de dialoog gehinderd door een geloofwaardigheidbarrière, gecreëerd door politici en media die alleen aandacht hebben voor conflicten tussen lidstaten en de Unie graag als zondebok gebruiken voor impopulair beleid. Zepernick observeert dat elke poging om een Europese identiteit te promoten als een alternatief voor nationale identiteiten tot mislukken gedoemd is. In plaats daarvan stelt hij voor een Europees verhaal te creëren binnen de bestaande nationale identiteiten, waarbij de lidstaten zichzelf zien als individuen binnen een Europese familie. Einddoel Het gezamenlijke huis is zeker nog onder constructie, maar door over de toekomst van de EU te praten als ware het een gesprek tussen familieleden kunnen we de discussie positiever en constructiever voeren. Hierbij is het cruciaal dat we ophouden de EU als zondebok aan te wijzen, onze succesverhalen vieren en ‘familie-oplossingen’ zoeken voor onze tekortkomingen. Meer aandacht voor Europa in het nationaal onderwijs en de oprichting van een Europese school voor journalistiek kunnen hierbij helpen. In de discussie met de zaal ging het vooral om de vraag welk einddoel we voor ogen hebben en welke mate van convergentie op het gebied van identiteit en cultuur nodig is om verdere politieke integratie te legitimeren. De sprekers waren het er over eens dat een pr-campagne door de EU zelf juist contraproductief zou zijn: een echt Europese publieke ruimte ontstaat van onderaf, in de interacties tussen Europese burgers. Dit proces is al in volle gang, en politici doen er goed aan met hun Europa-verhaal hierop aan te haken. De Van Mierlo Stichting dankt de sprekers en bezoekers hartelijk voor hun aanwezigheid en inbreng.