Terug naar de bron

Lees hier het pdf van dit artikel.

Crisis bij de banken, crisis in de economie, crisis bij de euro. What’s next? Zal de crisis overslaan op onze samenleving? Gaat onze westerse beschaving in de uitverkoop? Volgens Arjo Klamer hebben we alleen met een andere manier van denken recht van voortbestaan. We moeten terug naar onze bronnen. Door Arjo Klamer De vrees is dat de aankomende crisis grote chaos zal veroorzaken. Politiek leiders en intellectuelen voorspellen niet alleen wanorde – met omvallende banken, hoge werkloosheid, ineenstortende economieën en langdurende monetaire instabiliteit – maar ook het einde van de Europese droom, en zelfs het einde van de westerse beschaving. Een ieder die een echte crisis heeft meegemaakt, weet hoe groot de verwarring is die dan toeslaat; en dat in die verwarring domheid de kans krijgt. In de verwarring die ontstond ten tijde van de crisis van de jaren dertig, kregen bijvoorbeeld het fascisme en een doorgeschoten communisme de kans vaste voet aan de Europese grond te krijgen. Maar een crisis kan ook ‘creatieve destructie’ teweegbrengen, zoals de Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter (1883-1950) dat proces zo mooi benoemde. Gevestigde instellingen, gewoontes, processen en praktijken worden losgelaten om ruimte te maken voor iets nieuws. In de jaren dertig ontstond zo de ruimte om de welvaartsstaat te construeren, en om vakbonden te introduceren. In die ruimte kon het idee landen dat een economie een machine is die we kunnen modelleren en op die manier ook kunnen managen. Dat was het idee van een maakbare samenleving. De Nederlander Jan Tinbergen had een belangrijk aandeel in de vorming daarvan en heeft zo een grote invloed uitgeoefend op de sociaal-democratische theorievorming. Het heeft de samenleving bepaald tot op de dag van vandaag. De crisis die we gaan beleven zou wel eens het einde van dat gedachtegoed kunnen betekenen. Langzaam maar zeker dringt het besef door dat de overheid niet bij machte is om samen met de markt de economie te beheersen. De overheden hebben de euro gewoonweg niet in handen. Daarvoor zijn de financiële instellingen te machtig, en is het globale marktsysteem te grillig en te autonoom. De wetenschap schiet ook tekort om overheden de benodigde kennis te leveren. Economen kunnen dit soort gebeurtenissen niet voorspellen en kunnen ook niet duidelijk aangeven wat politici moeten doen. In mijn interpretatie van de ontwikkelingen zijn de bewegingen die de beschaving van deze samenleving ondermijnen al enige tijd gaande. Ik wijs op de verharding in de samenleving, de verschraling in het onderwijs, de toenemende fixatie op geld, en alles wat in geld gemeten kan worden, als maatstaf van wat belangrijk is, het afbrokkelend commitment aan publieke zorg voor gezondheid, vervoer, onderwijs, en de kunsten, en bovenal het verlies van een groot verhaal, van idealen die richting geven aan een gezamenlijk verlangen. In 2001 deed ik daarom mee aan het initiatief Stop de Uitverkoop van de Beschaving. Dat initiatief bracht helaas weinig teweeg. De belangrijkste bijdrage was wellicht dat het begrip beschaving weer courant werd. Mijn hoop is dat de aankomende crisis juist het belang van beschaving duidelijk gaat maken, waardoor u en ik in staat zijn een andere beweging op gang te brengen. Een beweging die de beschaving die u en ik genieten zal versterken. De beschaving Nu is beschaving een groot woord. Laat me proberen aan te geven wat ik – en anderen met mij, daarmee bedoel. Beschaving maakt een gemeenschap van mensen bewust van hetgeen ze met elkaar hebben voortgebracht. Mensen dragen op allerlei manieren bij aan die beschaving, met wetenschap, kunsten, recht, religie, rituelen en vakmanschap. De beschaving is wat hen vormt, voedt en steunt in moeilijke situaties. De beschaving normeert en bepaalt de kwaliteiten van de samenleving die haar draagt en steunt. Omdat beschaving een groot woord is, kan het dan ook niet anders dat nooit helemaal duidelijk is wat we ermee bedoelen als we het woord in de mond nemen. Het verwijst naar een hoger doel, als iets wat allerlei activiteiten kan omvatten en gevat wordt in een verscheidenheid aan bronnen, tradities en afspraken. Beschaving is in zekere zin het collectieve vermogen om bewust te beleven wat de goede samenleving is. Het is daardoor mogelijk om gedragingen aan dat collectieve beeld te toetsen om vast te stellen of ze al dan niet beschaafd zijn. Zo ontstaat momenteel het besef dat het geven en nemen van hoge bonussen onbeschaafd is. Zoals een onderzoek van het Amsterdamse marktonderzoeksbureau Motivaction onlangs aangaf, denkt een grote meerderheid van de Nederlanders dat het geven en nemen van een hoge bonus de toets van de beschaving niet doorstaat. Eerder was al geconcludeerd dat het rijden in Hummers onbeschaafd was, met als gevolg dat je die dingen nauwelijks meer op straat tegenkomt. We hebben het over hufterig gedrag en ik bemerk dat het steeds gemakkelijker wordt het verwende gedrag van ‘ons Nederlanders’ aan de orde te stellen. Blijkbaar ontstaat het gevoel dat het steeds maar meer willen, het voortdurend hameren op de eigen rechten, het eindeloos op vakanties gaan, geen uitingen van een beschaving zijn. Cultuurpessimisme Voor een intellectueel is het verleidelijk pessimistisch te zijn over de beschaving. De Duitse filosoof en historicus Oswald Spengler (1880-1936) weet intellectuelen tot op de dag van vandaag te stimuleren met zijn voorspelling van 1918 dat het Westen in verval zou geraken. Ook (cultuur) historicus Johan Huizinga kon er wat van. Nu voeden intellectuelen als Ad Verbrugge (hoogleraar wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit en medeoprichter van Beter Onderwijs Nederland) en Rob Riemen (directeur van het Nexus Instituut) het pessimisme, getuige bijvoorbeeld Verbrugges essaybundel Tijd van onbehagen (2004) en Riemens pamflet De eeuwige terugkeer van het fascisme (2010). Een intellectueel is zich bewust van de verwording van de kennis van de bronnen die de beschaving hebben gevormd; hij ziet grote waarden die verdrukt worden door een scala aan kleine waarden, zoals hebzucht, status, aandacht, vertoon, entertainment, en namaak. Zij ervaren hoe de hoge cultuur het daadwerkelijk aflegt tegen de lage cultuur. Kennis van de bronnen is belangrijk voor de instandhouding van een beschaving. Kennis van de eigen christelijke cultuur maakt sterk in de omgang met een andere religie, zoals de islam nu. Kennis van de bronnen draagt bij aan een zelfbewustheid die een beschaving kenmerkt. Vooral in tijden van verwarring zorgt die kennis voor houvast, voor hoop en troost en kan helpen een andere koers te bepalen. De tegenwoordige kennis van de bronnen is erbarmelijk. Ik vraag mijn studenten ieder jaar weer wat het verband is tussen het kruis en Pasen, en kwam laatst uit op een kleine dertig procent die daar een idee over had. De Bijbel is niet een bron die veel studenten ooit hebben opengeslagen, laat staan gelezen. Met al hun activiteit in de sociale media, doen ze blijkbaar weinig aan reflectie op alles wat de beschaving waarvan ze deel uitmaken gevormd heeft. Dat geldt ook voor de leiders van vandaag. Cultureel analfabetisme is wijdverspreid en wordt gemaskeerd door dikdoenerij. Hoe kunnen zij dan die beschaving handhaven en er zelf aan bijdragen? Intellectuelen neigen ertoe bij die vraag te somberen. Het beeld van vandaag werkt vooral bevestigend. De oppervlakkigheid die de media tonen is stuitend. Alles wordt afgestemd op klanten die vermaakt moeten worden. Studenten vragen om hapklare brokken waarmee ze de arbeidsmarkt op kunnen. In de politiek gaat het vooral om effectbejag. Politici blinken uit in het onvermogen om een pakkend, inspirerend verhaal neer te zetten. De markt met haar geldprikkels is allesoverheersend. De kathedralen van nu zijn de glazen torens van financiële instellingen. Geld is de (geldgod) mammon van nu. Wat een spirituele leegte! Zo denkende, komt de crisis als geroepen. Het wordt tijd dat aan dit alles een eind komt. Net als Riemen en (rechts)filosofen als Andreas Kinneging en Roger Scruton, die pleitbezorgers zijn van de klassieke deugdenleer, denk ik dat het tijd is voor de herwaardering van de bronnen. Een crisis is de tijd voor reflectie. Het gaat nu om de bezinning op al dat wat ons gevormd heeft. Het kan anders Ik geef dit semester een college waarin ik studenten meeneem naar steden in de tijd dat deze een grote stempel hebben gezet op de beschaving die we nu kennen. We beginnen in Athene met de teksten van Plato over het belang van kritische educatie en van Aristoteles over de leer van de deugden. Rome staat voor het recht en de katholieke kerk (de Bijbel!); Florence gaf vorm aan de Renaissance, onder meer met de kunstwerken van Michelangelo; Amsterdam creëerde de burger die niet alleen een koopmansgeest toont, maar ook verantwoordelijkheid neemt voor bestuur en schone werken; Glasgow bracht verlichting met de werken van de Schotse filosoof David Hume (1711-1776) die stelde dat kennis uit ervaring voortkomt; en Wenen gaf vorm aan het moderne tijdperk. Het gaat me erom dat studenten, en dat geldt ook voor mijzelf, zich bewust worden van alles dat het heden gevormd heeft, van de rijkdom aan ideeën, schoonheid en moreel besef dat ons in de loop der tijd ten deel is gevallen. Volgens mij zijn dergelijke inzichten juist nu van groot belang. Ik sluit me dan ook van harte aan bij het huidige pleidooi van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum voor het eerherstel van de humaniora. In plaats van het zoveelste management boek te ‘skimmen’, zouden studenten terug naar de bronnen moeten gaan. In veel Amerikaanse universiteiten hebben ze daarvoor een ‘core’, met alle aandacht voor de klassiekers. Ik weet het, dit is een typisch intellectuele reactie op een economische crisis. Maar, zoals Deirdre McCloskey (econome en één van de Wintergasten van de vpro dit jaar) het formuleert, ‘het zijn ideeën die vooruitgang teweeg brengen’. Het was geen overheid die de Nederlandse burgers aanzette tot de realisatie van hun Gouden Eeuw. Ook onze huidige voorspoed is te danken aan eerst de innovaties van de Nederlandse burgers tijdens de gouden eeuw, en vervolgens de ideeën die in de jaren dertig de sociaal-democratie in de steigers zetten en een nieuwe periode van voorspoed mogelijk maakten. Met de crisis in het vizier is het daarom ook nu de tijd voor nieuwe ideeën: alleen met een andere manier van denken, heeft deze beschaving recht van voortbestaan. En daarvoor is het van belang dat u en ik onze bronnen kennen.   Arjo Klamer is hoogleraar Culturele economie aan de Erasmus Universiteit. Van 2004 tot 2008 was hij decaan van Academia Vitae, een universiteit voor het leven met een curriculum dat bepaald werd door klassieke bronnen.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2012: Crisis, en is te vinden bij de onderwerpen cultuur en ethiek.