Solidariteit op lokaal niveau

Lees hier het pdf van dit artikel. Een eeuw geleden beschreef ‘meester’ Hendrik Willem Heuvel, een Achterhoekse onderwijzer en streekhistoricus, hoe arme boeren in zijn streek elkaar door moeilijke tijden heen hielpen. ‘Naoberschap’ noemde hij dat. Deze lokale en kleinschalige vorm van solidariteit staat nu weer flink in de belangstelling in het oosten van het land. Bestuurskundige Tanja Abbas beschrijft hoe het moderne naoberschap er uitziet. Door Tanja Abbas Ze waren tijdgenoten van elkaar en bovendien geïnteresseerd in hetzelfde fenomeen, maar ze hebben elkaars werk zeer waarschijnlijk niet gekend: de beroemde Franse socioloog Emile Durkheim (1858 - 1917) en de Achterhoekse onderwijzer en streekhistoricus ‘meester’ Hendrik Willem Heuvel (1864 - 1926). In een tijd van modernisering, omwenteling en turbulentie brak Durkheim door met zijn theorie over het solidariteitsbeginsel (De la division du travail social, 1893). Volgens Durkheim was solidariteit een voorwaarde voor sociale cohesie. Heuvel beschreef in zijn boek Oud-Achterhoeksch boerenleven (1927) het dagelijkse sociale leven en de onderlinge solidariteit tussen de plattelandsbewoners in de Achterhoek rond de vorige eeuwwisseling. Heuvel gebruikte alleen een andere term. Hij had het over naoberschap. Sociale cohesie, solidariteit en naoberschap zijn verwante begrippen en een eeuw na het werk van Durkheim en Heuvel weer volop onderwerp van gesprek. Dat heeft alles te maken met de brede zoektocht in onze samenleving naar nieuwe verbindingen, saamhorigheid en gedeelde verantwoordelijkheid voor toekomstige ontwikkelingen. Zo’n zoektocht was er rond de vorige eeuwwisseling ook. De vergaande industrialisatie en de politieke instabiliteit door revoluties en oorlogen zorgden voor veel onzekerheid, waardoor er in heel West-Europa angst heerste voor het uiteenvallen van de samenleving. Ruim een eeuw later hebben we in West-Europa ook grote zorgen door een aanhoudende economische crisis, de bankencrisis, scherpe discussies over de koers van de EU, een terugtredende overheid en weinig vertrouwen bij burgers. Er is behoefte aan houvast, aan koers, aan het ‘samen de schouders eronder’-gevoel. In het oosten van Nederland klinkt een oproep tot nieuw naoberschap als een wenkend perspectief voor het versterken van de sociale cohesie en het solidariteitsgevoel onder mensen. Maar wat wordt daarmee bedoeld? Hoe ziet het nieuwe naoberschap er uit? En wat voor mogelijkheden biedt het in tijden van crisis? Eerst maar eens terug naar Heuvel voor een goede omschrijving van het ‘oude’ naoberschap. Het ‘oude’ naoberschap Het noaberschap (Twents) of naoberschap (Achterhoeks en Drents) zijn de gezamenlijke naobers (buren) in een kleine sociale, overwegend agrarische gemeenschap. Binnen de naoberschap geldt de naoberplicht. In de basis gaat het dus om vier begrippen: naobers, de naoberschap, het naoberschap en de naoberplicht. Met de naoberschap wordt de groep, de fysieke plek bedoeld. Dat begint met een boerderij op het platteland. Deze boerderij is het middelpunt van de naoberschap. De bewoners van de boerderij hebben naobers (de andere bewoners van de boerderijen binnen de naoberschap) en zijn op hun beurt ook weer naobers. Over het algemeen bestaat de naoberschap uit de bewoners van ongeveer 8 tot 10 boerderijen en wordt de grens van de naoberschap bepaalt door een fysieke grens, zoals een weg of een sloot en het aantal boerderijen dat je vanaf je erf kunt zien. Het naoberschap is de manier van leven die bij de naoberschap hoort. Die manier van samenleven wordt gekenmerkt door elkaar te helpen in voor- en tegenspoed. Wederzijdse afhankelijkheid en wederkerigheid tussen de naobers is de smeerolie van de naoberschap. Die smeerolie noemt men ‘naoberplicht’. Het zijn ongeschreven regels die generaties lang, van vader op zoon, van moeder op dochter, van buur tot buur zijn doorgegeven. Het naoberschap is uit noodzaak geboren en kwam niet voor niets voor in de slecht ontsloten, arme zandgronden in Nederland. Op die zandgronden was sprake van een gemeenschappelijke armoede. Zelfredzaamheid door samenwerking met je naobers was de enige mogelijkheid om te kunnen (over)leven. Naobers beseften dat ze van elkaar afhankelijk waren. Vanuit dat besef hebben ze zich georganiseerd in wat we nu een ‘netwerksamenleving’ zouden noemen. Als je ergens kwam wonen, kon je toetreden tot de naoberschap door ‘buurt te maken’. Je nodigde dan alle toekomstige naobers uit voor de koffie en een drankje en vroeg hen persoonlijk om je ‘naober’ te worden. Deed je dat niet, dan was je ook verstoken van hulp en sociale contacten. Eenmaal onderdeel van een naoberschap was je dat dan ook voor de rest van je leven, tenzij je ging verhuizen en/of aangaf dat je geen onderdeel meer wilde uitmaken van de naoberschap. Het ‘oude’ naoberschap was functioneel en beklemmend tegelijkertijd. In de naoberschappen werd de individuele identiteit ondergeschikt gemaakt aan de normen en waarden van het collectief. Dat was ook wat Durkheim beschreef als hij het had over collectief bewustzijn. Het collectief bewustzijn was voor Durkheim een voorwaarde voor wat hij noemde ‘mechanische’ solidariteit, waarmee sociale cohesie bereikt kon worden. Maar dat leidde dan wel tot sociale pressie en conformisme. Ook in de naoberschappen was daarvan sprake. Onderlinge spanningen waren er zeker, maar openlijke conflicten of ruzies kwamen vrijwel niet voor. Daar sprak je niet over. Dat hoorde niet. Je hield je aan je naoberplicht. Niet alles werd dus binnen de naoberschap vanuit een oprecht gevoel van solidariteit met de medemens gedaan. Tegelijkertijd zorgde dit collectieve systeem juist voor onderlinge solidariteit. Om met Heuvel (1927/1989: 71) te spreken: ‘Het zal wel waar zijn, dat niet alles hulpvaardigheid en liefde is en dat de traditie, de geijkte gewoonte bij het vervullen van de burenplichten de grootste rol speelt; het is toch ook waar, dat een oefening in wederzijds hulpbetoon de band inniger maakt en de liefde kweekt.’ Nieuw naoberschap De vraag is wat er heden ten dage over is van het naoberschap. Je zou toch verwachten dat zo’n collectief systeem in tijden van individualisering en ingrijpende veranderingen zoals schaalvergroting en functieverandering al lang niet meer bestaat of op zijn minst onder druk staat? Dat is inderdaad – gedeeltelijk – waar. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP, 2008) heeft een uitgebreide studie verricht naar alle veranderingen op het Nederlandse platteland en de gevolgen daarvan. Zo is er de verandering van ‘productieruimte’ van voedsel en grondstoffen tot ‘consumptieruimte’ voor wonen, werken en recreëren. Het SCP toont aan dat die verandering behoorlijke gevolgen heeft voor het sociale klimaat op het platteland. De sociale controle neemt af, gedragsnormen worden minder dwingend en mensen worden vrijer in hun keuze met wie ze omgaan. Ook plattelandsbewoners willen steeds vaker de contacten met hun buren vrijblijvend houden. De conclusie van het rapport is dan ook dat de sociale cohesie op het platteland flink onder druk staat. In feite wordt daarmee gezegd dat het naoberschap ook onder druk staat. En dat is nu juist het vreemde. In de gebieden waar naoberschap al generaties lang een begrip is, wordt die afnemende sociale cohesie helemaal niet zo sterk ervaren. Sterker nog, daar worden onder het mom van nieuw naoberschap nieuwe initiatieven ontwikkeld die een sterk beroep doen op een aantal basiskenmerken van het oude naoberschap. Dat is het elkaar kennen, elkaar ontmoeten en elkaar helpen, op basis van wederkerigheid. Het samen zijn, het delen en voor elkaar klaarstaan is de robuuste kern. Het is alleen geen heilig moeten meer. Het woordje ‘naoberplicht’ is veranderd in zoiets als ‘naoberkeuze’. Dat betekent dat er meer vrijheid is in het individueel handelen van mensen vanuit een collectief bewustzijn. Bovendien worden moderne middelen, zoals sociale media, ingezet om de onderlinge binding met elkaar in stand te houden. Geen vervanging van persoonlijk contact, maar een aanvulling. Nieuw naoberschap is in dat geval een netwerk van mensen, gedeeltelijk gebaseerd op de kernwaarden van het ‘oude’ naoberschap. Binnen dit netwerk wil men elkaar helpen om aangenaam te wonen, te werken en te leven. Nieuwe communicatiemiddelen ondersteunen de verbindingen. Gedeelde verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid, wederzijds vertrouwen, talenteninzet en wederkerigheid zijn de nieuwe ongeschreven regels. Nieuwe initiatieven Inmiddels zijn er al diverse voorbeelden te noemen van deze vormen van nieuw naoberschap. Zoals het dorp Barchem (1.700 inwoners) dat in een paar maanden tijd veel inwoners weet te mobiliseren en de aandacht van de media weet te trekken door zich met een ‘open weekend’ aan de wereld te presenteren. De aanleiding? Een breed gedeeld besef en gevoelde noodzaak om ondanks krimp, vergrijzing en verdwijnende voorzieningen met elkaar ervoor te zorgen dat het voor iedereen – ook in de toekomst – goed wonen, werken en leven blijft. Bij alles wat men doet wordt zoveel mogelijk met gesloten beurs gewerkt en inwoners zetten kennis en kunde in om ludieke acties en activiteiten tijdens het weekend neer te zetten. Een overheid komt er niet aan te pas. Hooguit wordt gevraagd of er geen vergunning nodig is. Een ander voorbeeld is LochemEnergie. Onder het mom ‘Samen de baas’ is een initiatief van inwoners van Lochem voor Lochemers ontstaan om samen werk te maken van duurzame energie. Zij stellen zichzelf ten doel om lokaal energie te produceren en daarbij niet afhankelijk te zijn van grote marktpartijen die wereldwijd opereren. Ze hebben zichzelf georganiseerd in een coöperatie en eventuele winst wordt niet alleen besteed aan nieuwe, duurzame energieprojecten in Lochem, maar ook andere ontwikkelingen die van belang zijn voor de directe leefomgeving. Of het project Naoberzorg, ontstaan vanuit een particulier initiatief in Roggel. De concrete aanleiding was het opzetten van een integraal ontmoetingspunt en de behoefte aan meer samenhang en samenwerking in het dorp. Inmiddels is dit initiatief uitgegroeid tot een netwerkorganisatie voor, door en met de inwoners, lokale organisaties en ondernemers uit de wijk waarin eigen regie op basis van gelijkwaardigheid de boventoon voert. Centraal in de gedachte staan ontmoetingspunten (‘NaoberzorgPunten’). Plekken dichtbij huis waar mensen elkaar ontmoeten, waar ze gehoord en gezien worden en waar ze terecht kunnen met vragen over hun dagelijks leven. Die plekken kunnen overal zijn. Bij de school, de supermarkt, de bibliotheek of het dorpshuis. Naoberzorg betekent het zorgen voor elkaar door elkaars talenten te benutten. Het motto van Naoberzorg is ‘gewoon samen doen’. Zonder dat je vast zit aan allerlei ingewikkelde regelgeving (wmo) en lange procedures1. Hype of houvast? De bovenstaande voorbeelden hebben met elkaar gemeen dat ze een hoog ‘doe’-gehalte hebben en buiten de overheid om georganiseerd worden. De basisgedachte is de onderlinge solidariteit, waarbij kenmerken en waarden van het nieuwe naoberschap terugkomen in de organisatievorm. Er wordt linksom of rechtsom iets bereikt wat gemeenten in heel Nederland al jaren proberen: de bevordering van de sociale cohesie en onderlinge solidariteit tussen buren. Gemeenten zetten daarvoor allerlei middelen in, zoals buurtbarbecues, nationale burendagen en speciale gesubsidieerde ontmoetingsplekken. De veronderstelling is dat als bewoners elkaar kennen en zich met elkaar verbonden voelen, ze meer bereid en beter in staat zullen zijn om voor elkaar en hun woonomgeving te zorgen. De kleinschalige verbanden, waarin mensen dagelijks met elkaar omgaan, zijn daarin uitermate belangrijk. Als je kijkt naar de voorbeelden van nieuw naoberschap dan lijkt die veronderstelling te kloppen. Het is dan ook niet zo vreemd dat lokale politici, beleidsmakers, maatschappelijke organisaties en bedrijven ‘naoberschap’ steeds vaker inbrengen als ‘tovermiddel’ om de sociale cohesie en de onderlinge solidariteit tussen mensen te bevorderen. Dat mag natuurlijk ook. De tijd lijkt er rijp voor. Mensen zijn (weer) op zoek naar verbinding. Er blijkt steeds meer een natuurlijk verlangen naar kleinschaligheid, overzichtelijkheid, herkenbaarheid, authenticiteit, gezelligheid. Dat is hoopgevend. Maar tegelijkertijd is een waarschuwing op zijn plaats. Nieuw naoberschap is geen organisatiemodel dat je zomaar even kunt ‘knippen en plakken’ en van bovenaf kunt opleggen. Mensen moeten intrinsiek gemotiveerd zijn. Het helpt dan als mensen al bekend zijn met het fenomeen naoberschap. De voorbeelden die aangehaald zijn komen uit gebieden waar men gewend is vanuit het naoberschap te wonen en te leven en elkaar regelmatig ontmoeten. Vaak vragen mensen: hoe hebben ze dat voor elkaar gekregen? Een verklaring is lastig te geven. Er is vaak een gevoel van urgentie, een gezamenlijk doel, waarbij het ‘elkaar kennen’ en het ‘wat voor elkaar willen betekenen’ enorm helpt om het ook voor elkaar te krijgen. Krachten worden gebundeld. Ideeën worden omgezet in daden. Dat kan ook in een buurt in de stad, als het maar kleinschalig is en men elkaar kent of wil leren kennen. Met elkaar vooruit Wat ook gebeurt is dat de oproep tot naoberschap vanuit de politiek ingegeven wordt door bezuinigingen. Dat werkt niet. De oproep moet oprecht zijn en geen schaamlap voor bezuinigingen. Mensen prikken daar heel snel doorheen en een basis van wederzijds vertrouwen, nodig voor samenwerking vanuit de naoberschapsgedachte is daarmee snel verdwenen. Probeer ook niet als lokale overheid van bovenaf naoberschapsinitiatieven te institutionaliseren. Het oude naoberschap is ook van onderop ontstaan, omdat de mensen zelf de noodzaak voelden. Als lokale overheid zou je vooral mogelijk moeten maken dat nieuwe initiatieven, die onderlinge solidariteit bevorderen, kunnen bloeien. Dan moet je zelf een stap terug durven zetten. Dan moet je jezelf durven wegcijferen en ruimte geven aan het experiment. Er mag ook gefaald worden. Niet alles zal werken. Je zult moeten werken aan wederzijds vertrouwen en aan nieuwe relaties op basis van gelijkwaardigheid en niet op basis van macht en invloed. Let op de signalen en initiatieven van burgers en doe daar de goede dingen mee. Dan gaan we weer met elkaar vooruit.   Tanja Abbas is bestuurskundige en schreef samen met Linda Commandeur het boek Modern Naoberschap. Hype of houvast. Zie: www.modernnaoberschap.nl.   Noot 1 Meer informatie over deze initiatieven is te vinden op respectievelijk www.barchemcentraal.nl, www.lochemenergie.nl en www.naoberzorgpunt.nl.   Literatuur
  • Émile Durkheim (1893). De la division du travail social, Parijs.
  • Hendrik Willem Heuvel (1927/1989). Oud-Achterhoeksch boerenleven. Het gehele jaar rond, Deventer.
  • SCP (2008). Het platteland van alle Nederlanders, Den Haag.
  • WRR (2005). Vertrouwen in de buurt, Den Haag/Amsterdam.
  Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2013: Samenredzaamheid: nieuwe vormen van solidariteit, en is te vinden bij de onderwerpen lokale en regionale politiek, mensen onderling en solidariteit.