Postbus66 – Race to the bottom

Lees hier het pdf van dit artikel. In het afgelopen decennium is de vennootschapsbelasting voor bv’ s en nv’ s maar liefst acht maal verlaagd, waarvan de laatste keer onder kabinet Rutte, dat toch echt beweerde alleen met snoeien bezig te zijn. De argumentatie is dat bedrijven meer geld uitgeven aan research and development (r&d) waardoor uiteindelijk de bedrijvigheid toeneemt en de inkomsten uit de vennootschapsbelasting per saldo toenemen. Leen Verkade trekt dit in twijfel en pleit voor een verhoging van de vennootschapsbelasting door een nieuw kabinet. Door Leen Verkade Vennootschappen, zowel bv’s en nv’s, betalen nu 20 procent belasting over de eerste 250.000 euro van hun omzet en 25 procent over alles hierboven.1 De jongste verlaging van het kabinet Rutte houdt in dat de bovenste schijf naar 24 procent zakt. Dit lijkt een kleine verlaging maar als je dit in een historisch perspectief plaatst is een duidelijke trend zichtbaar (zie tabel 1). Tien jaar geleden verlaagde het kabinet Kok II de vennootschapsbelasting van 35 procent naar 34,5 procent voor beide schijven. In stapjes ging de vennootschapsbelasting vervolgens in tien jaar tijd omlaag van 35 procent naar 20 procent voor bedrijven met een omzet tot 250.000 euro. Voor bedrijven met een omzet boven de 250.000 euro ging de vennootschapsbelasting van 35 procent naar 24 procent. Een daling van respectievelijk 15 en 11 procentpunt. Dit heeft behoorlijke consequenties voor de overheidsportemonnee. Aangezien de vennootschapsbelasting verantwoordelijk is voor circa één vijfde van de rijksbegroting, is zelfs deze kleine verlaging al een behoorlijke inkomensderving. Als we alleen al naar de verlaging van 25 naar 24 procent kijken, dan zien we dat de kosten van de verlaging ongeveer 550 miljoen euro per jaar bedragen.2 Het moge duidelijk zijn dat de Nederlandse staat door deze verlagingen in de afgelopen jaren een hoop euro’s aan inkomstenbelasting is misgelopen (als gevolg van alle verlagingen tezamen gaat dit om ca. 40 miljard euro). Als er geen verlaging was ingezet, dan kwam er elk jaar 6 miljard extra binnen; dit is meer dan alle bezuinigingen die onder kabinet Rutte zijn gedaan. Dit is het CDA en het VVD overigens niet ontgaan, maar zij vinden dit een investering in de economie. Ik zal de komende paragrafen aantonen dat de gedachtegang niet alleen erg kortzichtig is, maar ook nog eens contraproductief kan zijn. Daarnaast is het verlagen van de vennootschapsbelasting niet noodzakelijk liberaal, zeker niet als die liberaal ook van een eerlijke verdeling van de welvaart houdt. Het zorgt namelijk voor een competitief voordeel voor grote bedrijven, wat de markt verstoort. Denkfouten De hoofdreden voor de verlaging van de vennootschapsbelasting is, om bedrijven ondanks de crisis, de gelegenheid te bieden geld uit te geven aan r&d. Een bijkomend voordeel, volgens het kabinet Rutte, was dat door deze extra lastenverlaging, een hele rits onoverzichtelijke innovatiesubsidies afgeschaft konden worden. Er kon dus een hoop bureaucratie overboord worden gezet, waardoor er meer aan innovatie besteed kon worden. 3 An sich een mooie gedachtegang, maar toch klopt deze niet helemaal. Het eerste probleem is dat bedrijven geen enkele verplichting hebben om het bespaarde geld in r&d te investeren (en dit doen ze dus ook niet automatisch). Hier wordt een klassieke liberale denkfout gemaakt. Men gaat er vanuit dat bedrijven het geld zo verstandig mogelijk uitgeven, met een degelijke langetermijn visie waarbij zij rationele keuzes maken en in het algemeen belang denken. In de afgelopen jaren is vaak echter het tegendeel bewezen. Innovatie en vooral innovatie clusters ontstaan vaak maar moeizaam uit zichzelf. Vooral in Europa ontstaan deze eigenlijk altijd door overheidsbemoeienis. Een ander probleem is dat ook bedrijven die niet of nauwelijks geld investeren in r&d ook profiteren van de verlaging van de vennootschapsverlaging. Daarnaast kan iedereen die zich met innovatie en ontwikkeling bezighoudt, vertellen dat veel echte innovatie niet bij de grote bedrijven plaatsvindt. Dit terwijl zij wel het meeste profijt hebben van een lagere vennootschapsbelasting.4 Hierdoor krijgen grote bedrijven dus een relatief competitief voordeel boven kleinere bedrijven. Dit is slecht voor het opstarten van kleine, innovatieve bedrijven. Niet alleen worden daardoor kansen op innovatie start-ups misgelopen, grote bedrijven hoeven ook minder hun best te doen om marktleider te blijven en zullen dus nog minder innovatief hoeven te zijn. Dit kan niet de bedoeling zijn in een markt van liberale snit. Ironisch genoeg beweerde het kabinet Rutte dat zij juist de ondernemers uit het midden-en klein bedrijf (mkb) ondersteunt. Naast het verminderen en verwijderen van enkele mkb-subsidies gingen enkele lasten voor het mkb omhoog. Kamerlid Kees Verhoeven concludeerde onlangs dan ook terecht dat het kabinet Rutte het mkb voor de gek heeft gehouden. R&D uitgaven zakken In dit licht is het dan ook niet verrassend dat de r&d-uitgaven in Nederland wederom zijn gedaald en we internationaal gezien steeds verder achterop raken. De uitgaven in de gehele Europese Unie (EU) stegen ondanks de crisis waardoor Nederland inmiddels ruim onder het Europese gemiddelde zit. Nederland mag dan voordeliger zijn geworden om een vennootschap te beginnen, maar een andere belangrijke vestigingsreden – een innovatief klimaat – begint steeds verder in het gedrang te komen. De vraag is dan ook: waar kiezen we voor? Willen we een financieel en fiscaal aantrekkelijk land zijn of willen we bedrijven goede vestigingsvoorwaarden bieden zoals een innovatief klimaat? Dit laatste natuurlijk het liefst met veel werkgelegenheid en afdoende belastinginkomsten. Als we naar de literatuur over dit onderwerp kijken dan is de algemene strekking dat het bieden van fiscale voordelen op korte termijn enig effect kan hebben. Maar op lange termijn kan het nooit verbloemen dat een land andere gebreken heeft in bijvoorbeeld geschoold personeel of infrastructuur. Daarnaast is een concurrentiepositie op gebied van fiscale voordelen erg kwetsbaar want andere landen kunnen immers simpelweg dezelfde voordelen gaan bieden. Opvallend is dat deze studies uitwijzen dat dit zelfs voor lagelonenlanden geldt. Nederland valt hier duidelijk niet onder 5, maar moet het hebben van een hoge toegevoegde waarde binnen het productieproces, juist waarvoor een innovatief klimaat zo belangrijk is. Hierin moet geïnvesteerd worden. De lage vennootschapsbelasting laat echter een groot gat in de begroting, waardoor dit onmogelijk is.6 Maar wellicht waren de verlagingen van de vennootschapsbelasting nodig omdat Nederland simpelweg te duur werd. Dit blijkt zeker niet het geval. De Nederlandse vennootschapsbelasting is internationaal gezien aan de lage kant. Als er naar de landen om ons heen gekeken wordt, is deze in bijna alle landen hoger; in België, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden is de belasting hoger, alleen in Ierland niet.7 Ook op andere gebieden biedt Nederland voordeel. Zo verschijnen er de laatste tijd steeds meer artikelen die erop wijzen dat Nederland een groot belastingparadijs aan het worden is. Bijvoorbeeld brievenbus nv’s betalen bijna niets en ook krijgen grote bedrijven vaak fikse korting op hun belasting. Enige tijd geleden werd in een aflevering van Zembla ingeschat dat deze korting op zelfs 16 miljard euro neerkomt. Nederland zet op deze manier een race to the bottom in waar uiteindelijk niemand wat mee opschiet, vooral de eigen schatkist niet. Daarnaast begint in het buitenland het Nederlandse gedrag ook steeds meer irritatie op te wekken (zoals bijvoorbeeld in het Witte Huis en de rest van Europa). En wat levert het op? Als we naar buitenlandse investeringen in Nederland kijken, leren de cijfers dat de verlagingen voor de crisis weinig zin hebben gehad. Nederland doet het nog steeds erg goed, maar de investeringen (Foreign Direct Investment) lagen voor 2009 ongeveer op hetzelfde niveau als voor de serie verlagingen, terwijl die in West-Europa gemiddeld over het algemeen iets steeg. Een ander klassiek liberaal argument is dat een lage vennootschapsbelasting goed is voor de werkgelegenheid. Dit lijkt echter niet op te gaan want ook de bedrijven die goede resultaten boeken, blijven personeel ontslaan, terwijl salarissen, bonussen en dividend uitkeringen toenemen. Het komt er indirect op neer, dat de belastingverlaging direct wordt doorgeschoven naar het management en dividenduitkeringen. Dit is eigenlijk weinig verrassend. In de uit de hand gelopen bonusculturen van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is een directe relatie tussen het verlagen van bedrijfsbelasting en het oplopen van topsalarissen. In de jaren ’80 verlaagden Thatcher en Reagan de belastingen flink en zijn de bonussen steeds harder gaan oplopen. Tot wel vijf keer meer dan de stijging van salarissen.8 Hierbij valt ook op, dat mede hierdoor, met name Reagan grote budgettaire problemen had. Het lijkt er op dat nu in Nederland hetzelfde aan het gebeuren is. Conclusie De belastingverlaging heeft weinig effect en werkt in sommige gevallen alleen maar averechts. De r&d investeringen en fdi zakken alleen maar en het mkb wordt in een nadeligere concurrentiepositie gebracht. Het lijkt dan ook zinvoller om de verlagingen terug te draaien. Nederland heeft altijd goed geïnvesteerd in een uitstekend vestigingsklimaat en mag hier dan ook best wat voor terugvragen. Met een terugkeer naar een tarief rond de 27 procent lijkt Nederland zich in ieder geval niet uit de markt te prijzen. Een deel van de extra inkomsten zou dan weer in het vestigingsklimaat geïnvesteerd moeten worden, in zaken zoals infrastructuur, onderwijs, innovatie en een deel kan gebruikt worden om de overheidsfinanciën op orde te krijgen.   Leen Verkade is afgestudeerd in European Union Studies, en was daarna actief in verschillende commerciële functies en als innovatie onderzoeker bij de Gemeente Delft.   Noten 1 Als deze überhaupt betaald wordt, want ontduiking komt vaak voor; de vijftien grootste bedrijven in Nederland betalen nauwelijks belasting. 2 Uitgaande van de cijfers van 2010. 3 Niet al deze subsidies waren even doelmatig, maar sommige regelingen waren zeker succesvol. Een voorbeeld van een goed werkende, maar afgeschafte (mkb) subsidie is de innovatievoucher. Ook in de WBSO-regeling voor mkb’ers is gesnoeid. 4 De belasting tot 250.000 euro blijft gelijk, dus relatief profiteren grotere vennootschappen meer van de korting. Daarnaast hebben veel kleinere bedrijven een andere bedrijfsvorm dan bv of nv en profiteren dus niet van de korting, terwijl grotere bedrijven nagenoeg exclusief BV’s of NV’s zijn. Daarnaast waren ook veel van de afgeschafte subsidies juist voor kleinere bedrijven. 5 Onderzoeken naar de vestigingsreden van buitenlandse bedrijven in Nederland wijzen uit dat Nederland aantrekkelijk is vanwege de beschikbaarheid van goed opgeleid en meertalig personeel, een goede infrastructuur, weinig bureaucratie en het prettige en open leefklimaat. Ook als we kijken naar hoe Nederland zichzelf promoot in het buitenland, worden vooral deze punten benadrukt. 6 Een voorbeeld is Ierland, het enige land in West-Europa met een lagere vennootschapsbelasting dan Nederland (12,5 procent). Omdat zij geruime tijd een erg laag tarief hebben gehanteerd zijn ze erg succesvol geweest in het binnenhalen van bedrijven. Hoewel dit leidde tot sterke groeicijfers, zorgde het ook voor oververhitting en heeft geleid tot grote tekorten voor de overheid. De laatste jaren waren de tekorten ruim boven 10 procent van het bnp en waren er meerdere bail-outs nodig van het IMF en de EU. 7 In Duitsland is de nationale vennootschapsbelasting slechts 15 procent, maar hier komt vaak nog circa 15 procent lokale belasting bij. 8 Onder andere uit studies van de gerenommeerde economische universiteit van Berkeley.   Literatuur American Chamber of commerce (2010). A survey of attractiveness of the Netherlands. Elektronische publicatie. Atkinson, A.B. & Leigh, A. (2010). ‘The distribution of top incomes in five anglo-saxon countries over the twentieth century’. Institut fur Zukunft der Arbeit, paper no. 4937, Bonn. CBS (2011). Internationalisation monitor, Statistics Netherlands. CBS: Den Haag. Cornet & Rensman (2001). The location of R&D in the Netherlands. CPB: Den Haag. Deloitte Real Estate advisory (2011). Bedrijfsleven aan het woord; monitor tevredenheid vestigingsklimaat. DeloitteL Utrecht. Economist Intelligence unit & Columbia university (2006). World investment prospect 2010. Elektronische publicatie. Ernst & Young (2011). Netherlands attractiveness survey 2011 en European attractiveness survey. Elektronische publicatie. Ernst & Young (2011). The global venture capital and private equity country attractiveness index 2011 annual. Elektronische publicatie. Louter, P. & Eikeren, P. van (2010). Economische monitor Zuid-Holland. 2009 Kennisalliantie: Delft. Kuijpers, A. (2011). Netherlands drifting further behind in R&D. CBS: Den Haag. Morriset & Neda (2000). How tax policy and incentives affect foreign direct investment. Worldbank & FIAS paper 2509, Washington DC OECD (2012). OECD taxdatabase. Saez, E. (2004). Income and wealth concetration in a historical and international perspective. Berkeley University, Berkeley CA. Zembla (2009.) Nederland belastingparadijs (18 oktober).   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2012: Druk, druk, druk, en is te vinden bij het onderwerp belastingen.