Postbus66 – Hoe meer regels, hoe ongehoorzamer het volk
Lees hier het pdf van dit artikel.
Het aprilnummer van Idee was geheel gewijd aan het thema‘Vertrouwen: tussen vrijheid en controle’. Alhoewel de aandacht in dit nummer voor vertrouwen tussen met name overheid en burgers zinvol is, miste Idee-lezer Hans Onno van den Berg het thema vertrouwen tussen overheid en bedrijfsleven en stuurde een artikel naar Postbus66.
Door Hans Onno van den Berg
Vertrouwen is de kern van menselijke samenwerking; zonder vertrouwen gaat niemand met iemand in zee. Vertrouwen is daarmee ook een van de meest krachtige motoren van economie en handel. We kennen allemaal de ongrijpbare begrippen ‘consumentenvertrouwen’, ‘ondernemersvertrouwen’ of nog vager, het ‘vertrouwen van de financiele markten’. Ook tussen bedrijven onderling is vertrouwen cruciaal. Een enkele keer wordt bij een eerste levering boter bij de vis gevraagd of zelfs vooruitbetaling, maar bij een tweede levering is er al sprake van krediet (in het Latijns credere = geloven of toevertrouwen). Ook in arbeidsverhoudingen blijkt vertrouwen een doorslaggevende rol te spelen. Werknemers willen hun baas kunnen vertrouwen en willen een baas die vertrouwen in zijn medewerkers stelt. Vertrouwen vermindert de noodzakelijke controle (weg met de prikklok), verhoogt het zelfsturend vermogen en de creativiteit van medewerkers.
Dit veelsoortige belang van vertrouwen in economische zin, bestaat echter niet zonder stevige wettelijke rugdekking in het Burgerlijk Wetboek. ‘Afspraak is afspraak’ is vastgelegd in een reeks artikelen die het partijen mogelijk maken om bij het verzaken van het vertrouwen hun recht te halen. Politiek wordt wel georganiseerd wantrouwen genoemd (zie het artikel van Tom van der Meer in Idee (2012), nr. 2), onze rechtsstaat is daarentegen gecodificeerd vertrouwen. Wettelijk afdwingbare regels zijn cruciaal voor het organiseren van economisch vertrouwen. Teveel regels – maar ook te weinig regels – belemmeren echter juist weer het economische verkeer. In dit artikel ga ik in op dit spanningsveld.
Van wantrouwen naar vertrouwen
Sinds Balkenende I zijn overheid en bedrijfsleven samen bezig de administratieve lasten en regeldruk voor het bedrijfsleven te verminderen. Heel veel regels gaan over veiligheid: veilig voedsel, veilige auto’s, een veilige petrochemische industrie, een veilige opslag van vuurwerk, veilige arbeidsomstandigheden… Veel gaat ook over eerlijkheid: open inschrijvingen, eerlijke concurrentie, bij cao vergelijkbare arbeidsvoorwaarden…
Tot nu toe lijkt veel regelgeving te zijn geënt op wantrouwen, vanuit de premisse dat de burger beschermd moet worden tegen het bedrijfsleven en de werknemer tegen zijn baas. Veel regelgeving is gebaseerd op de overtuiging dat de overheid de regels en het toezicht helemaal zelf moet verzinnen, omdat het bedrijfsleven er anders een potje van maakt en de markt overspoeld zou worden met onveilig speelgoed, vuurwerkrampen, lekkende olietankers of ziekmakend voedsel.
Dit uitgangspunt van huidige regelgeving miskent echter het feit dat de overgrote meerderheid van deze bedrijven en werkgevers zelf ook graag geniet van veilig voedsel, veilige huizen en gezonde buitenlucht, zijn klanten graag goede waar levert en houdt van tevreden medewerkers. En zeker zo belangrijk, juist deze meerderheid heeft er alle belang bij de zich niet aan de regels houdende minderheid hard aan te pakken. Het toverwoord hier is ‘level playing field’. Als onveiligheid en oneerlijkheid niet worden afgestraft heeft het bedrijfsleven dat wel veilig en eerlijk werkt daar groot nadeel van. Daarom moeten mijns inziens regels ter verbetering van veiligheid en eerlijkheid samen met het bedrijfsleven worden bedacht. Zij weten immers als geen ander waar de risico’s op onveiligheid of oneerlijkheid zitten.
Sinds een aantal jaren wordt het bedrijfsleven inderdaad ook meer bij regelgeving betrokken. Hierbij is niet wantrouwen – het bedrijfsleven probeert regels te ontduiken – maar vertrouwen het sleutelwoord. Deze nieuwe aanpak heeft grote gevolgen. Zo zijn gedragsregels vervangen door doelformuleringen, waarbij de mogelijkheid bestaat om met alternatieve maatregelen te komen die het zelfde doel bereiken (bv. brandveiligheid). Meer in het algemeen is het Right to Challenge ingevoerd, waarmee bedrijven alternatieven kunnen aandragen voor in hun ogen niet of slecht werkende regelgeving. Er zijn een paar honderd vergunningenstelsels afgeschaft, waarbij veel (papieren) regelgeving vooraf is vervangen door controle achteraf. De invoering van het algemeen subsidiekader in 2007 heeft alle vooraf in te dienen plannen en boekhoudkundige verantwoordingen tot een bedrag van € 50.000 afgeschaft en vervangen door een inhoudelijke verantwoording achteraf. In de Arbowet wordt er tegenwoordig van uitgegaan dat werknemers en werkgevers met elkaar het beste weten wat veilig werken is en dat de arbeidsinspectie niet meer hoeft te doen dan de in een Arbocatalogus afgesproken werkwijzen te bekrachtigen.
En zo kan ik nog wel even doorgaan. De lijst van maatregelen die op basis van het vertrouwensparadigma zijn genomen is omvangrijk: verandering van het activiteitenbesluit, de omgevingswet, de bouwregelgeving, afschaffen van de verplichte welstandtoets, een inspectievakantie voor bedrijven met goed gedrag en een selectief gebruik van de wet Bibob, gericht op alleen die ondernemer van wie er een gegronde verdenking bestaat dat hij/zij fraudeert. Tot slot is de vertrouwensaanpak in het programma Regeldruk Bedrijven opgenomen in drie pilots voor de haven, de chemische industrie en de horeca, waarbij in samenwerking tussen wetgever, inspectie en bedrijven aan bedrijven de ruimte wordt geboden om binnen de gestelde veiligheids- en milieueisen zelf tot de meest effectieve invulling te komen.
Temperen van regelreflex
Deze aanpak, gebaseerd op vertrouwen en zelfregulering, heeft in mijn ogen tot nu toe veel succes geboekt. De aanpak leidt niet alleen tot betere regelgeving, efficiënter en specifieker toezicht en minder irritatie, maar ook tot besparingen die bij het bedrijfsleven kunnen oplopen tot tientallen miljoenen. Het programma loopt nog door tot 2015 en – ook met een nieuw kabinet – zijn de verwachtingen erover hoog gespannen. Als we het groots formuleren is er op veel plekken sprake van een paradigmashift van wantrouwen naar vertrouwen.
Om daar een goed vervolg aan te geven moet er echter nog veel gebeuren. Ontwerp samen met het bedrijfsleven risicoprofielen; bij kleine risico’s kan meer worden overgelaten dan bij grote. Ontwerp maatregelen om veiligheidsrisico’s te bestrijden en eerlijk handelen te bevorderen in samenspraak met het – goedwillende deel van het – bedrijfsleven. Vervang bij de meeste risico’s alle papieren controles vooraf door toezicht achteraf. Straf schending van het vertrouwen hard (vergelijk het aangiftebeleid bij de belastingdienst). Beloon goed gedrag met minder controles. Zet vol in op het Right to Challenge zodat het bedrijfsleven zelf met betere alternatieven kan komen. En als laatste, temper de regelreflex door een cool-down periode na incidenten.
Vooral dit laatste punt verdient veel aandacht. Nog steeds schiet de overheid bij elk incident in de zogenaamde regelreflex. Vuurwerkramp Enschede, het Hemeltje in Volendam, de cellenbrand op Schiphol, Chemiepak in Moerdijk; na het onvermijdelijke Zwarte Pieten over de schuldvraag, volgt even onvermijdelijk de roep om meer en betere regelgeving en meer of beter toezicht vanuit de overheid. Het kan best zijn dat er meer en betere regelgeving of toezicht nodig is, maar juist na een ramp moeten zowel analyse als oplossing plaatsvinden samen met het bedrijfsleven. Want dat bedrijfsleven betreurt de ramp niet minder dan de burger of de overheid. Vertrouwen bloeit alleen als het politiek goed is georganiseerd, in de gaten wordt gehouden door kritische consumenten en burgers en een actief maatschappelijk middenveld en tot slot wettelijk goed is/wordt verankerd. Een voorbeeld van slecht georganiseerd vertrouwen is ongetwijfeld ons bankwezen. Beurskoersen worden geacht het vertrouwen in het economie te weerspiegelen, maar doen dit steeds minder. Was de monetaire wereld voorheen een spiegel van de ‘werkelijke’ economie, nu zijn koersen en ratings een eigen leven gaan leiden en veroorzaken reacties binnen de ‘werkelijke’ economie van bedrijven, banken en overheden, in plaats van deze te weerspiegelen. Het gevolg is dat wij ons vertrouwen in de beurs als graadmeter van de economie en de ratingbureaus als thermometer van de wereldeconomie in hoog tempo aan het verliezen zijn en steeds meer bedrijven overwegen zichzelf weer van de beurs te halen (recent Tom Tom). Dit verlies aan vertrouwen vraagt om actief overheidsingrijpen.
De verbinding tussen de financiële markt en de echte economie moet worden hersteld door beperkingen aan banken en het tegengaan van speculatieve handel op de beurs. Ook hier worden alleen de goede oplossingen gevonden als er samen met – goedwillende – bankiers naar de oplossing wordt gezocht. Herman Wijffels is er met zijn Sustainable Finance Lab klaar voor. In alle opzichten is er nog een wereld te winnen. Want de vertrouwensaanpak werkt het beste als hij wordt gehanteerd in de hele keten van ontwerp, wet- en regelgeving tot en met toezicht. Nog teveel politici en ambtenaren zijn onnodig terughoudend en denken het zelf beter te kunnen.D66 kan bij de verdere ontwikkeling van de vertrouwensaanpak een belangrijke rol spelen. Want juist D66 baseert zich op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven en biedt het evenwicht tussen het al te liberale Gods water over Gods akker (VVD) en de stiekeme, maar o zo ontmoedigende controledrift van PvdA en SP.
Hans Onno van den Berg was tot halverwege 2011 voorzitter van het Platform Administratieve Lasten en Regeldruk van VNO/NCW en MKB-Nederland en lid van de commissie-Wientjes over dit onderwerp.
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.
– –
Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2012: Utopia: wat is wenselijk? Wat is haalbaar?, en is te vinden bij het onderwerpen gedrag en mensen onderling.