Postbus 66 – Philipp Blom: Verlicht romanticus

Lees hier het pdf van dit artikel. Op 8 december 2011 sprak Philipp Blom de Marchantlezing uit, een lezing georganiseerd door de Mr. Hans van Mierlo Stichting. Daniel Boomsma bespreekt Bloms ‘paradox van rede en instinct’ en diens pleidooi voor een nieuwe Verlichting, een radicale Verlichting. Door Daniël Boomsma De historicus Philipp Blom is een kind van de Verlichting. Niet van de Verlichting die bij iedereen direct een lampje doet branden – de Verlichting van Voltaire, Kant en, in mindere mate, Jean-Jacques Rousseau – maar van de ‘radicale Verlichting’ van Diderot, La Mettrie, Holbach en Helvétius. Deze denkers stelden dat de mens niet ‘slechts’ een rationeel wezen is, maar ook wordt gedreven door hartstochten, instincten en behoeften. Ze kwamen bijeen in de salon van Holbach, om daar – onder het genot van meer dan één wijntje – te filosoferen. Zonder twijfel springt één denker eruit, een radicaal waaraan Blom zichzelf wellicht spiegelt: Denis Diderot. Tijdens de Marchantlezing 2011, op 8 december 2011 in de Geertekerk te Utrecht, riep Blom het radicale Verlichtingsdenken van Diderot en geestverwanten in herinnering. Geïnspireerd door hun gedachtegoed hield hij een pleidooi voor een ‘nieuwe Verlichting’. Waar staat de zogenaamde radicale Verlichting voor? Het is een terechte vraag, zeker omdat het onderscheid relatief recent is gemaakt. De Amerikaanse historica Margaret Jacob maakte het onderscheid al in haar boek The Radical Enlightenment (1981) en de Britse historicus Jonathan Israel baseerde meerdere boeken – onder andere Radical Enlightenment: Philosophy and the Making of Modernity 1650-1750 (2001) – op het idee dat de Verlichting twee gedaanten had, te weten een radicale en een gematigde. In tegenstelling tot de gematigde Verlichtingsdenkers, hingen de radicalen een vorm van filosofisch materialisme aan. In de werken van Baron Paul-Henri Thiry, baron d’Holbach (Système de la Nature) en Claude Adrien Helvétius (De l’Esprit) kwam de gedachte naar voren dat mensen eigenlijk niet zoveel verschillen van dieren. De uiterlijke wereld, en de driften die deze bij de mens opwekte, vormde volgens de materialisten de kern van het leven. Religie, zo stelden de philosophes, paste hier in elk geval niet bij omdat het de mens corrumpeerde, tegen zijn natuur inging en hem zo ketende. Denis Diderot (1713-1784) was een enigszins vreemde eend in de bijt. Hij kan zeker onder de materialisten geschaard worden, maar zijn filosofie is origineler en dynamischer dan het wat starre, rechtlijnige denken van bijvoorbeeld Holbach. Diderot heeft zijn (bescheiden) faam niet te danken aan zijn filosofische traktaten, maar aan de leidende rol die hij speelde bij de totstandkoming (tussen 1751 en 1772) van de Encyclopédie, ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers. Samen met Jean le Rond d’Alembert, die later echter besloot niet meer bij te dragen aan de Encyclopédie, schreef hij ontelbare stukken over uiteenlopende onderwerpen. Ook Voltaire, Rousseau en Montesquieu schreven een noemenswaardig aantal artikelen voor Diderots grote project. Het uiteindelijke resultaat was, zeker voor die tijd, een prestatie van formaat. Naast zijn tijdrovende werk voor de Encyclopédie bleek Diderot een intellectuele duizendpoot. Hij was onder andere vertaler, redacteur, verslaggever, romancier en kunstcriticus. Het lijkt bijna onvoorstelbaar dat Diderot de tijd vond om te filosoferen, laat staan dat hij zijn gedachten op papier kon zetten. Toch heeft hij genoeg nagelaten om een helder beeld te kunnen schetsen van zijn denken. Dat is precies wat de in Duitsland geboren, in Wenen woonachtige historicus en journalist Philipp Blom heeft gedaan in zijn boek Het verdorven genootschap. De vergeten radicalen van de Verlichting. Blom signaleert in het werk van Diderot een fundamentele tegenstelling, een tegenstelling die van alle tijden is en wordt bepaald door begrippen die vaak als water en vuur worden gezien: rede en gevoel. Deze twee hoekstenen van de Verlichting – Blom gebruikt vaker het woord ‘instinct’; ook ‘hartstocht’ zou een juiste typering zijn – waren voor Diderot echter niet onverenigbaar. Daar waar andere filosofen, in de woorden van Blom, ‘de zuivere rede als de hoogste uitdrukking van de menselijkheid [zagen]’, overbrugde Diderot een schijnbaar onmogelijk diepe kloof. Hij onderscheidde zich hierin van de andere radicale denkers. De enigszins dorre systeemzucht van Helvétius en het strakke denken van Holbach – de filosofie van de laatste had overigens meer overeenkomsten dan verschillen met Diderots denken – werden door Diderot als het ware gekanaliseerd en in rustiger vaarwater gebracht. In de speelse en fantasierijke werken van Diderot komt dit onderscheid sterk terug. Menno ter Braak noemde Diderot ooit treffend een dilettant; werken als de beroemde romans Jacques le Fataliste, La Religieuse en Le Neveu de Rameau zijn doordrenkt van volupté, dat speelsheid of plezier betekent. Blom schrijft hierover: ‘Irrationele krachten die de menselijke natuur dreven [waren] misschien te begrijpen en bij te sturen, maar ze konden niet worden onderdrukt, en dat moest ook niet gebeuren. Volupté is zowel een primaire drift als het doel dat die zoekt.’ Net als Diderot heeft Blom een speelsheid in zijn denken; zijn boek is, in tegenstelling tot de soms wat droge teksten van Jonathan Israel, licht geschreven. Hij moet niets hebben van dogma’s en starre systemen. Het menselijk verstand heeft hij hoog in het vaandel staan, maar hij verwerpt elke vorm van kil rationalisme. Blom signaleert wat de rede betreft ook een paradox. Het waren juist de gematigde Verlichtingsdenkers die de rede als verheven zagen boven het instinct en de hartstocht. Diderot zag de rede – net als de andere radicalen – juist als iets dat het instinct kon bijsturen. Vergaande rationalisering kan zelfs tot gevaar leiden, stelt Blom. In de epiloog van zijn boek schrijft Blom: ‘Het is natuurlijk niet zo dat de logica van de rationalistische, deïstische, gematigde Verlichting per se tot Auschwitz voert, maar die logica heeft wel een neiging tot ontmenselijking, tot het ondergeschikt maken van menselijke verlangens en impulsen aan de allesoverheersende behoeften van een systeem dat zelf door de menselijke rede is geschapen.’ Vervolgens verwijst Blom ook naar de ‘nachtmerriewereld’ van Charlie Chaplins Modern Times. In Diderot vindt Blom een baken van menselijkheid dat lijnrecht tegenover het conformisme van de gematigde Verlichting stond. Blom haalt in deze context de nog immer – hoe kan het ook anders – rake woorden van Friedrich Nietzsche aan die schreef: ‘Voltaire was de laatste grote geest van het oude Frankrijk, Diderot de eerste grote geest van het nieuwe.’ Het bleek onvermijdelijk dat de moderniteit in het denken van Diderot voor Blom zou leiden tot kritiek op de huidige maatschappij. Het mikpunt van Blom is echter niet de bio-industrie, de ‘efficiency’ in de zorg of de extreme nadruk op rendement en productiviteit in het hoger onderwijs. Blom richt zijn pijlen op (de erfenis van) religie en de markt. De gematigde Verlichting, die wij zijn gaan beschouwen als dé Verlichting, is volgens Blom impliciet theologisch. Het willen verklaren van het leven, het zoeken naar structuur en betekenis, leidt onverwijld tot de gedachte dat er wel een God moét bestaan. De reden van ons bestaan is, zoals elke gelovige zal beamen, het bestaan van de schepper. Hier gaat het mis, stelt Blom. Die ‘zuivere rede’ (Kants reine Vernunft) heeft ons tot op de dag van vandaag opgezadeld met een diep christelijke opvatting van het leven: lijden is goed, genot is slecht en instincten moeten worden onderdrukt zodat de mens zich kan onderscheiden van de dieren. Deze gedachte heerst nu nog steeds, ook in de meest geseculariseerde landen met de meest drastische scheiding tussen kerk en staat. De ‘theologische rede’ van Voltaire en Kant lijkt het te hebben ‘gewonnen’ van Diderots ‘primaat van de hartstocht’. Bloms kritiek op de markt is gebaseerd op een paradox van de rede en het instinct. De verheerlijking van de rede heeft bij de mens de behoefte gecreëerd om ergens in te kunnen geloven. ‘Een hunkering naar geloof ’, zoals Blom het in de Marchantlezing noemde. De markt neemt de rol van God over en voorziet ons in een even simpele als complexe dagelijkse realiteit die bestaat uit aandelen, obligaties, kredieten en andere niet echt bestaande gegevens. Zo biedt de markt, in al haar onzekerheid en onvoorspelbaarheid, ons een schijnbaar houvast als ‘vervanger’ van God. Dan betreedt Diderot wederom het toneel. Ook hij had een sterk verlangen naar geloof en houvast. Zijn oplossing lag echter in weer een paradox. De rede moet juist in dienst staan van onze instincten, hartstochten en wilde gevoelens. Deze manier van denken zou volgens Blom kunnen leiden tot een andere visie op de maatschappij, ‘een maatschappij met waarden die heilzamer zijn voor het menselijk geluk.’ De positieve waardering van het lijden moet overboord worden gegooid. In plaats daarvan moeten mensen leren luisteren naar hun hartstochten. Het gaat erom dat, zoals Blom het in de Marchantlezing formuleerde, ‘passie en solidariteit, empathie en het zinvolle nastreven van een bevredigend leven op waarde worden geschat.’ Dit vormt de basis voor Bloms nieuwe Verlichting. Dit betekent echter dat we nog moeten ervaren wat vrijheid echt is, losgekoppeld van de diep in ons denken gewortelde religieuze ideeën. ‘Verlicht’ zijn we nog lang niet. Diderot belichaamt de nieuwe Verlichting die Blom bepleit. Diderots scepsis wat betreft de rede en zijn interesse in de ‘donkere’ moeizaam te doorgronden kanten van de mens doen denken aan de Romantiek. Goethe, die Diderots Le Neveu de Rameau vertaalde, had niet voor niets een hoge pet van hem op. Diderots tegenstelling tussen het rationele en het irrationele, maakt hem eigenlijk een verbindingsfilosoof. Philipp Blom probeert hetzelfde te doen. Hij is in die zin een moderne Diderot, een Verlicht romanticus van de 21ste eeuw. Bloms pleidooi voor een nieuwe Verlichting vraagt om een omslag in ons denken en in onze cultuur en om een omarming van de echte Verlichting, de radicale Verlichting.   Daniel Boomsma is hoofdredacteur van DEMO, het ledenblad van de Jonge Democraten.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2012: Crisis, en is te vinden bij het onderwerp filosofie.