Postbus 66 – Bruggen tussen politiek en wetenschap

Lees hier het pdf van dit artikel. Nederlandse politici hebben veel te winnen bij onderzoek en feitenanalyse. Alhoewel zowel politiek als wetenschap een eigen rol hebben in de samenleving, is een brug tussen beide werelden heel wenselijk, meent Edwin van der Post. Door Edwin van der Post Fact free politics. Evidence-based policy. De laatste tijd zijn dit veel gebezigde buzz-woorden in de politieke besluitvorming. Het toont politiek als dé strijd om dé feiten. Hierbij gaat het vooral om de vraag of het gaat om de werkelijke feiten of een doorgeschoten mening. Een kakofonie van framende feiten, mooie meningen en beoogde beleidseffecten worden immers dagelijks via de tv-journaals en kranten op ons losgelaten. Dit schreeuwt om meer discussie over de zin en onzin van feitenvrije politiek. Waardeloze politiek Politicoloog Tom Louwerse stelde in een eerdere Idee (2012 #5, ‘Meten is weten’) dat het vrijwel onmogelijk is om bij een politieke keuze een volledige objectieve afweging te maken. We kunnen de politiek niet reduceren tot het ‘managen van de BV Nederland’. Daar sluit ik me bij aan. Vervolgens concludeert hij echter dat feitenvrije politiek soms een probleem is, maar een meningvrij politiek debat nog veel erger zou zijn. Dat vind ik een te luchtige en te gemakkelijke benadering. Immers, normatieve vragen zijn vaak ingebed in feitelijke omstandigheden en er zijn altijd wel enige feitelijkheden die controleerbaar ofwel onderzoekbaar zijn. Met alleen feitenvrije politiek komen we er niet. Diepgaande kennis van de feiten is onontbeerlijk. Ik zou het daarom precies andersom willen formuleren: meningvrije politiek kan soms een probleem zijn, maar te veel feitenvrije politiek is veel erger. Dit betekent niet dat ik wil tornen aan het onderscheid dat Max Weber maakte, toen hij zei: ‘Wetenschappelijk onderzoek gaat over de feiten – het Sein, politieke wilsvorming over de waarden – het Sollen.’ De politiek mag niet worden opgeslokt door wetenschap en technologie, vond Weber. Dat leidt slechts tot depolitisering en technocratie. Een zekere scheiding tussen wetenschap en politiek is nodig, juist ook ter bescherming van de vrije politieke wilsvorming (zie ook Harbers 2011). Maar: een politiek die de brug naar de wetenschap of technologie en dus de feiten verwaarloost, is een waardeloze politiek. Gekleurde wetenschap Andersom mogen we ook aan de wetenschap vragen om de politiek niet te verwaarlozen. Zo sprak Robbert Dijkgraaf in zijn jaarrede van 2011 als toenmalige president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) dat er ook een schone taak ligt voor de wetenschappers om een brug te slaan tussen politiek en wetenschap. Volgens Dijkgraaf hebben bijvoorbeeld Kamerleden geen behoefte aan grotere stapels met wetenschappelijke rapporten, maar aan inzichten die deze stapels ‘inkoken’ tot een handzame synthese. We komen hiermee al snel in het grijze gebied van wetenschappelijk getinte meningen en wetenschap die in de buurt komt van de politiek of het zelfs overschaduwt. Het Rathenau Instituut waarschuwt in de verkennende studie Beleid en het bewijsbeest (2012) voor deze schurende situatie en geeft als aanbeveling dat politici en wetenschappers ‘rolvast’ moeten blijven. Oftewel, de wetenschap moet het bij wetenschap houden en de politiek bij de politiek en niet gaan ‘wetenschappen’. Doorgaans kan de wetenschap ook geen definitief uitsluitsel geven of is geen eenduidige conclusie mogelijk en is het juist de rol van de politicus om vanuit zijn morele frame beleidskeuzes te maken. Natuurlijk, met alleen wetenschap komen we er niet. Het zou leiden tot politieke armoede. De wetenschap levert materiaal dat maar tot op zekere hoogte bruikbaar is voor bestuurders en politici. Het ‘bepalen wie wat wanneer en hoe krijgt’ – politiek gedefinieerd volgens de Amerikaanse politicoloog Harold Lasswell – is in zijn breedste betekenis niet zozeer een technisch vraagstuk, maar een normatieve vraag. Maar politiek en wetenschap delen wel het bed. We moeten niet in de val trappen van de fallacy of bifurcation: de filosofische neiging om conceptueel gezien strikte onderscheidingen aan te brengen, zoals tussen ‘wetenschap’ en ‘samenleving’ en ‘politiek’. Om vanuit hun normen en waarden politieke afwegingen te maken, ontkomen politici er niet aan om gebruik te maken van de feiten en de wetenschap. Die geven inzicht in mogelijke effecten en de werking van beleid. Zo is er veel politieke discussie over het versoepelen van het ontslagrecht. Maar uit onderzoek blijkt dat het vrijwel geen effect heeft op de werkloosheid. En jarenlang worden er euro’s uitgegeven aan een aan elkaar verbonden ecologische hoofdstructuur. Maar wat blijkt wetenschappelijk: er kunnen grote vraagtekens gezet worden of dat wel tot het beoogde effect leidt. Zo staan in het boek Wetenschap is ook maar een mening nog tientallen politieke kwesties die aan de kaak worden gesteld met harde feiten (Den Hond 2012). Vervuild klimaatdebat Vooral bij het beleidsterrein milieu is een problematische vermenging gaande van wetenschap en politiek. Elke politieke stroming hanteert zijn eigen feitenformules. Klimaatonderzoek geeft daartoe ook de ruimte. Er is een alsmaar groeiend ‘milieu-feiten-complex’ waarin ieder naar eigen lust kan shoppen. Wetenschapsjournalist Marcel Crok stelt zelfs dat als het om het milieu gaat de wetenschap is verziekt door politieke inmenging (2010). Volgens Crok is de wetenschappelijke kennis nog te beperkt om zekerheid te geven over hoe het klimaatsysteem werkt en om effecten in de toekomst te voorspellen. Bij de stijging van de CO2 kijkt de wetenschap vrijwel alleen naar de negatieve effecten, terwijl er mogelijk ook dempende effecten aan verbonden zijn. De maatschappij krijgt zo geen goede informatie, aldus Crok. Het milieu verdient een schoon debat en meer focus op de ‘onvolledige’ feiten en minder op het doemdenkende moralisme. Juist de wetenschap moet ons laten doordenken over interpretaties van allerlei roemruchte klimaatpublicaties, zodat wij onze standpunten goed kunnen bepalen. Het is dan ook te waarderen dat minister Kamp begin dit jaar bij het maken van het nieuwe milieubeleid hardop zei ‘Ik wil de feiten’ en een vertrouwelijke sessie aanging met deskundigen, waaronder de eerdergenoemde wetenschapsjournalist Crok. ‘Onderzoekende’ politiek Het voeren van een politieke discussie op basis van feiten past bij een liberale samenleving die gestoeld is op het Tijdperk van de Rede. Niet voor niets ontwikkelde Thorbecke, de grondlegger van onze liberale democratische rechtstaat, een organisch-historische visie; een politiek-filosofische visie die uitgaat van een scherp oog voor de verschijnselen in de maatschappij en de ontwikkelingen van verleden naar heden en toekomst (Drentje 1998). In dit verlichtingsdenken gaat het juist om de combinatie van inzicht in de cruciale feiten en het daarbij juiste ideologische haakje dat de tijdgeest raakt. Een expertocratie is niet geboden, maar tegelijkertijd heeft de politiek veel te winnen met de onderzoekende werkwijze van de wetenschap. De Amerikaanse politieke filosoof John Dewey (1859-1952) wees hier in zijn tijd al op. Daarbij wees hij ook op meer publieksparticipatie bij de beleidsontwikkeling. Want ook al is de schoenmaker de expert, de drager ervan weet het beste waar de schoen knelt, aldus Dewey (Dijstelbloem 2008). Dit denken beperkt de speelruimte voor de politicus niet. Maar het vraagt om diep graven in de inhoud om dé feitelijke nuance te vinden die ertoe doet en die vervolgens over het voetlicht te brengen in de media. De politicus moet zo rolvast blijven en tegelijkertijd openstaan voor wetenschappelijke kennis. Je zou dit kunnen bestempelen als een vorm van ‘totaalpolitiek’: uitzoomen op de vraagstukken en ze in breder verband analyseren. Bijvoorbeeld in de zorgsector is er zo’n complexiteit en regelbrij met bij- en zij-effecten dat de politicus breder moet kijken dan een zorgexpert doet. En als het gaat om economisch beleid, kan een wetenschapper in strikt economische zin gelijk hebben, maar kunnen ook factoren een rol spelen die in de economische analyse niet worden meegenomen. De Weten-schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid pleitte in dit verband in het rapport Lerende overheid (2006) voor een probleemgerichte politiek. Het constateerde dat de overheid – ook de Tweede Kamer – zich meer moet richten op een inhoudelijke benadering ofwel kennisgeoriënteerde aanpak, vooral bij ‘ongetemde’ problemen zoals de klimaatverandering. Het recente proefschrift Parlementair onderzoek van Sandor Loeffen (2013) borduurt hierop voort met de conclusie dat de Tweede Kamer veel te winnen heeft bij een verdere ontwikkeling van haar onderzoeksfunctie. Daarbij stelt hij voor om binnen de bestaande vaste Kamercommissies permanente subcommissies in te stellen die onderzoek kunnen laten doen naar de uitvoering van bestaand beleid of toekomstige beleidsvraagstukken. Meer bruggen! Het zou de politiek verrijken als politici zelf meer en scherper onderzoekend te werk gaan. Een steeds complexer wordende maatschappij verdient politici die verder kijken dan hun neus lang is en meer constructieve bruggen slaan met de wetenschap. Als de feiten daartoe aanleiding geven, zoals bij het milieu, dan hoort juist de politiek voorzichtig te zijn en te wijzen op dé nuance.   Edwin van der Post is bestuurskundige en senior communicatieadviseur.   Literatuur · Crok, M. (2010). De Staat van het Klimaat. Amsterdam: Dutch Media Uitgevers. · Dijstelbloem, H. (2008). Politiek vernieuwen. Op zoek naar publiek in de technologische samenleving. Amsterdam: Uitgeverij Van Gennip. · Drentje, J. (1998). Het vrijste volk der wereld. Zwolle: Waanders Uitgeverij. · Harbers, H. (2011). ‘Waarom fact free politics nog zo slecht niet is’, socialevraagstukken.nl (dossier fact free politics), 2 december 2011. · Den Hond, B. e.a. (2012). Wetenschap is ook maar een mening. Harde feiten bij 25 politieke kwesties. Amsterdam: Uitgeverij Oostenwind. · Loeffen, S. (2013). Parlementair onderzoek. Een studie van het onderzoeksrecht in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Universiteit Maastricht. · Louwerse, T. (2012). ‘Feitenvrije vs meningenvrije politiek’, Idee, oktober, p. 20-23. · Rathenau Instituut (2012). Beleid en het bewijsbeest. Een verkenning van verwachtingen en praktijken rond evidence-based policy. Den Haag, januari 2012. · Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2006). Lerende overheid. Een pleidooi voor probleemgerichte politiek, rapport aan de regering nr. 75. Den Haag: wrr.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2014: Lang leve de democratie!, en is te vinden bij de onderwerpen Nederlandse politiek en wetenschap.