Lees hier het pdf van dit artikel. Column door Marijke Mous Naast mij in de auto zat een doodvermoeide Alexander. Hij kuchte en snotterde wat, accepteerde dankbaar water en wybertjes. Van een dutje zou hij misschien wat opknappen, maar dat zat er niet in. Steeds werd hij opgebeld over de meest uiteenlopende zaken. Hij sprak kort en directief met allerlei mensen, sloot steeds af met een vriendelijk ‘hoi’. We waren de dag fris begonnen. Hij verwelkomde mij in zijn huis, every inch a gentleman, stelde zijn katjes aan mij voor en constateerde dat we op pad moesten. Naar Veenendaal. Daar was een project. Er zouden er nog vele volgen. Het goot pijpenstelen. Hij sprak verstandige taal bij de wijk die veel energie zou gaan besparen; benaderde met de plaatselijke folder in de hand voorbijgangers in diverse winkelcentra; stak een hart onder de riem van de aanwezigen in een hotel in Zeist, bezocht een voetbalclub in Oud-Beijerland en bleef enthousiast op een desolaat parkeerterrein in Zuidoost Amsterdam. Steeds omstuwd door enthousiaste mensen in witte jassen met groene letters, die al reikhalzend naar zijn komst hadden uitgezien. De dag eindigde in een café in IJsselstein, waar van hem een pakkend antwoord werd verwacht op de meest uiteenlopende vragen. Die gaf hij en het bleef pokkenweer. Drie dagen speelde ik voor chauffeur van onze lijsttrekker, vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen. Zag over welke mentale en fysieke kracht een mens moet beschikken om een politiek leider op campagne te kunnen zijn. Het is topsport zonder blessures, want the show must go on. Non stop alert zijn, belangstelling tonen, ongemak en tegenslag negeren en doordrongen blijven van het besef dat je gedragen wordt door een aanhang die gekoesterd en geprezen moet. Daarbij steeds fit en ontspannen ogen. Excelleren als baan; AP doet het met overtuiging. Agnes, Camiel en Wouter kunnen erover meepraten. Zij speelden het niet klaar. Agnes zou niet in haar hoofd gehaald hebben om te zeggen dat zij koos voor haar gezin, dat doe je niet als vrouw. Camiel koos voor zijn libido en Wouter had niet het lef om toe te geven dat hij zichzelf in de nesten had gewerkt door minister en partijleider tegelijk te willen zijn. Daar moet Job nog maar eens goed over nadenken. Een van onze tochten voerde ons langs het OLVG. Het was laat, donker al, de wind joeg striemend de regen door de glimmende straten. Het ging niet goed met Hans van Mierlo. Onderweg naar Wageningen spraken we niet veel. Mijn gedachten dwaalden terug naar de jaren tachtig, naar het congres waar ik genageld aan mijn stoel naar de rede van de grote magiër had geluisterd. Hij kwam terug als politiek voorman. De man die ´s morgens met een bloedspoor van het scheren op zijn kraag in een vergadering verscheen. Die zich met zijn lidmaatschapskaart in de hand bleef aandienen aan de congresbalie, om zich te legitimeren. Terug naar huis dacht ik aan Alexander. Niemand meer boven hem, D66 is ouder geworden.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2010: Nieuwe verbindingen, en is te vinden bij het onderwerp Nederlandse politiek.Lees hier het pdf van dit artikel.  Discussies over ‘dè Nederlandse identiteit’ worden veelal weggezet als speeltjes van conservatieve krachten. Vanuit een kosmopolitische houding kan er echter wel degelijk ook een nuttige bijdrage aan dat debat worden geleverd, meent Boris van der Ham. Door Boris van der Ham De Nederlandse identiteit (in 20 seconden) Het was juli 1992. Ik was 18 jaar en toerde met een interrail-ticket door Europa. Met dit ticket kon ik voor één prijs een maand lang met de trein door alle landen van Europa reizen. Na Kopenhagen, Berlijn en Praag nam ik de nachttrein naar Italië. Venetië. Aangekomen, trok ik ’s ochtends vroeg te midden van een karavaan van andere rugzaktoeristen naar de Jeugdherberg nabij het San Marcoplein. Nog voor ik mijn rugzak had uitgepakt was ik in gesprek met Franse, Australische, Amerikaanse en Japanse leeftijdsgenoten. We vertelden in geuren en kleuren over de landen en steden die we hadden bezocht. We probeerden elkaar te overtroeven met onze ervaringen. You really have to go to Istanbul, that’s neat!, zei een Canadese jongen. Meer competitie was er over de landen waar we zelf vandaan kwamen. Wie kan het meest opwindende verhaal vertellen over zijn land? What’s up in your country? was de vraag, waarna er ongeveer 20 seconden de tijd was om de zaalgenoten te imponeren voordat de aandacht weer naar een ander verschoof. Ook aan mij werd de vraag gesteld. What’s up in Holland? Dat was niet makkelijk. Het lukte me wel om de excentrieke kenmerken van Nederland op te lepelen, zoals ons nuchtere drugsbeleid, de machtige sociale zekerheid en de grote seksuele vrijheid. Maar was dat de kern van Nederland? Ik had er eigenlijk nooit over nagedacht. Ik stamelde dat we a flat country zijn, waar much is possible. Er moet toch wel meer te vertellen zijn in 20 seconden? Wat is de Nederlandse identiteit? Veel Nederlanders lijken vaak het buitenland nodig te hebben om daarop een antwoord te krijgen. Als er een ramp gebeurt in Nederland wordt massaal de Amerikaanse tv-zender cnn opgezet en gekeken of we dáár het nieuws hebben gehaald. Soms lijkt iets pas echt belangrijk als het door een nieuwslezer uit het buitenland wordt uitgesproken. Nederlandse kranten plaatsen buitenlandse berichtgeving over Nederland op een prominente plek, soms wel een halve pagina vol. De meest gezaghebbende boeken over Nederland zijn meestal van Engelse, Duitse of Amerikaanse afkomst. Ook de meest vleiende woorden over Nederland worden vooral in het buitenland gesproken. De Economist prees Nederland op 2 mei 2002 de hemel in. Onder de titel Going Dutch werd Nederland bewonderd om het economische succes van het ‘poldermodel’ en onze vrijheden. Het blad riep Nederland op daar eens wat trotser op te zijn: It is time they cast aside this lack of confidence. They have much still to teach – if only the world will learn. In die dagen waren Nederlanders trots op Nederland, omdat anderen het ons souffleerden. Na twee politieke moorden, op 6 mei 2002 op Pim Fortuyn en op 2 november 2004 op Theo van Gogh, waaide die wind snel anders. Zo stond er in de The New York Times: Something sad and terrible is happening to the Netherlands, long one of Europe’s most tolerant, decent and multicultural societies. ‘Going Dutch’ is nu een sinister vooruitzicht, schreef een Britse journaliste in het Britse dagblad The Times. Sommige buitenlandse commentatoren spraken met leedvermaak over de Nederlandse crisis en zagen hierin hun standpunt bevestigd dat een land ‘zonder principes’, waar alles maar ‘moet kunnen’, gedoemd is tot de ondergang. Nederlandse opiniemakers aapten dit vervolgens weer snel na. Tegelijk ontvlamden discussies over de integratie van buitenlanders, de gezondheidszorg, de kloof tussen burger en politiek, het onderwijs, de vrijheid van meningsuiting, de oorlog in Irak, de Islam, de economie – over wat niet! Om dit onbehagen te kanaliseren werden er ronkende plannen gepresenteerd, tègen onveiligheid, vóór de integratie, tègen bureaucratie, vóór democratische vernieuwing en tègen de verloedering van Normen en Waarden. Tegelijk werd de ‘Nederlandse identiteit’ onderwerp van debat. De jaarlijkse Boekenweek van 2005, die als thema ‘Vaderlandse Geschiedenis’ had, werd de meest succesvolle uit zijn bestaan. Ik merk dat er onder sociaal-liberalen, ook buiten d66, een soort huiver is om aan dit debat mee te doen. Discussies over ‘De Nederlandse Identiteit’ worden veelal weggezet als speeltjes van conservatieve krachten. Meedoen aan dit debat zou contrair zijn aan de kosmopolitische houding die sociaal-liberalen willen innemen. Ik ben geneigd daar iets anders over te denken. Sterker nog: ik vind dat juist vanuit een kosmopolitische houding er weldegelijk een nuttige bijdrage aan dat debat kan worden gegeven. Dat zijn we zelfs aan onze stand verplicht. Kunnen we een positieve lading en wending geven aan dit nationale identiteitsdebat?  

‘Het zijn mensen, waard de aarde te betreden; ieder van hen is een koning in het klein […] Men kan hen onder druk zetten, onderdrukken kan men ze niet!’

  Als ik zelf denk aan de Nederlandse identiteit, dan grijp ook ik terug op wat buitenlanders over ons hebben beweerd. Zo vind ik de omschrijving van de Franse filosoof Voltaire mooi. Toen hij aan het eind van de 18de eeuw Nederland bezocht omschreef hij Nederland – en met name Amsterdam – als het een ‘pakhuis van de wereld’. Door de open economie, de havens, de handel en de open geest kwamen vele culturen, mensen en goederen samen en dat had in zijn ogen een paradijselijke aantrekkingskracht. Een mooi beeld. Nog fraaier zijn de omschrijvingen opgetekend door de grote Duitse schrijvers Goethe en Schiller. Vooral aan het eind van de 18de eeuw waren Duitse schrijvers opmerkelijk enthousiast over de Nederlandse vrijheidsstrijd en onafhankelijke geest. Zij zagen de strijd, gevoerd in de 16de eeuw tegen de tirannieke Spaanse koning Filips ii, als een principiële strijd voor vrijheid. Zo schreef Goethe het toneelstuk ‘Egmond’ waarin hij die vrijheidsstrijd schetste. Egmond – een strijdmakker van Willem van Oranje – zegt daarin over Nederlanders: ‘Het zijn mensen, waard de aarde te betreden; ieder van hen is een koning in het klein […] Men kan hen onder druk zetten, onderdrukken kan men ze niet!’. Ook Goethes tijden landgenoot Friedrich Schiller hemelde de Nederlandse vrijheidsstrijd tegen Koning Filips ii op. In het toneelstuk ‘Don Carlos’ roept een medestander van de Nederlanders uit: ‘Geef ons terug wat u van ons nam en word de koning van miljoenen koningen. Geef ons vrijheid van denken!’ In beide citaten wordt de vergelijking met ‘koningen’ getrokken. De Nederlandse samenleving werd immers niet meer geregeerd door één autoritaire koning die mensen voorschreef hoe ze moesten denken en leven, maar mensen regeerden min of meer zichzelf. In een individuele samenleving is er niet één koning, maar zijn er miljoenen. Dat beeld, van een eigenzinnige gemeenschap van individuen, vind ik ook voor het 21ste eeuwse Nederland van toepassing. Maar hoe zouden we dat nu kort kunnen samenvatten? Wat ‘pitchen’ we voortaan in de jeugdherbergen van de wereld? Is er een mooie tekst, liefst ook uitgesproken door een Nederlander, die dit alles deugdelijk samenvat? Ik zou dan kiezen voor een tekst van Koningin Wilhemina. Op 27 juni 1945 hield zij haar eerste radiotoespraak op radio Oranje, weer terug op Nederlandse bodem. Ze deed een oproep aan het bevrijde Nederland.  

‘Wij willen ons ertoe zetten onszelf op te bouwen en onze kinderen, elk naar eigen overtuiging, opdat wij als volk de moeilijkheden, die wij op onze weg zullen ondervinden, te boven kunnen komen. Immers, wij willen trachten voortrekkers en baanbrekers te zijn voor de nieuwe tijd, die voor ons ligt’.

  Ik vind dit een prachtige tekst, die – wat mij betreft – zo de preambule van onze grondwet zou kunnen vormen. Het draagt de diversiteit van Nederlanders in zich, maar ook de gemeenschappelijke ambitie om voorop te willen lopen, de wereld in te trekken en niet angstig te zijn voor toekomst. Nederland was altijd op z’n best als het lef toonde. In de 16de eeuw werd hier een nieuwe standaard gezet toen het vocht tegen tirannie en godsdienstvrijheid eiste. Ook toen wisten we niet waar we zouden uitkomen. We waren de eersten die in 1602 een multinational opzette, de Verenigde Oost-Indische Compagnie, die werelddelen ontdekte. Ook daar was de uitkomst niet zeker. Ondernemers als Anton Philips staken hier hun nek uit. Nederland was de uitwijkplek voor vrijdenker Locke, Descartes, Bayle en vele anderen. Nederlandse schilders, zoals Vermeer, Rembrandt, Van Gogh en Mondriaan veroverden de wereld door met hun gave af te wijken van de norm. Onze ethische wetgeving was baanbrekend, en vond in eerste instantie vooral verzet in andere landen. Voortrekkers en baanbrekers zijn; het is een optimistische definitie van de Nederlandse identiteit, met een uitnodigend doel. En ik heb het getimed: het is te zeggen in 20 seconden.   Boris van der Ham is Tweede Kamerlid voor D66.

Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.

— Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2010: Nieuwe verbindingen en is te vinden bij de onderwerpen nationalisme en cultuur.Lees hier het pdf van dit artikel.  Politieke partijen – ook D66 – worden door burgers vaak vereenzelvigd met ‘Den Haag’. Volgens ondernemer Ad van Vugt zouden politieke partijen weer onderdeel moeten worden van de samenleving, en niet van de overheid. De vereniging als verbinding tussen mensen onderling.

Door Ad van Vugt

Taal is een waardevol fenomeen. Hoe men iets noemt, bepaalt hoe men er mee omgaat. In de zorg bijvoorbeeld wordt het woord ‘patiënt’ steeds vaker vervangen door ‘cliënt’. Deze cliënt verwacht veel van de zorg, is mondig en stelt eisen aan de kwaliteit van de behandeling en de servicegerichtheid van de zorgverlener. Als het gaat over immigranten in de Nederlandse samenleving, spreken we steeds vaker over ‘nieuwe Nederlander’ dan over ‘allochtoon’ of – nog ouder – ‘gastarbeider’. In de politiek spreken we ook al weer een tijdje over d66 als ‘partij’, terwijl het (juridisch) nog steeds ‘vereniging’ is. Maakt het eigenlijk wat uit welke naam je het beestje geeft? In dit artikel betoog ik van wel. Politieke partijen moeten weer onderdeel worden van de samenleving, en niet van de overheid. Een politieke partij is een vereniging van mensen onderling. En dan past het woord ‘vereniging’ beter dan ‘partij’. De samenleving verandert Dat de samenleving is geïndividualiseerd is geen nieuws meer. Ook niet de kritiek op deze veranderende samenleving waarin individuen klaarblijkelijk als egoïstische atomen naast, en niet met, elkaar leven. Kerk, vakbond maar ook de politieke partij zijn niet meer de instituties van vroeger waar mensen vanzelfsprekend ‘lid’ van zijn. Beroepen zoals arts, notaris, pastoor, of politicus hebben niet vanzelfsprekend meer het respect op basis van hun titel. Onze maatschappij is niet meer strak en van bovenaf georganiseerd; autoriteit is geen vanzelfsprekendheid meer. Maar dit wil niet zeggen dat mensen niet meer in elkaar geïnteresseerd zijn en zich niet met elkaar verbinden. Een daadwerkelijk geïndividualiseerde samenleving bestaat uit individuen die bewust hun eigen leven leiden met verantwoordelijkheid voor hun omgeving. Mensen vinden elkaar omdat ze gezamenlijk veel tot stand kunnen brengen, en zich realiseren dat de overheid niet altijd kan leveren wat zij willen.  

‘De politieke partij moet weer iets worden van mensen onderling. De partij als politieke vereniging moet zich meer bezighouden met wat er in de maatschappij leeft ’

  Een probleem is dat ‘de politiek’ hier momenteel niet bij aansluit; politieke partijen zijn nog steeds ingericht op basis van de oude, collectief georganiseerde verzuilde samenleving. De blik is gericht naar boven, naar de top, naar de besluiten van de regering en de uitvoering door de overheid. Ook door de manier waarop onze democratie functioneert, en regeringen worden samengesteld, zijn politieke partijen meer onderdeel van het pluche dan van de samenleving, terwijl ze haar legitimatie toch vindt op het niveau van mensen onderling. Om dit probleem goed te begrijpen, is het nodig een onderscheid te maken tussen drie verschillende domeinen in de samenleving. Privaat, publiek en politiek: drie domeinen In het door het Kenniscentrum van d66 gepubliceerde essay: Vertrouwen op de eigen kracht van mensen (2009), wordt een onderscheid gemaakt tussen drie domeinen: privaat, publiek en politiek. Het privédomein gaat over het individu als privé persoon. Het publieke domein betreft de relaties tussen mensen onderling; het individu dat in het publiek treedt en zich ‘beschaaft’ aan anderen. Het politieke domein, tenslotte, is het domein van burger ten opzichte van de overheid (let wel de overheid heeft over de mens niets te zeggen). Deze driedeling werd eerder door Paul Frissen gekozen voor zijn boek De staat van verschil. Het kenmerkende van het politieke domein is dat deze haar eigen grenzen bepaalt, en daarmee de grenzen van de andere domeinen. Met andere woorden: in het politieke domein wordt bepaald wat privaat en publiek is. De laatste jaren lijkt deze grens te zijn verschoven; de overheid bemoeit zich met van alles (ook achter de voordeur). De ruimte voor het private en publieke domein wordt beperkt, en de grenzen vervagen. Bovendien verschuift binnen het politieke domein de aandacht van lokale politiek naar ‘Den Haag’; zelfs de gemeenteraadsverkiezingen leiden tot nationale debatten met fractieleiders uit de Tweede Kamer. De partij als partij In een democratie staat ieder mens staat een stukje van zijn vrijheid (zijn private domein) af om die zaken die beter collectief kunnen worden geregeld ook op die manier te regelen. Daartoe wordt een overheid in het leven geroepen die collectiviteit organiseert en uitvoert (het politieke domein). Omdat niet alle mensen gelijk zijn, hebben we verschillende meningen over hoe er met die vrijheid van ons moet worden omgegaan en daarom sluiten wij ons aan bij een politieke vereniging. Die vereniging stuurt vervolgens representanten naar de volksvertegenwoordiging waar in dialoog tot meerderheidsstandpunten wordt gekomen met andere verenigingen. De aldus gevormde meerderheidsstandpunten worden ten uitvoer gebracht door de regering met behulp van het overheidsapparaat. Het parlement praat over wat wenselijk is, terwijl de regering het heeft over wat haalbaar is. Een politicus – zo zei ook Alexander Pechtold een tijdje geleden – hoort dan ook thuis in de volksvertegenwoordiging en niet in de regering. Hoe anders vergaat het ons momenteel. We noemen de vereniging een partij; de volksvertegenwoordiging het parlement en de regering lijkt eerder ons te vertellen wat er gaat gebeuren dan dat het de wens van de meerderheid van het volk uitvoert. Politieke leiders nemen in de regering plaats, en regeren in plaats van controleren. Er vindt nauwelijks dialoog plaats in de Tweede Kamer, die door de coalitiepartijen gedomineerd wordt. De partij als vereniging Om hieraan tegenwicht te bieden, zou de politieke partij weer een echte vereniging moeten worden (wat zij trouwens juridisch nog steeds is). De politieke partij moet weer iets worden van mensen onderling (het publieke domein). Noem een partij een vereniging. Dit lijkt triviaal, maar impliceert heel veel; van een focus op de politieke wereld in Den Haag naar de samenleving. De partij als politieke vereniging moet zich meer bezighouden met wat er in de maatschappij leeft. Let wel, de partij als vereniging heeft ook een functie in ‘Den Haag’. Het is geen kwestie van of-of maar van en-en. De politieke vereniging is bij uitstek geschikt om de verbinding te maken tussen die mensen in de samenleving die behoefte hebben aan een individuele oplossing of oplossing voor een kleine groep. Een afdeling van een politieke vereniging die zijn oor te luisteren legt in de lokaliteit waar ze deel van uit maakt, kan met raad en daad een lokaal initiatief ondersteunen of door gebruikmaking van haar politieke positie de overheid betrekken wanneer dat passend is, op een manier die passend is. Daarin zou overigens een politieke vereniging als d66 niet verschillen van een andere vereniging die hier al erg goed in is, de sp. Het gaat er om dat men zich in het publieke domein ‘verenigt’ en dat men de politieke vereniging gebruikt om in het politieke domein de ruimte te creëren die daar gewenst is om als vereniging dat te doen wat in Den Haag niet hoeft te gebeuren. Aansluiting bij initiatieven Politieke verenigingen moeten dus weer aansluiting zoeken bij lokale initiatieven van mensen onderling. Voorbeelden van deze initiatieven zijn er voldoende. Neem bijvoorbeeld een groep moeders uit Almere die het gebrek aan kinderopvang in hun stad zat waren, en die een eigen kinderopvang regelden. Of vier bejaarde echtparen in Castricum die gezamenlijk een pand, huishoudster en verpleegster inhuurden en zich verheugden op een gezamenlijke oude dag. In beide gevallen greep de gemeente in, respectievelijk omdat de moeders niet gediplomeerd waren om een kinderopvang te beginnen, of omdat het ‘bejaardentehuis’ geen vergunning bezat. De partij als politieke vereniging zou deze initiatieven kunnen ondersteunen, zou het verschil kunnen maken, door haar politieke invloed aan te wenden; bijvoorbeeld om ruimte te scheppen voor deze burgerinitiatieven of om te zorgen dat er geld komt waar dat nodig is. Op deze manier wordt d66 die vereniging die doet wat President Kennedy ooit zei: ‘Don’t ask what your country can do for you but ask what you can do for your country’.  

Ad van Vugt is ondernemer in Heiloo, algemeen coördinator van de Permanente Programmacommissie D66 en kandidaat-lid voor de Tweede Kamer.

Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.

— Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2010: Nieuwe verbindingen en is te vinden bij het onderwerp mensen onderling In een volle Geertekerk vond donderdag 23 februari de zevende Marchantlezing plaats. Prof. Jan-Werner Müller, als politicoloog verbonden aan Princeton University, fellow van de Universiteit van Wenen en auteur van What is populism (2016), gaf antwoord op de vragen: wat verstaan we eigenlijk onder de zo vaak gehoord term populisme? Wat doen populisten als ze eenmaal politieke macht hebben? En hoe moeten we er op reageren? Wetenschappelijk medewerker van de Van Mierlo Stichting Marthe Hesselmans reageerde in een hier te lezen coreferaat op de lezing van Müller, waarbij ze dieper inging op een pluralistisch idee van het ‘volk’, een open samenleving, en benadrukte hoezeer het mensen eigen is om ergens bij te willen horen. Om deel uit te maken van een ‘wij’. Na een inleiding van voorzitter van de Van Mierlo Stichting Jan Willem Holtslag vond onder leiding van landelijk bestuurslid Annelou van Egmond een Q&A plaats, waarna het eerste exemplaar van zijn in het Nederlands verschenen What is populism aan Müller werd overhandigd. In de dagen voor en na de lezing, gaf Müller diverse interviews met landelijke kranten. U kunt ze hier nog eens nalezen in Trouw, de Volkskrant en Financieel Dagblad. Wat is populisme en hoe het te bestrijden? In zijn lezing benadrukte Müller het belang van een scherp omlijnde definitie van populisme. Die definitie is volgens hem niet gebaseerd op anti-elitarisme, of afkeer van ‘de elite’. Niet iedereen die elites bekritiseert is een populist. Wat populisten wél delen is anti-pluralisme: de gedachte dat alleen zij de ‘ware’ vertegenwoordigers van het volk zijn – ook wel de ‘stille meerderheid’ genoemd. Populisten roepen zo een exclusieve, mythische constructie van het volk in het leven. Zo claimde voormalig UKIP-voorman Nigel Farage bijvoorbeeld dat de Brexit een ‘overwinning van het ware volk’, van real people, was. En Trump liet zich bij een verkiezingsrally eens ontvallen dat het belangrijkste was het zorgen voor ‘eenheid van het volk’. The other people don’t mean anything, parafraseerde Müller Trump. Eenmaal in de regering veranderen populisten niet. Müller noemt het naïef om te denken dat ze dat zouden doen. Bovendien bewijst de praktijk het tegendeel. Zelfs in de regering blijven ze spreken van het ‘ware volk’ en zullen ze hun conflictzoekende politiek handhaven. Sterker nog, stelt Müller, populisten kunnen niet zonder conflict. Als er, zoals in Amerika, grote protesten tegen ze ontstaan, dan wordt dat beschouwd als positief. Wie protesteert kan immers aangemerkt worden als de groep die geen onderdeel uitmaakt van het ‘echte volk’, als de vijand. Müller sloot zijn lezing af met de oproep om in gesprek te blijven gaan met mensen die populistisch stemmen. Tegelijkertijd is een weerbare houding ten opzichte van populistische politici nodig, in plaats van de meegaande van conservatieve partijen, die daardoor populistische partijen in staat stelt om de dicht bij de macht te komen. Luisteren naar populisten betekent nog niet praten als populisten: draw a red line when populists abuse the democratic process, betoogde Müller. De Oostenrijkse campagne van vorig jaar, waarbij de progressieve kandidaat Van der Bellen de populistische Hofer versloeg, bewees dat dat kan: in gesprek met mensen buiten je bubbel zonder af te doen aan eigen morele uitgangspunten. Een pluralistische opvatting van het volk In haar coreferaat zette wetenschappelijk medewerker Marthe Hesselmans haar gedachtes uiteen over een pluralistische opvatting van het volk, als tegenovergesteld aan de anti-pluralistische opvatting van populisten. Zo’n pluralistische opvatting van het volk is de uitdaging waar Müller ons voor stelt. Die opvatting begint met de erkenning dat het een menselijk verlangen is om ergens bij te willen horen, een gevoel waar ook populisten – zij het een ‘exclusieve versie’ van dat idee – op aansluiten. Het blijkt vaak uit onze taal, als we spreken van ‘wij’ tegen ‘zij’.  Het is niet populistisch om ergens bij te willen horen. We willen het allemaal. Aan de andere kant benadrukt Hesselmans dat mensen nieuwsgierig zijn, bereid zijn om mensen ‘van buiten’ in hun gemeenschap op te nemen. In het verleden heeft Nederland vaak genoeg onze ‘Nederlandse kring’ uitgebreid met nieuwkomers. We kunnen onze samenleving niet afsluiten voor de buitenwereld, en dat willen we ook niet. De worsteling die dat met zich mee brengt is het waard, besluit Hesselmans. Vanuit dat idee is het ook mogelijk om tot een pluralistische opvatting van het volk te komen. Niet exclusief, maar inclusief. Hesselmans noemt het historisch voorbeeld van het verplaatsen van de stadsmuren naarmate een stad groeide. Dat proces ging door totdat de muren niet meer nodig waren. Totdat we een open samenleving bouwden met gelijke wetten en rechten voor al haar inwoners. Keep widening the circle.
Klik hier voor een verslag van de Marchantlezing met audiofragmenten Foto’s door Jeroen Mooijmanidee4-2016-voorzijdeWintereditie idee: Globalisering is dood, leve de globalisering! Globalisering zit in de hoek waar de klappen vallen. Dit jaar alleen al na het Oekraïne-referendum, de Brexit en de verkiezing van Donald Trump. Dagelijks verschijnen commentaren die het einde van de globalisering eisen en haar tot zondebok maken van iedere sociaaleconomische en culturele misère. Maar de Britse onderzoekers Torsten Bell en Adam Corlett laten overtuigend zien dat dit onterecht is en dat juist nationale overheden hierin een belangrijke verantwoordelijkheid hebben. Globalisering moet volgens de economen leiden tot meer welvaart voor iedereen. Maar het is duidelijk geworden dat deze belofte in ieder geval op de korte termijn niet voor iedereen geldt, wat de weerstand tegen bijvoorbeeld TTIP moet verklaren. In een bijdrage van Jeroen van der Waal en Willem de Koster leren we echter dat bezorgdheid over vrijhandelsverdragen meer te maken heeft met een verschil in cultureel kapitaal dan met economische winst en verlies. Globalisering is geen autonoom proces dat zich volledig buiten onze invloedssfeer voltrekt. We kunnen haar reguleren en besturen, zowel op mondiaal niveau als in eigen land. In dit nummer starten wij een discussie over ideeën voor betere globalisering, internationale samenwerking en Europese integratie. Zo pleit voormalig moslimextremist Maajid Nawaz voor een hernieuwde verdediging van onze liberale waarden als oplossing voor toenemende culturele confrontaties door globalisering. Tweede Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma schetst te midden van de grote mondiale uitdagingen zijn agenda voor een werkelijk liberaal buitenlandbeleid, dat stevig verankerd is in onze waarden. Verder vindt u in dit nummer een steen in de vijver van ons pensioenstelsel door oud-bankier Martin ten Cate, die pleit voor een sociaal-liberale vorm van pensioenen. André Meiresonne waarschuwt voor al teveel behoudzucht onder oudere generaties en roept jongeren op om in het verweer te komen voor hun eigen toekomst. En in de internationale rubriek leest u een verhaal over Zwitserland, dat hét voorbeeld lijkt te zijn van een goed functionerende liberale rechtsstaat, maar waar een kwart van de bevolking geen politieke rechten heeft. Meer verdieping en verbreding van het sociaal-liberale gedachtegoed? Neem dan nu een abonnement op idee! Wij sturen u graag een proefnummer toe. Stuur daarvoor een mail naar: [email protected].maajidnawaz_1Nu mensen en ideeën zich gemakkelijker dan ooit over de wereld bewegen, worden Europese samenlevingen geconfronteerd met culturele botsingen. Hoe gaan we om met waarden die we niet delen? Of met radicaliserende jongeren? De Britse activist Maajid Nawaz, die de overstap wist te maken van Hizb ut-Tahrir naar de Liberal Democrats, schudt zijn mede-liberalen wakker. “Liberalisme leek te hebben gewonnen, daar werden we lui van.” Door Mark Snijder Wat later dan gepland komt Maajid Nawaz (38) het café van De Balie binnenlopen. Een vorig interview liep uit, en zijn agenda zit goed vol in de paar dagen dat hij in Nederland verblijft. Maar hij maakt graag tijd vrij voor idee, dat immers gelieerd is aan een van de zusterpartijen van zijn eigen Liberal Democrats. De stoel tegenover me is vrij, maar Nawaz kiest ervoor om naast me op de bank plaats te nemen. Hij houdt graag zicht op de ingang van het café. In een artikel voor de Britse denktank Centre Forum schreef u dat globalisering leidt tot culturele confrontaties in Europa. Welke confrontaties ziet u? “Door de toenemende grensoverschrijdende communicatie zien mensen dat hun ‘stam’ van gelijkgestemden groter is dan ze dachten. Zij vinden hun gevoel van verbondenheid niet meer in de natiestaat, maar in een wereld van ideeën. Het gaat zelfs zo ver dat een moslim die is geboren en getogen in Bradford of in Molenbeek meer gemeen heeft met een soennitische moslim in Bagdad of Mosul dan met zijn eigen buurman. De vraag is hoe dit kan. Een van de oorzaken is volgens mij de manier waarop we multiculturalisme in de jaren negentig hebben geïnterpreteerd. We hebben ons gericht op het vieren van onze verschillen, alsof dat een toegevoegde waarde was. Maar door onze verschillen te benadrukken, zijn we uit elkaar gegroeid. We moeten daarom vieren wat we gemeen hebben en wat we met elkaar delen. Dat is de oplossing voor de huidige polarisatie, en hier ligt een kans voor universele, liberale waarden. Zij zijn immers technisch neutraal; ze kunnen zowel een vrome moslim als een atheïstische hedonist bedienen. Met secularisme, liberalisme en de rechten van de mens hebben we een kader om te vieren wat we met elkaar gemeen hebben.” Hebben liberalen dit verwaarloosd in de afgelopen decennia? “Absoluut. Dat komt door de luxe van de macht. Liberalisme leek te hebben gewonnen, dus we hoefden er niet meer voor te strijden. Het homohuwelijk is in het Verenigd Koninkrijk ingevoerd door een conservatieve premier. Ierland, een katholieke natie, stemde voor het homohuwelijk in een referendum. Dat is de mate waarin liberalisme had gewonnen. En daar werden we lui van. Maar we leven nu in een nieuw Europa met een identiteitscrisis, met mensen zoals ik die hier geboren en getogen zijn, zichzelf als Europeaan beschouwen, maar een grote hoeveelheid achtergronden met zich meedragen. Ik spreek drie talen, waarvan er twee niet Europees zijn. Dat is het nieuwe Europa en dat levert spanningen op. Maar liberale, seculiere waarden en mensenrechten kunnen dat aan. Liberalen moeten alleen wakker worden en zich realiseren dat er een nieuw front is in deze strijd.” Wat gebeurt er als liberalen niet wakker worden? “Kijk naar de opkomst van extreemrechts in Nederland. Kijk naar de opkomst van Pegida, naar de brexit, naar Trump. Dat is wat er gebeurt.” Deze zomer was er een felle publieke discussie over het dragen van een boerkini op het strand. Hoe moeten liberalen daarmee omgaan? “In het gepolariseerde debat van vandaag de dag is het goed of fout. Of je steunt vrouwen die een boerkini dragen, of je bent ertegen. Maar dat is onzin. Het recht hebben om iets te doen betekent niet automatisch dat het goed is wanneer je dit doet. Het verschil tussen having a right to do something en being right when doing it. In de christelijk-fundamentalistische context begrijpen Europeanen dat heel goed: strenggelovigen in de Amerikaanse Bible Belt hebben het recht om tegen abortus te zijn, maar dat betekent niet dat het terecht is dat ze tegen abortus zijn. Maar bij moslimfundamentalisme zien we dat verschil niet; dat komt omdat met name politiek-links een fetisj heeft voor moslims en de islam.”  

maajidnawaz_2Als liberalen begrijpen wij dat het niet aan de staat is om te vertellen wat een mens wel en niet mag dragen

   
  Wat bedoelt u daarmee? “Links ziet moslims en islam als het exotische ‘andere’, als een monolithische trofee die ze verdedigen om aan zichzelf te bewijzen dat ze tolerant zijn. En dan polariseert het debat: links verdedigt de moslims, rechts verdedigt de eigen Nederlanders. Maar de waarheid ligt natuurlijk in het midden. Als je stopt met deze fetisj voor moslims, zie je dat er binnen moslimgemeenschappen vrouwen zijn die vechten voor hun rechten. Zij strijden om te mogen autorijden in Saoedi-Arabië. Om in Pakistan zelf een partner te kiezen zonder daarvoor uit eerwraak te worden gedood. Om in Iran te dragen wat ze willen dragen zonder dat de staat oplegt dat ze een hijab moeten dragen. Als je die nuance begrijpt, kan je diezelfde nuance toepassen in het debat over de boerkini.” En waar leidt dat toe? “Als liberalen begrijpen wij dat het niet aan de staat is om te vertellen wat een mens wel en niet mag dragen. Liberalen kunnen het verbod van de boerkini dus niet steunen. Maar als moslim kan ik er niet in mee gaan dat het schandelijk is als een vrouw haar haar laat zien. Als een hervormde, seculiere en liberale moslim ben ik daartegen. Maar als een liberaal verdedig ik haar recht om een boerkini te dragen.”  

Als tiener in het Engelse Essex sloot Nawaz zich aan bij Hizb ut-Tahrir, een internationale radicaal-islamitische organisatie die een kalifaat wil stichten. Zijn talent werd opgemerkt en hij werd snel een leidende figuur in de beweging. Hij reisde naar Denemarken en Pakistan om nieuwe afdelingen op te richten. Hizb ut-Tahrir is in meerdere landen, ook in Europa, verboden. In Nederland pleiten verschillende partijen ook voor een verbod op dergelijke radicaal-islamitische organisaties.


  Wat is uw standpunt in deze discussie? “Ik ben altijd tegen een verbod op Hizb ut-Tahrir geweest. Ik pleit voor juridische tolerantie gekoppeld aan burgerlijke intolerantie. Zolang ze de wet niet overtreden, moeten we ze juridisch tolereren. In Groot-Brittannië hebben we de British National Party (BNP), een extreemrechtse, racistische partij. Niemand wil zich met hen inlaten, zij zijn een groot taboe, meer dan Geert Wilders in Nederland. De truc is om Hizb ut-Tahrir net zo taboe te maken als de BNP. Maar dat vraagt een verandering in culturele opvattingen. Delen van politiek-links willen voor geen goud gezien worden naast de BNP, maar bejubelen de moslimtheocraten, als een soort bewijs van hun diversiteit en tolerantie. Zij moeten stoppen met hun fetisj voor deze mensen.” Hoe ziet burgerlijke intolerantie eruit? “We moeten hen onthullen, name and shame, weigeren om hen te ontvangen, we moeten hen isoleren. Dat doen we door te onthullen wat ze daadwerkelijk nastreven: het stichten van een kalifaat, net zoals IS. Dat is op dit moment de achilleshiel van Hizb ut-Tahrir. Veel moslimgemeenschappen willen niets met IS te maken hebben, dus we kunnen nu heel gemakkelijk ook Hizb ut-Tahrir isoleren van die moslimgemeenschappen.”  

In 2001 werd Nawaz in Egypte, waar Hizb ut-Tahrir verboden was, opgepakt en tot vijf jaar cel veroordeeld. Tijdens zijn gevangenschap moest hij toezien hoe medegevangenen werden gemarteld. Amnesty International adopteerde hem als gewetensgevangene, op initiatief van John Cornwall, een Amnesty-activist in het Engelse Buckingham. De strijd voor universele mensenrechten bleek voor Nawaz uiteindelijk overtuigender dan het streven naar een islamitisch kalifaat; na zijn vrijlating verliet hij Hizb ut-Tahrir.


  Hoe kon deze ommezwaai plaatsvinden? “John Cornwall is een oudere, blanke, christelijke man die mij de hand reikte toen ik in de gevangenis zat, terwijl wij niets gemeen hadden. Niets, behalve ons mens-zijn. Dat gaf mij het inzicht dat deze liberale, seculiere waarden en mensenrechten veel sterker zijn dan de ideeën waarin ik eerder geloofde. Die overstijgen alles. Moslims hebben veel gemeen, maar ik zag dat moslims medemoslims martelden. Dat zette me aan het denken: een moslim zijn is dus niet genoeg. Wat kan dit alles overstijgen en verschillen overbruggen?” Toch voelen veel jonge Europese moslims zich aangetrokken tot het gedachtegoed van IS of Hizb ut-Tahrir. Hoe verklaart u dat? “De islamisten hebben vijf dingen die seculiere, liberale democraten niet hebben: ideeën, narratieven — de propaganda om die ideeën te verspreiden —, leiders, symbolen en een doel. Als ik aan jou vraag wat deze vijf voor IS zijn, dan weten we dat. We weten wat hun ideeën en narratief zijn. We hebben de foto van hun leider Baghdadi in ons hoofd. We kennen hun symbolen zoals de zwarte vlag. En we weten wat hun doel is: het stichten van een kalifaat. Maar wat zijn deze vijf elementen voor jonge, seculiere, liberale, democratische moslims in Europa? Daar ligt de oplossing.” Aan welke elementen denkt u? “Als we kijken naar leiders is het heel goed dat Sadiq Khan burgemeester van Londen is geworden. Zijn burgemeesterschap is het bewijs dat het westen niet in oorlog is met de islam, zoals IS beweert. Het laat zien aan jonge moslims dat ze niet hoeven te vechten tegen deze samenleving, maar dat ze hier kunnen slagen. We hebben meer van dit soort leiders nodig.” Bent u optimistisch? “Ja, we boeken vooruitgang. Europa moet de spanningen verzoenen tussen Europeaan zijn, moslim zijn, seculier zijn. Maar als we dat goed oplossen, kunnen we een lichtend voorbeeld zijn voor de rest van de wereld, als ook ontwikkelingslanden globaliseren en multicultureel worden. Ik verzeker je: er komt een dag, misschien duurt het nog honderd jaar, waarop Saoedi-Arabië een zwarte, lesbische, joodse inwoner heeft die geboren en getogen is in Saoedi-Arabië. Hoe gaan de Saoedi’s daarmee om? Ook Saoedi-Arabië, Qatar, Pakistan en Iran globaliseren en krijgen te maken met deze nieuwe identiteiten. Ik geloof dat de lange weg van de geschiedenis van de mensheid zich beweegt naar het seculiere liberalisme.”   Maajid Nawaz is activist, schrijver, presentator en oprichter van Quilliam, een denktank die extremisme bestrijdt op basis van religieuze vrijheid, gelijkheid, mensenrechten en democratie. In 2015 was hij kandidaat voor de Liberal Democrats bij de Britse parlementsverkiezingen.   Mark Snijder is hoofdredacteur van idee.mouleijn_1Zwitserland lijkt hét voorbeeld te zijn van een goed functionerende liberale rechtsstaat. Maar dat geldt alleen voor de Zwitserse staatsburgers; in dit land heeft een kwart van de bevolking geen politieke rechten. Door Elsje Moulijn Nergens ter wereld hebben burgers meer politieke rechten dan in Zwitserland. In de Zwitserse half-directe democratie is het volk soeverein; regering en parlement leggen verantwoording af aan het volk. Het volk heeft verschillende instrumenten tot zijn beschikking om zijn macht te doen gelden: het volksinitiatief en het verplichte en facultatieve referendum. Een walhalla voor een sociaal-liberaal, zou je zeggen. Toch is dit niet helemaal waar, want in dit land heeft een kwart van de bevolking geen politieke rechten. De verklaring hiervoor kan worden gevonden in de geschiedenis, de geografie en de cultuur. Door de ligging in het centrum van Europa is Zwitserland vanouds een doorgangsland. Handelsreizigers, maar ook legers, trokken door de Alpen. Overal vind je nog muilezelroutes, verlaten pasovergangen en oude herbergen. Zwitsers leefden van de ‘vreemdelingen’, maar voelden zich er ook door bedreigd. De afgelegen Alpendalen waren vaak moeilijk bereikbaar, en zo ontwikkelde zich per dal of deel van een dal een eigen dialect en cultuur. Verhuizen naar de andere kant van een dal is nog steeds ingrijpend voor sommige Zwitsers. Zo legde Anna van het dorpswinkeltje mij uit hoe moeilijk zij de verhuizing naar de andere kant van het dal had gevonden. Hier praten ze anders, hier is minder zon, dit is niet ‘thuis’. Ze kijkt meewarig naar haar geboortedorp aan de overkant. Zwitserland is een land dat samenhangt van verschillen. Er worden vier talen en vele, vele dialecten gesproken, er zijn twee hoofdreligies – gereformeerd en katholiek – en een oneindig aantal tradities, van culinair tot sportief. De Duits-Zwitsers ‘schwingen’ – een soort worstelen in een bak met zaagsel –, de Franstalige Zwitsers zijn progressief, en de Italiaanstalige Zwitsers eten pasta en pizza. De Zwitsers hebben gemeen dat ze zich anders voelen dan de ‘vreemde mensen’: de legers maar ook de kooplieden die door hun land trokken. Deze verbondenheid in verscheidenheid vindt zijn weerslag in een politieke cultuur die wordt gekenmerkt door directe democratie (de soevereiniteit van de burger), federalisme (de soevereiniteit van het kanton), en neutraliteit (de soevereiniteit van de federale staat). Zwitserland is geen natiestaat, maar een Willensnation: een samenwerking van burgers, gemeentes en kantons. De politieke besluitvorming, het fiscale systeem en het onderwijs zijn verdeeld over drie bestuurslagen: gemeente, kanton en Bond. Zo bepalen de burgers de hoogte van de gemeentelijke belastingen, het inburgeringssysteem, het schoolbeleid en de investeringen. Subsidiariteit is hier uitgevonden, beslissingen worden op zo laag mogelijk niveau genomen. Wie dit weet, begrijpt ook de diepgewortelde weerstand tegen een EU-lidmaatschap. De EU is een ‘vreemde macht’, het symbool van de zo gevreesde buitenlandse overheersing. Een macht die eenheid wil, die de gemeente-autonomie niet accepteert en zo de ziel van de Zwitser aantast. Economische samenwerking wil de Zwitser wel, daarvan ziet hij de noodzaak in. Welvaart wordt zo belangrijk gevonden dat de Zwitsers buigen voor de EU als ze hun welvaart bedreigd zien. In september verkoos het parlement het in stand houden van de bilaterale verdragen met de EU boven het eenzijdig beperken van de immigratie, zoals een volksinitiatief had geëist. Uiteraard kan het parlement de wil van het volk niet negeren en komt er nog een referendum. Maar de verwachting is dat het volk zal instemmen met de oplossing van het parlement. Soevereiniteit is belangrijk, maar je kunt er uiteindelijk niet van leven. De grote macht van de Zwitserse burger heeft nog een consequentie: Zwitsers maken een ander niet graag tot ‘Zwitser’. Het staatsburgerschap wordt gezien als een voorrecht, als een verworvenheid waar je eigenlijk alleen recht op hebt als je voorouders Zwitsers zijn. De inburgering loopt – hoe kan het ook anders – via gemeente, kanton en Bond. Om te kunnen inburgeren, moet je op alle drie niveaus aan de voorwaarden voldoen. Hoewel de Bond uniforme regels hanteert – enkele uitzonderingen daargelaten moet je minimaal twaalf jaar in Zwitserland wonen – hebben gemeentes en kantons hun eigen voorwaarden. De verschillen zijn groot: zo kun je in Winterthur na drie jaar inburgeren en in Haldenstein na tien jaar. In Arosa hebben EU-/EFTA-burgers na vijf jaar gemeentelijk stemrecht, in Chur niet. De burgers bepalen dit; kanton en Bond hebben hier vrijwel geen zeggenschap over. mouleijn_2De inburgeringsprocedure is lang, duur en willekeurig. Een goed voorbeeld hiervan is het lot van Nancy Holten. Zij verhuisde ruim dertig jaar geleden naar het aartsconservatieve Fricktal. Haar opvattingen wijken af van die in haar gemeente: zij is een tegenstander van koeienbellen en kerkklokken. Ze houdt haar mening niet voor zich, maar voert actie en haalt hierdoor regelmatig de regionale, landelijke en zelfs internationale pers. Enige tijd geleden besloot Nancy het Zwitserse staatsburgerschap aan te vragen. Ondanks het feit dat ze veel langer in Zwitserland heeft gewoond dan in Nederland, wezen de stemburgers van haar dorp haar verzoek af: zij vinden Nancy te radicaal. Dit geeft de willekeur van het systeem aan: in minder conservatieve gemeentes – en dat zijn de meeste – was de inburgering van Nancy geen enkel probleem geweest omdat ze allang voldoet aan de criteria. Op het eerste gezicht is het Zwitserse model een voorbeeld voor sociaal-liberalen: “de soevereiniteit in de samenleving ligt bij de burgers, die deze delegeren aan de overheid waar zij dit nodig achten”.[1] Dit is bij uitstek het Zwitserse half-direct-democratische, federale model: alleen die dingen die niet op lokaal niveau kunnen worden gedaan, gaan naar het kanton, en vervolgens een klein deel daarvan naar de Bond. Ook lijkt aan het sociaal-liberale kerndoel – het garanderen van zoveel mogelijk persoonlijke vrijheid en ontplooiingsruimte voor het individu[2] – te worden voldaan. De Zwitserse burger kan autonoom beslissen over zijn omgeving en zijn land. Maar, en hier komt het probleem, dit geldt alleen voor de Zwitserse staatsburgers. Door de ingewikkelde en dure inburgeringsprocedure is 25 procent van de bevolking geen Zwitser. Een kwart van de inwoners kan dus niet politiek meebeslissen.  

‘Op een ‘afstemmingszondag’ wordt pijnlijk duidelijk dat een aanzienlijk deel van de inwoners alleen passief kan volgen wat er voor hen en over hen beslist wordt’

  Hoe sociaal-liberaal is een land waar zoveel mensen niet worden gehoord? Ter vergelijking: in 2012 had Nederland 16,8 miljoen inwoners, van wie er 13 miljoen stemgerechtigd waren (77 procent). Zwitserland had in 2013 8,1 miljoen inwoners, van wie slechts 5,1 miljoen stemgerechtigd (63 procent). Dit verschil wordt veroorzaakt door het relatief hoge aantal niet-Zwitserse burgers – vaak mensen die in Zwitserland zijn geboren of er al een groot deel van hun leven wonen. Deze uitsluiting heeft grote gevolgen, juist omdat de politiek hier zo belangrijk is. Er wordt drie tot vier keer per jaar gestemd, en steeds weer word je en voel je je buitengesloten. Op een ‘afstemmingszondag’ wordt pijnlijk duidelijk dat een aanzienlijk deel van de inwoners alleen passief kan volgen wat er voor hen en over hen beslist wordt. Het lastige is dat dit systeem alleen kan worden veranderd als de Zwitserse stemburgers dit willen – maar welk belang hebben ze bij het delen van de macht? Maar er is verandering in zicht. Na de aanname van het Masseneinwanderungsinitiative, een volksinitiatief dat beperking van de immigratie eist, richtte een groep jongeren in 2014 Operation Libero op. Deze politieke beweging zet zich in voor het ‘kansenland Zwitserland’, dat wordt gekenmerkt door goede internationale betrekkingen, vrijheid, vooruitgang en de rechtsstaat. Ook wil Operation Libero alle inwoners bij de politieke besluitvorming betrekken door inburgering sneller mogelijk te maken (na drie tot vijf jaar), de procedure te vereenvoudigen en de willekeur op te heffen. Operation Libero werkt en werft via social media, verzamelt geld door crowdfunding en had in 2016 een eerste groot succes. Na een emotionele campagne lukte het om het Durchsetzungsinitiative – een volksinitiatief dat automatische uitzetting van buitenlanders na twee veroordelingen eist – van tafel te krijgen. De volgende strijd kondigt zich alweer aan: binnenkort stemmen de Zwitsers over de vraag of het volksrecht boven het volkerenrecht moet komen te staan. Een nieuwe aanval van de rechts-populisten op de rechtsstaat en de mensenrechten. Na tien jaar in dit land te hebben gewoond, begin ik te begrijpen hoe Zwitsers denken en heb ik ervaren dat de directe democratie hier is gebaseerd op een ‘almost religious worshipping of the people’s empowerment over its representatives’.[3] Dit kan veel politieke verandering blokkeren; zo is Zwitserland pas in 2002 tot de Verenigde Naties toegetreden, is het land geen EU-lid en is het landelijke stemrecht voor vrouwen pas in 1971 ingevoerd. De mannen stemden er steeds tegen, net zoals de Zwitserse stemburgers nu tegenhouden dat buitenlanders makkelijker kunnen inburgeren of stemrecht krijgen. Het is een tweeklassenmaatschappij van Zwitsers en niet-Zwitsers. De meeste Zwitsers willen hun politieke rechten niet delen met ‘anderen’, en in deze tijd van toenemend populisme en nationalisme lijkt deze tendens alleen maar sterker te worden. De sociaal-liberale beweging Operation Libero roeit tegen deze stroom in, tot nu toe met succes. Laten we hopen dat dit doorgaat.   Elsje Moulijn woont in Zwitserland en werkt als zelfstandig tekstschrijver en redacteur. Zij is bestuurslid van de D66-regio Buitenland.   Noten [1] Hollander, J., Van der Leeuw, I. en Van Mil, F., Europa: voorwaarde voor vrijheid. Grondslagen van het sociaal-liberale denken over Europese integratie (Den Haag: Van Mierlo Stichting, 2014), blz. 15. [2] Hollander et al, 2014, blz. 7. [3] Kriesi, H. en Trechsel, A.H., The Politics of Switzerland. Continuity and Change in a Consensus Democracy (Cambridge: Cambridge University Press, 2008), blz. 66.vanderwaal_dekosterBezwaren tegen vrijhandelsverdragen komen niet voort uit een zwakke economische positie van laagopgeleiden, maar uit een verschil in cultureel kapitaal. Herverdeling van de economische vruchten van vrijhandel zal het enthousiasme voor een verdrag als TTIP daarom niet vergroten.   Door Jeroen van der Waal en Willem de Koster Vrijhandelsverdragen zijn vaak omstreden. Sommigen juichen het toe dat handel in goederen en diensten vrijelijk over landsgrenzen gaat. Anderen hebben daar grote bedenkingen bij. In Nederland en andere Europese landen speelt zo’n botsing momenteel rond het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), net als eerder rond de ‘Bolkesteinrichtlijn’. En begin jaren negentig van de vorige eeuw woedden er in Amerika verhitte debatten over de North American Free Trade Agreement (NAFTA). Bij maatschappelijk verzet tegen vrijhandelsverdragen spelen hoogopgeleiden vaak een prominente rol. Denk aan politici, kritische academici en voorlieden van sociale bewegingen. Maar wie kijkt naar een dwarsdoorsnede van de bevolking ziet dat de grootste weerstand tegen vrijhandel juist te vinden is onder laagopgeleiden. Recent onderzoek (Van der Waal & De Koster, 2015a) laat zien dat weerstand tegen vrijhandel onder laagopgeleiden niet op zichzelf staat: het is een concrete uitingsvorm van een bredere cultuuroorlog die woedt tussen Nederlandse laag- en hoogopgeleiden. Laagopgeleide nationalisten botsen met hoogopgeleide kosmopolieten, en dit heeft grote politieke implicaties. In deze bijdrage schetsen wij de contouren en wortels van deze culturele opleidingskloof. Vervolgens gaan we in op haar politieke implicaties in het algemeen, en die voor een kosmopolitische partij als D66 in het bijzonder. Tegengestelde ideeën Het bestaan van een culturele kloof tussen laag- en hoogopgeleiden is zeker geen nieuw inzicht. Al sinds Lipsets (1959) beroemde analyse in de jaren vijftig wordt in westerse landen, waaronder Nederland (De Koster & Van der Waal, 2014), steeds weer hetzelfde patroon gevonden: laagopgeleiden hechten gemiddeld genomen veel meer belang aan een rigide sociaal-culturele orde dan hoogopgeleiden. Eerstgenoemden zijn veel minder geporteerd van culturele diversiteit in de breedste zin van het woord. Deze ‘autoritaire’ houding manifesteert zich afhankelijk van tijd en plaats op verschillende manieren. Of het nu, om wat voorbeelden te noemen, gaat over docenten met van de heersende politiek afwijkende ideeën in de jaren vijftig en zestig, hippies en Damslapers in de jaren zestig en zeventig, of vluchtelingen en het problematiseren van Zwarte Piet anno nu: laagopgeleiden beschouwen dit veel meer als ongewenste ordeverstoringen dan hoogopgeleiden. Zij zijn dan ook de grootste voorstanders van bijvoorbeeld autoritaire opvoedingsstijlen en zware straffen in het algemeen en de doodstraf in het bijzonder. Uit ons onderzoek blijkt dat de grotere weerstand tegen vrijhandel onder laagopgeleiden onderdeel is van deze culturele opleidingsbreuklijn. Zij verzetten zich tegen de culturele diversiteit en de aantasting van de nationale orde die vrijhandel met zich meebrengt (Van der Waal & De Koster, 2015a). Deze culturele opleidingsbreuklijn is de afgelopen decennia steeds belangrijker geworden voor politieke tegenstellingen in Nederland. Een belangrijke reden daarvoor is simpelweg de toename van het aantal hoogopgeleiden (Bovens & Wille, 2014). Maakten zij tot de jaren zeventig slechts enkele procenten van de bevolking uit, inmiddels is dit meer dan een derde. Dientengevolge staan tegenwoordig veel meer dan voorheen grote bevolkingsgroepen met tegengestelde ideeën over culturele diversiteit en sociale orde tegenover elkaar. De culturele breuklijn heeft in Noordwest-Europese landen als Nederland een ander karakter dan in de Verenigde Staten. In de bekende Amerikaanse culture wars staan naast de hierboven aangehaalde culturele vraagstukken ook thema’s centraal waarover een grote groep streng-religieuzen radicaal botst met een substantiële groep seculieren. Denk bijvoorbeeld aan homoseksualiteit, abortus en euthanasie (vgl. De Koster & Van der Waal, 2006). Maar in een verregaand geseculariseerd land als Nederland denkt het overgrote deel van de bevolking, op de leden van enkele religieuze minderheidsgroepen na, progressief over (homo)seksualiteit, abortus en euthanasie (Houtman et al., 2008). Op dit vlak verschillen laag- en hoogopgeleiden nog amper van elkaar (De Koster et al., 2010). De Nederlandse cultuuroorlog is daarom geen uitingsvorm van een conflict tussen religieuzen en niet-religieuzen, maar behelst een botsing over vraagstukken van culturele diversiteit en sociale orde waarin laag- en hoogopgeleiden tegenover elkaar staan. Maar waarom zijn die groepen het hierover eigenlijk zo hartgrondig met elkaar oneens?  

‘De culturele opleidingsbreuklijn waarin laagopgeleide nationalisten tegenover hoogopgeleide kosmopolieten staan is geen strijd tussen haves en have-nots, maar een strijd tussen milieus met veel en weinig cultureel kapitaal’

  Cultureel kapitaal Verschillende onderzoeken wijzen uit dat verschillen in cultureel kapitaal tussen laag- en hoogopgeleiden cruciaal zijn (De Koster & Van der Waal, 2014; Manevska et al., 2010; Van der Waal & De Koster, 2015a). Cultureel kapitaal betreft de mate waarin men de levensstijl van de culturele elite waardeert, vertoont en beheerst. Dit concept is aanvankelijk ontwikkeld om te begrijpen hoe ongelijkheid via het onderwijs wordt doorgegeven (Bourdieu & Passeron, 1977). Kinderen uit milieus met veel cultureel kapitaal presteren beter in het onderwijs omdat zij zich daar volgens ‘de regels van het spel’ gedragen. De ‘gepaste’ houdingen, gedragingen en opvattingen binnen instituties als het onderwijs komen namelijk overeen met de elitaire of gesanctioneerde cultuur. Kinderen uit milieus met weinig cultureel kapitaal voelen zich daar daarom juist minder goed op hun plek. Cultureel kapitaal beslaat een breed palet aan opvattingen en gedragingen dat via socialisering wordt doorgegeven. Wat eronder valt is natuurlijk tijd- en plaatsgebonden, maar verandert niet van dag tot dag. We zien dat een kosmopolitische houding een steeds belangrijker onderdeel is geworden in westerse landen als Nederland. In hedendaagse opvoedingsrepertoires in hoogopgeleide milieus wordt de kritische bevraging van allerlei culturele scheidslijnen, en daarmee de waardering van culturele diversiteit, impliciet en expliciet doorgegeven (Van der Waal & De Koster, 2015b). En hoewel cultureel kapitaal soms gepaard gaat met economisch kapitaal, blijkt kosmopolitisme weinig met dat laatste te maken te hebben. Onderzoek toont aan dat de kosmopolitische houding die onder leden van hoogopgeleide milieus wordt gecultiveerd niet te verklaren is uit bijvoorbeeld hun hogere inkomens of grotere baanzekerheid (De Koster & Van der Waal, 2014; Manevska et al., 2010; Van der Waal & De Koster, 2015a). Twee voorbeelden illustreren dit algemene patroon. Zo combineren heel wat mensen veel cultureel kapitaal juist met een zwakke economische positie. Denk hierbij aan mensen in de cultuursector en het onderwijs, die vaak ook tot de achterban van kosmopolitische politieke partijen als D66 horen. Het omgekeerde komt ook voor: behoorlijk wat mensen combineren weinig cultureel kapitaal met een sterke economische positie. Denk aan de zogenaamde nouveaux riches, die vaak bovengemiddeld veel affiniteit hebben met nationalistische politieke stromingen en partijen. Kortom, de culturele opleidingsbreuklijn waarin laagopgeleide nationalisten tegenover hoogopgeleide kosmopolieten staan is geen strijd tussen haves en have-nots, maar een strijd tussen milieus met veel en weinig cultureel kapitaal. Deze breuklijn is dus anders van karakter en heeft heel andere politieke implicaties dan de klassieke ‘klassenstrijd’ waarin economisch zwakken tegenover economisch sterken staan, en waarbij de herverdeling van inkomen en vermogen het centrale twistpunt is. Politieke implicaties De verschillen in waardering van vrijhandel tussen laag- en hoogopgeleiden zijn, kortom, onderdeel van een cultuuroorlog in de polder, die is geworteld in verschillen in cultureel kapitaal. Dit heeft verschillende politieke implicaties. Ten eerste lijken op economische leest geschoeide interventies weinig kansrijk. In eerdere vrijhandelsdiscussies opperden zowel beleidsadviseurs als wetenschappers om weerstand tegen vrijhandel onder laagopgeleiden te dempen door hen op een of andere manier te compenseren voor de negatieve economische gevolgen daarvan. In hedendaagse debatten over TTIP wordt een soortgelijk idee naar voren gebracht. De zwakke economische positie van laagopgeleiden ligt echter niet ten grondslag aan hun afkeer van vrijhandel. Het valt daarom niet te verwachten dat economische maatregelen, zoals herverdeling van de economische vruchten van vrijhandel, hun enthousiasme voor vrijhandel zullen vergroten. Ten tweede zijn er implicaties voor politieke partijen. De cultuuroorlog wordt daar primair gearticuleerd door de tegenstelling tussen nationalistische partijen als de PVV en de SP enerzijds en kosmopolitische partijen als D66 en GroenLinks anderzijds. Evenals de andere aspecten van die culturele breuklijn blijkt weerstand tegen vrijhandel onder de aanhang van nationalistische partijen het grootst en onder de aanhang van kosmopolitische partijen het kleinst (Van der Waal & De Koster, 2016). Als tijdens verkiezingen vrijhandelsvraagstukken centraal staan, hebben deze partijen een additioneel agendapunt om kiezers aan zich te binden. Dit was ook zichtbaar in de verkiezingsstrijd in de Verenigde Staten, waar Donald Trump zijn nationalistische en Hillary Clinton haar kosmopolitische achterban mobiliseerde door vrijhandel respectievelijk te problematiseren en te omarmen. Hierbij moet wel een belangrijke kanttekening worden geplaatst, omdat ook niet-culturele aspecten van vrijhandelsverdragen in het maatschappelijke debat kunnen worden benadrukt. Als het daarbij, zoals in het huidige debat over TTIP, gaat om gevaren voor het milieu, uitholling van de democratie en negatieve gevolgen voor ontwikkelingslanden, kan steun voor vrijhandel onder kosmopolitische partijen als D66 hun hoogopgeleide achterban juist van hen vervreemden. Dat geldt echter vanzelfsprekend niet als andere niet-culturele gevolgen juist centraal komen te staan, zoals welvaartsgroei en grotere werkgelegenheid. Ten derde betekent de conclusie dat botsende opvattingen over vrijhandel onderdeel zijn van de bredere culturele opleidingsbreuklijn dat de ideologische competitie tussen nationalistische en kosmopolitische partijen nog verder uitkristalliseert (De Koster et al., 2013). Naast de Europese Unie, immigratie en criminaliteitsbestrijding is vrijhandel nog een vraagstuk waarover deze partijen lijnrecht tegenover elkaar staan. Dit betekent voorts dat de invoering van vrijhandelsverdragen, net als voortschrijdende Europese integratie en immigratie, een verder polariserende werking kan hebben. Het onder laagopgeleiden toch al niet geringe wantrouwen in de gevestigde politiek in het algemeen, en kosmopolitische partijen en politici in het bijzonder, kan hierdoor verder worden aangewakkerd (Van der Waal et al., 2016). Vrijhandelsvraagstukken zijn daarmee niet alleen onderdeel van de cultuuroorlog tussen laag- en hoogopgeleiden die Nederland vandaag de dag kenmerkt; ze kunnen deze breuklijn ook politiek saillanter maken.   Jeroen van der Waal is universitair hoofddocent sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij doet onderzoek naar de verbinding van sociale stratificatie met waardeoriëntaties, stemgedrag en gezondheidsverschillen in westerse landen. Willem de Koster is universitair hoofddocent cultuursociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zijn onderzoek richt zich op de ontwikkeling, achtergronden en gevolgen van cultureel conflict en onbehagen in westerse landen.   Literatuur Bourdieu, P. & J-C. Passeron (1977). Reproduction in education, society, and culture. Vertaald door R. Nice. Londen en Beverly Hills, CA: Sage. Bovens, M. & A. Wille (2014). Diplomademocratie: Over de spanning tussen meritocratie en democratie. Amsterdam: Prometheus. De Koster, W., P. Achterberg, D. Houtman & J. van der Waal (2010). Van God los. Post-Christelijk cultureel conflict in Nederland. Sociologie, 6(3): 27-49. De Koster, W., P. Achterberg & J. van der Waal (2013). Nieuw rechts en de verzorgingsstaat: Verzorgingsstaatchauvinisme en -populisme onder het autochtone Nederlandse electoraat. Sociologie, 9(2): 151-72. De Koster, W. & J. van der Waal (2006). Moreel conservatisme en autoritarisme theoretisch en methodisch ontward: Culturele waardeoriëntaties in de politieke sociologie. Mens & Maatschappij, 81(2): 121-41. De Koster, W. & J. van der Waal (2014). Botsende opvattingen over etnische diversiteit en sociale orde: Hoe verschillen tussen lager- en hogeropgeleiden te verklaren? In M. Bovens, P. Dekker & W. Tiemeijer (red.), Gescheiden werelden? Een verkenning van sociaal-culturele tegenstellingen in Nederland, 165-90. Den Haag: SCP en WRR. Houtman, D., P. Achterberg & J.W. Duyvendak (2008). De verhitte politieke cultuur van een ontzuilde samenleving. In B. Snels & N Thijssen (red.), De grote kloof: Verhitte politiek in tijden van verwarring, 61-80. Amsterdam: Boom. Lipset, S.M. (1959). Democracy and Working-Class Authoritarianism. American Sociological Review, 24(4): 482-501. Manevska, K., J. van der Waal, P. Achterberg, D. Houtman & W. de Koster (2010). “Sommigen zijn gelijker dan anderen”: Economisch egalitarisme en verzorgingsstaats-chauvinisme in Nederland. Sociologie, 6(1): 3–25. Van der Waal, J. & W. de Koster (2015a). Why do the less educated oppose trade openness? A test of three explanations in the Netherlands. European Journal of Cultural and Political Sociology, 2(3-4): 313-44. Van der Waal, J. & W. de Koster (2015b). Naar een analytische stratificatiesociologie. Klasse, status en ongelijkheid in Nederland. Sociologie, 11(3/4): 372-401. Van der Waal, J. & W. de Koster (2016). Populism & Protectionism. Mapping and Interpreting the Opposition to Trade Openness among Leftist and Rightist Populist Constituencies. Paper gepresenteerd op het Politicologenetmaal (2-3 juni), Brussel, België. Van der Waal, J., W. de Koster & J. van Noord (2016). Het onbehagen van de middengroepen in Nederland tussen 1970 en 2012. In G. Engbersen, M. Kremer & E. Schrijvers (red.), Middenklasse(n) onder druk? Den Haag: WRR.meireisonne1 meireisonne3Behoudzucht lijkt de nieuwe norm te zijn onder oudere generaties. Jongeren moeten het niet laten gebeuren dat hun vooruitgang wordt geblokkeerd door ouderen zonder oog voor het algemeen belang.       Door André Meiresonne Ik schaam me dood. Diepe gêne voor mijn generatiegenoten, de babyboomers. En de leden van de generatie daarvoor. Nog nooit hebben senioren het zo goed gehad. Nog nooit zijn bejaarden zo rijk geweest. Maar nog nooit hebben oude mensen zo hard geklaagd. En nog nooit zijn opa’s en oma’s zo conservatief geweest. Ik woon in een eenvoudige flat in de stad, met toch veel groen, vlak bij de duinen en de zee. De gemiddelde leeftijd daalde aardig toen ik hier kwam wonen met een van mijn kinderen. Het is er rustig wonen, met vriendelijke mensen en je kan prachtig ver kijken. Bij goed weer zie je de containerboten van en naar Rotterdam varen. Dat uitzicht gun ik iedereen. Naast onze flats ligt een bosje – in mijn ogen een bosje van niks, niet eens aangeplant, eerder opgeschoten hout. Een projectontwikkelaar zag de potentie ervan; waarom geen woontoren erop? De gemeente zag er wel wat in, omdat mensen verderop, die de buurt niet uit willen, daar dan gelijkvloers kunnen gaan wonen. Hun grote huizen met grote tuinen komen dan vrij voor jonge gezinnen. Massief verzet van de hele buurt. Alle actievoerder-trucs-van-ooit werden uit de kast gehaald, inclusief doorzichtige retoriek, op het randje van het demagogische, en gemanipuleerde foto’s. En het werkt. De gemeente wordt er gek van, de projectontwikkelaar lijkt er klaar mee. Nee, er mag niets veranderen, en niemand is te vertrouwen – de gemeente niet, de politiek niet en een projectontwikkelaar zeker niet. We hebben het nog nooit zo goed gehad en zijn nu bang dat het alleen nog maar minder kan worden. Dit is angst van oude mensen met verwende kinderen. De uitkomst van vergrijzing in een rijk land. Exemplarisch is ook het verzet tegen windenergie, nota bene ook van D66-wethouders en -gedeputeerden. Natuurlijk, we zijn voor duurzaamheid. Maar ook tegen windmolens, want daar gaat mijn uitzicht. Of het verzet tegen het opknappen van een Haags stadsbos. ‘Omdat ik mijn hond daar uitlaat.’ Het kan verkeren. Behoudzucht, hand in hand met eigenbelang. Conservatisme is mainstream geworden. En we vinden het steeds normaler. De psychoanalyticus Erik Erikson beschrijft de twee polen waartussen mensen van middelbare leeftijd zich bevinden. Er is de belangrijke taak om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en het welzijn van de volgende generatie. Tegelijkertijd heb je in die levensfase natuurlijk ook nog een eigen leven. Dat noemt hij het spanningsveld tussen ‘generativiteit’ en ‘stagnatie’. Doe je nog mee en lever je een vruchtbare bijdrage? Of raak je gericht op jezelf en word je egocentrisch? Ben je in staat om de balans tussen die polen te vinden, of sla je door naar eigenbelang met als gevolg stagnatie van je persoonlijke ontwikkeling en toenemende ontevredenheid? Maar, 60-plussers: veel van wat we hebben opgebouwd is voorbij de houdbaarheidsdatum. Demotie op het werk is waarschijnlijk de enige manier om ouderen aan het werk te houden (ouderen zijn gewoon minder productief dan jongeren). De kolencentrales moeten nu heel snel dicht, en hadden überhaupt niet gebouwd mogen worden (dat ze vies zijn wisten we toen ook al). Geen belasting willen betalen over je opgebouwde vermogen kan echt niet meer (er zijn mensen – bijvoorbeeld jonge gezinnen! – die het harder nodig hebben). Hebben we niet geleerd dat stilstand achteruitgang is?  

‘Zijn de Amerikaanse verkiezingen ons vooruitzicht: drie bejaarden die president willen worden?’

  Babyboomers, het worden er alleen maar meer, en ze domineren het debat steeds vaker. En zij hebben alle tijd – en wonderlijk genoeg ook alle energie! – om veranderingen tegen te werken. Veranderingen, beter: vernieuwingen, die hard nodig zijn om hun kinderen en kleinkinderen in de toekomst te laten werken, wonen en leven. Ze weten beter dan jongeren hoe ze de barricaden op moeten. Ze vormen een grote groep, en gaan nog stemmen ook. Alleen daarom gaan steeds meer politieke partijen naar hen luisteren. Ook D66. En waar is de jeugd ondertussen? Die zegt: “ik doe mijn eigen ding” en “mijn systeem is het niet”. Lekker makkelijk. Maar ondertussen is behoudzucht de nieuwe norm en rukt rechts onweersproken op. Daarmee laat de jongere generatie zich de kaas van het brood eten. Hoe bestaat het dat jonge mensen hun vooruitgang laten blokkeren door oude mensen die geen oog meer hebben voor het algemeen belang? Ga om te beginnen stemmen! Dan hoef je achteraf niet te huilen, zoals jonge Engelsen over de Brexit. Zijn de Amerikaanse verkiezingen ons vooruitzicht? Drie bejaarden die president willen worden? meireisonne2Het kan anders. In Zwitserland heb je Operatie Libero. Zij hebben het voor elkaar gekregen om een naargeestig populistisch voorstel (buitenlanders met een strafblad uitzetten) te dwarsbomen. Hun aanvoerder, Flavia Kleiner, zei tegen de gevestigde politici: “Ik heb minder ervaring dan jullie. Maar ik begrijp niet hoe jullie zo kunnen denken.” En ze ging, samen met heel veel jonge mensen, aan de bak. “Als niemand terugvecht, als andere partijen hun huiswerk niet doen, dan hebben de populisten een walk-over.” En het lukte hen. Flavia Kleiner weet uit eigen ervaring hoe je met deze jonge mensen omgaat. “Ze gaan ergens voor, willen daar alles voor geven en gaan na een poosje weer door. Partijen kunnen daar niet mee omgaan.” Werk aan de winkel, democraten. Wanneer zeggen jonge mensen, om te beginnen Jonge Democraten: “En nou is het is genoeg!” Zoals je jengelende, ontevreden kinderen toespreekt. Want je laat je toch niet regeren door je opa? Het zou wat zijn, een stralend kleinkind dat zegt: “Maar oma, dat is toch heel egoïstisch? Waarom doe je toch zo boos? Waar ben je nou bang voor?”     André Meiresonne (1955) is spreker en schrijver, en studeert Spiritual Care aan de Vrije Universiteit Amsterdam.sjoerds_stijnvh_echtliberalebuitlpolInternationale samenwerking staat onder druk terwijl steeds meer grensoverschrijdende vraagstukken schreeuwen om een gezamenlijke aanpak. Nederland heeft een groot belang bij een wereldorde gebaseerd op recht, vrijheid en vooruitgang. Juist nu is het tijd voor een echt liberaal buitenlandbeleid. Door Sjoerd Sjoerdsma en Stijn van Hooff De wereld was nog nooit zo welvarend en ontwikkeld als nu. Extreme armoede en honger worden langzaam teruggedrongen. We worden ouder dan ooit. Een historisch aantal kinderen gaat naar school. En in steeds meer landen kan je zichtbaar jezelf zijn en liefhebben wie je wil liefhebben. Deze vooruitgang kwam niet vanzelf. Hij is te danken aan verregaande samenwerking, vrijhandel en wetenschappelijke vooruitgang. Maar deze vooruitgang staat op het spel, door de uitdagingen waarvoor wij als wereld staan: wereldwijd is vrijheid op haar retour[1] en we zien een verscheurd Midden-Oosten, een vluchtelingencrisis, de EU onder grote druk en een dreigende klimaatramp. Bovendien is in de Verenigde Staten een president verkozen die de fundamenten betwist waarop deze samenwerking, vrijhandel en vooruitgang rusten. Trump trekt het Atlantisch bondgenootschap in twijfel, wil af van het klimaatakkoord, verscheurt het liefst het nucleair akkoord met Iran, wil stoppen met vrijhandelsverdragen en schurkt aan tegen Rusland. Het zal moeten blijken of hij zijn populistische uitspraken waarmaakt. Maar als hij echt zegt wat hij doet en doet wat hij zegt, heeft dat grote gevolgen voor de huidige wereldorde. Bij deze ontwikkelingen wil en kan D66 zich niet neerleggen. We kunnen niet stil blijven staan. We moeten vooruitkijken. Juist nu. Vrij naar Robert Kennedy: sommigen zien de wereld en accepteren die zoals zij is, wij zien de wereld zoals zij kan zijn en accepteren haar daarom niet zoals ze is. Wij spreken ons altijd uit vóór mensenrechten, vóór de democratische rechtsstaat en vóór individuele vrijheid. D66 strijdt tégen onderdrukking, tégen ongelijkheid en tégen schending van internationale normen. Dat is sociaal-liberaal. Dat is de unieke rol waarom Nederland internationaal bekend staat. Dat past goed in onze traditie. Daarbij past een buitenlandbeleid dat stevig steunt op waarden. Onze waarden zijn onze belangen In discussies over het buitenlandbeleid wordt vaak geschermd met de ‘koopman’ en de ‘dominee’. De koopman staat dan voor onze harde belangen, zoals lucratieve handelscontracten. De dominee representeert ons ‘geheven vingertje’. De waarden van de dominee en de belangen van de koopman worden als tegengestelde ambities gepresenteerd, waaruit we moeten kiezen in ons buitenlandbeleid. Maar zelden wordt het punt gemaakt dat juist de waarden die ten grondslag liggen aan het internationale stelsel tegelijkertijd onze belangen zijn, op een veel fundamenteler niveau dan een incidentele exportdeal. Nederland is gebaat bij open grenzen, goede verstandhoudingen met buitenlandse partners, stabiliteit in de internationale arena en heldere internationale afspraken. Het is daarom logisch – maar ook uniek – dat de bevordering van de internationale rechtsorde als expliciet doel is vastgelegd in de Nederlandse grondwet. Zonder een internationale rechtsorde delft een relatief klein land als Nederland het onderspit. Alleen wanneer we samen met gelijkgezinde partners optrekken met het recht aan onze zijde, kunnen we een vuist maken. Daarom steunen wij internationale instituties waar we zulke afspraken maken en dragen we daar zelf actief aan bij. Anders gezegd: als de Europese Unie, de Verenigde Naties en de Wereldhandelsorganisatie nog niet bestonden, zouden we die vandaag uitvinden! In een volwassen democratie, die wordt ondersteund door een rechtsstaat, zijn de vrede, de veiligheid en de vrijheid van het individu maximaal. Om met John Locke te spreken: ‘where there is no law, there is no freedom’.[2] Daar komt bij dat democratieën hebben bewezen de meest stabiele regeringsvorm te zijn. Zij zijn minder geneigd om de wapens op te pakken en kiezen er eerder voor conflicten vreedzaam te beslechten. Daarom stelt D66 de mensenrechten centraal in het buitenlandbeleid. Dit blijkt een effectief middel te zijn. Wanneer we ervoor kiezen om geen wapens te leveren aan een land omdat het de mensenrechten schendt, geven we een stimulans aan verandering. Daarom heeft D66 gepleit voor het stoppen van Nederlandse wapenleveranties aan Saoedi-Arabië, Rusland en Zuid-Soedan. Bovendien geldt: als we wel wapens leveren aan landen die de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht schenden, wat zijn onze principes dan nog waard? Hoe serieus nemen we onze eigen waarden dan? En nog veel belangrijker: welke prikkel is er dan nog voor zulke landen om hun gedrag aan te passen? Met vrijhandel komt verantwoordelijkheid Nederland verdient ongeveer een derde van het nationaal inkomen in het buitenland.[3] Nederland is dus gebaat bij vrijhandel. Maar dat ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid om onze principes uit te dragen. Dit geldt voor grote vrijhandelsverdragen, waar D66 staat voor de bescherming van onze hoge standaarden op het vlak van mensenrechten, vrijheid en de rechtsstaat. Maar dat geldt ook voor actuele geopolitieke kwesties. Neem de naïeve houding van het huidige kabinet ten opzichte van Rusland. Poetin had zijn ware aard allang getoond met zijn betrokkenheid bij de oorlogen in Abchazië en Zuid-Ossetië. Maar dit kabinet heeft lang weggekeken onder het mom van de handelsbelangen. Zelfs toen bij de grootste Poetinadepten de schellen van de ogen vielen, bleven sommige partijen tegenstander van sancties tegen Poetin. Dat veranderde pas in de zomer van 2015, toen het echt niet anders meer kon. En wat heeft die nadruk op de goede samenwerking met Rusland opgeleverd? Poetin heeft Oekraïne gedestabiliseerd, begaat oorlogsmisdaden in Syrië en bedient zich van steeds verdergaande repressie in eigen land. Hadden we de aard van Poetins regime eerder onder ogen durven zien, dan hadden we wellicht eerder met sancties zijn koers kunnen proberen te verleggen.  

‘ Als we wapens leveren aan landen die de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht schenden, wat zijn onze principes dan nog waard?’

  Dat we ergens wederzijds economisch voordeel behalen, ontslaat ons dus niet van de verplichting om in verweer te komen tegen mensenrechtenschendingen. Als we ons niet durven of willen uitspreken, accepteren we de onderdrukking van mensen zolang een regime stabiel is. Daarmee geven we impliciet steun en daarmee legitimiteit aan deze dubieuze regimes. D66 wil dat voorkomen door bijvoorbeeld onze energieafhankelijkheid van bepaalde regimes af te bouwen. Dat kan als we radicaal inzetten op een serieuze energiepolitiek in de EU en nationaal op schone energie. Zo spelen windmolens ineens een belangrijke geopolitieke rol. Mensenrechten voor iedereen, altijd en overal Buitenlandbeleid geeft ook de identiteit van een land weer. Het is een visitekaartje naar de wereld. Als Nederland zich jarenlang inzet voor verbetering van de mensenrechten wereldwijd, is het meer dan vreemd dat wij het oppakken van journalisten in Turkije niet meer aankaarten omdat we de Turkijedeal niet in gevaar willen brengen. Is het meer dan vreemd dat we bereid zijn samen te werken met de door het Internationaal Strafhof gezochte genocidair Bashir om de Soedanese grensbewaking op orde te krijgen. Dit doet afbreuk aan de Nederlandse reputatie wereldwijd. Het geeft het signaal af dat we selectief zijn in onze verontwaardiging. En dat leidt ertoe dat we een onbetrouwbare partner worden, en dat autoritaire leiders zien dat onze principes buigbaar en breekbaar zijn als onze kortetermijnbelangen gevaar dreigen te lopen. Consequent zijn betekent ook dat we niet moeten kiezen voor schijnstabiliteit boven individuele rechten. In de chaos van grote vluchtelingenstromen verlangen sommige partijen nostalgisch terug naar de ‘stabiliteit’ onder Ben Ali in Tunesië, Mubarak in Egypte en Kadhafi in Libië. Maar de belangrijkste les van de Arabische omwentelingen is nu juist dat die stabiliteit schone schijn was. Het ingestorte kaartenhuis laat zien wat de gevolgen zijn van decennialange dictaturen. Grote armoede, slecht onderwijs en hoge jeugdwerkloosheid, die uiteindelijk uitmondden in revolutie. Sommigen pleitten ervoor om weer deals te sluiten met zulke dictators.[4] Zij vinden de grote stroom migranten problematisch en denken dat deals met dictators een oplossing kunnen bieden. Maar de chaos en antipathie tegen het Westen die in bepaalde landen naar boven zijn gekomen, waren zeker niet kleiner geweest als het Westen nog dertig jaar lang actiever en met meer gewicht dictators had gesteund. Mensenrechten zijn niet onderhandelbaar. Mensenrechten vormen het fundament van de menselijke waardigheid. Mensenrechten zijn de kern van onze beschaving. Kwestie van keuzes Consequent zijn in de internationale arena betekent niet dat je altijd alles kan doen. Onze idealen zijn grenzeloos, de middelen helaas niet. Dit betekent allereerst dat we onze slagkracht in de wereld moeten vergroten via de Europese Unie. Wij kunnen blijven doen alsof we zelf belangentegenstellingen met landen als Rusland of China in ons voordeel kunnen beslechten. Of zelf internationale migratie kunnen sturen. Of in ons eentje voor gereguleerde internationale handel kunnen zorgen. Dat is onzin. Als we vraagstukken van klimaat, terrorisme, vluchtelingen, energie, veiligheid en handel willen oplossen, dan moet dat samen met Europa. Zeker na de verkiezing van Donald Trump als nieuwe president van de VS. Hij heeft helder aangegeven het niet zo nauw te nemen met de belangrijke bijstandsclausule van de NAVO die voorschrijft dat lidstaten elkaar te allen tijde beschermen als ze worden aangevallen. Daarmee lijkt de Amerikaanse veiligheidsparaplu boven Europa goeddeels ingeklapt. Dit bewijst eens te meer de absolute noodzaak van een effectieve Europese krijgsmacht, waarvoor D66 al jaren onverkort pleit. Diplomatie is immers alleen geloofwaardig wanneer die wordt geruggensteund door een robuust militair apparaat. Europa bracht ons duurzame vrede en veiligheid, groei en welvaart. De onderlinge relaties in Europa brengen verbondenheid, begrip en verdraagzaamheid en bieden daarmee een waarborg voor individuele vrijheid en vrede. In een wereld waar uitdagingen rondom veiligheid, energie, verduurzaming en vluchtelingenstromen grenzen overschrijden, is een slagvaardig Europa cruciaal. Juist voor Nederland. Geen land is voor zijn veiligheid, politieke gewicht in de wereld en economische welvaart zo afhankelijk van intensieve samenwerking met de landen om zich heen. Daarom moeten wij vooroplopen in het verbeteren van de Europese Unie. D66 is ervan overtuigd dat Europa veel beter kan. Veel beter moet. Veel beter verdient. Daarnaast betekent dit dat we nationaal keuzes moeten maken. We moeten mensen en middelen inzetten daar waar de Nederlandse meerwaarde het grootst is. Zo moet Nederland blijven bouwen aan onze wereldwijde reputatie van progressieve voorloper op terreinen als hiv/aidsbestrijding, vrouwenrechten en LHBT-rechten. De versnippering van de militaire inzet – Nederland neemt deel aan ongeveer twintig missies in het buitenland[5] – moet worden gestopt. De aandacht moet daarbij vooral uitgaan naar de regio rondom Europa. Ook in eigen land Anderen aanspreken kan alleen geloofwaardig zijn wanneer het eigen huis op orde is. We moeten daarom open zijn over de zwarte bladzijden uit onze eigen geschiedenis. Het past een volwassen en open democratie om eerlijk en transparant te zijn over het verleden en wat daarin is misgegaan. Om daarover verantwoording af te leggen. Om daarvan te leren. Want alleen dan kun je anderen geloofwaardig wijzen op hun verantwoordelijkheden. Daarom wil D66 al jaren dat er nieuw onderzoek wordt gedaan naar het Nederlandse geweld tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië. Ook op asielgebied heeft Nederland wat recht te zetten. Een rechtvaardig asielbeleid in Nederland en de EU is een voorwaarde voor een geloofwaardig buitenlandbeleid. Als wij landen in de regio vragen om 95 procent van de vluchtelingen op te vangen, moeten ook wij mensen verwelkomen die op de vlucht zijn voor oorlog, die gegronde vrees hebben vermoord of vervolgd te worden, die zoeken naar vrede en veiligheid. We moeten ons steentje bijdragen. In plaats daarvan besteedt dit kabinet het Nederlandse en Europese asielbeleid uit aan leiders met steeds meer dictatoriale trekjes.  

‘ Wij accepteren het niet wanneer de rechtsstaat om zeep wordt geholpen, mensenrechten worden geschonden of het internationaal recht aan de laars wordt gelapt’

  In eigen land zien we eenzelfde tendens: door vluchtelingen weg te zetten als gelukszoekers die voor borstvergrotingen naar ons land komen, zoals sommige partijen plegen te doen, maken we onszelf niet geloofwaardiger. Wees eerlijk en transparant over vluchtelingen. Zorg voor fatsoenlijke opvang voor mensen die daadwerkelijk een vluchtelingenstatus krijgen en zorg ervoor dat zij zo snel mogelijk kunnen meedoen in onze maatschappij. Diegenen die geen aanspraak maken op asiel, moeten zo snel mogelijk terugkeren naar hun land van herkomst. Alle retoriek daarbuiten vervuilt slechts het maatschappelijke debat. Daarbij geldt ook: geen enkele verantwoordelijkheid nemen voor het integratiebeleid, maar vervolgens wel klagen dat het mislukt is, is ook niet bevorderlijk voor onze geloofwaardigheid. Buitenlandbeleid mét waarden Het was de Nederlander Hugo de Groot die het zeerecht ontwierp om de vrije zeehandel mogelijk te maken. Het was Nederland dat in de 17e eeuw een vrijhaven was voor wereldberoemde denkers en schrijvers wier gedachtengoed in de rest van Europa verboden was, zoals Bayle, Locke en Descartes. Het waren die openheid en erkenning van rechten en vrijheden in de Gouden Eeuw die leidden tot een ongekende culturele én economische bloei. Vrijheid en het internationale recht waren voor Nederland nooit alleen maar abstracties en hadden niets te maken met een opgeheven vingertje. Ze waren simpelweg op lange termijn goed voor onze eigen belangen, in morele, politieke en economische zin. Deze opvatting van de rol van Nederland in de wereld staat haaks op de opvatting van hen die zich terugtrekken achter de dijken. Zij schreeuwen “grenzen dicht!”, stoppen hun vingers in hun oren en knijpen hun ogen dicht. Weer anderen zijn van mening dat Nederland bescheidenheid en terughoudendheid past, onder het mom van ‘Realpolitik’. Zij menen dat het niet in ons belang, belerend, of wellicht zelfs brutaal is om op te komen voor onze eigen waarden. Zij menen dat we Trump het voordeel van de twijfel moeten geven. Dat is kortetermijnopportunisme, waarmee tijdelijke stabiliteit en schijnveiligheid wordt gekocht. Maar hiermee wordt juist de basis voor langetermijnstabiliteit uitgehold. Tegenover dit gestolde cynisme plaatst D66 een buitenlandbeleid mét een agenda van waarden. Wij accepteren het niet wanneer de rechtsstaat om zeep wordt geholpen, mensenrechten worden geschonden of het internationaal recht aan de laars wordt gelapt. Een sociaal-liberaal buitenlandbeleid erkent dat we onze belangen niet los kunnen zien van onze waarden en dat we deze consequent – in binnen- én buitenland – moeten verdedigen.   Sjoerd Sjoerdsma is Tweede Kamerlid voor D66. Stijn van Hooff is beleidsmedewerker bij de D66-fractie in de Tweede Kamer.   Noten [1] Freedom House, ‘Freedom in the World 2016. Anxious Dictators, Wavering Democracies: Global Freedom under pressure’. [2] John Locke, Second Treatise of Civil Government, 1690. [3] Cijfers via CBS, januari 2015. [4] Volkskrant, 28 maart 2015, ‘VVD wil meer samen optrekken met dictators’. [5] Ministerie van Defensie.