‘Burgerschap’ is hot. ‘Meer’, ‘beter’ of ‘ander’ burgerschap zou de sociale cohesie in Nederland herstellen, migranten laten integreren, radicalisering stoppen, en jonge mensen kennis van de democratie bijbrengen. Maar is die belofte gerechtvaardigd? Met het essay Burgerschap. Een sociaal-liberale visie geeft de Mr. Hans van Mierlo Stichting tegen de achtergrond van het huidige debat nader invulling aan een sociaal-liberale opvatting van burgerschap. Centraal staat de vraag wat burgers bindt en wat hen tot een gemeenschap maakt. De auteurs beargumenteren dat burgerschap voor sociaal-liberalen begint bij het besef dat vrijheid vraagt om wederkerigheid: burgers stellen elkaar in staat om vrij te leven. Dat vraagt om een gezamenlijke inzet van mensen.
Het essay bestaat uit drie delen. Hoofdstuk 1 is een begripsverkenning. De vraag ‘wat is burgerschap?’ vindt haar basis in de eerste samenlevingen waarin groepen mensen zichzelf verenigden in een gemeenschap. Door de eeuwen heen zijn vele verschillende antwoorden gegeven op deze vraag. Dit hoofdstuk beschrijft kort hoe het denken over burgerschap zich historisch heeft ontwikkeld, wat de belangrijkste politiek-theoretische visies op burgerschap zijn, welke vraag die gemeen hebben, en hoe die visies terug zijn te vinden in het huidige debat.
Hoofdstuk 2 schetst een sociaal-liberale begripsopvatting van burgerschap. Het geeft een antwoord op de vraag wat een sociaal-liberale visie op burgerschap is en hoe die visie zich verhoudt tot de in het eerste hoofdstuk genoemde burgerschapsopvattingen. Het beschrijft wat burgers onderling verbindt, welk gedrag we mogen verwachten, en welke kennis en vaardigheden daarvoor van belang zijn. Bovendien stipt dit hoofdstuk fundamentele normatieve kwesties aan, zoals de grenzen van tolerantie, de plaats van religie in de samenleving en het belang van internationale mensenrechten.
In hoofdstuk 3 volgt een uitwerking van hoe de in het tweede hoofdstuk geformuleerde sociaal-liberale visie op burgerschap vorm kan krijgen. Dit hoofdstuk concentreert zich op een drietal terreinen: onderwijs, het publieke domein, en democratische besluitvorming. Op die drie terreinen wordt geschetst hoe een soms abstracte sociaal-liberale visie op burgerschap kan worden bevorderd in de praktijk.
Dit essay gaat niet in de eerste plaats over wetgeving of politiek beleid. Het is de uitwerking van een visie op hoe we zouden moeten samenleven. Wat we van elkaar verwachten naast het gegeven dat iedereen zich aan de wet heeft te houden. Het debat over burgerschap vormt zo in wezen de onderstroom van talloze andere debatten die in Nederland vaak op het scherpst van de snede worden gevoerd en waarin ook sociaal-liberalen hun plaats moeten bepalen.
Burgerschap. Een sociaal-liberale visie kunt u
hier bestellen. Prijs: € 12,95 (exclusief verzendkosten).
De publicatie is ook
hier als PDF te downloaden.
Een podcast over dit thema is
hier te vinden.
Contactpersoon:
[email protected]De arbeidsmarkt in Nederland flexibiliseert al jaren sterk. Bijna 30% van de werkzame beroepsbevolking heeft nu een “flexibele arbeidsrelatie,” als flexwerker of als ZZP’er. De vraag blijft hoe om te gaan met deze ontwikkeling. Flexibilisering past bij de sociaal-liberale waarde van individuele vrijheid om zoveel mogelijk je eigen (werkende) leven in te richten. Tegelijkertijd zien we problematische tweedelingen tussen mensen met vast en flexibel contract, en tussen mensen die binnen de arbeidsmarkt staan en mensen die daarbuiten moeten rondkomen van uitkeringen en af en toe een slecht betaalde opdracht. Wat we bovenal zien is een gedateerd arbeidsbestel dat slecht is toegerust op deze veranderingen. Er is vraag naar een nieuw bestel waarin de verhoudingen tussen vast, flex en zelfstandig beter zijn geregeld. Maar hoe werken we hier naar toe, en met welke uitgangspunten? Wat vinden we nu eigenlijk belangrijk als het gaat om de toekomst van werk?
Dit project gaat over de inrichting van de toekomstige arbeidsmarkt. Het weegt verschillende voorstellen tot verbetering en doet dat op basis van de sociaal-liberale waarden van individuele keuzevrijheid, kansen- en herkansingsgelijkheid, en verbondenheid.
De
publicatie ‘Nieuwe ronde, echte kansen: Een sociaal-liberale visie op de toekomst van werk’ is
hier te lezen. De papieren versie kunt u bestellen via onze
webshop.
Klik
hier voor een samenvatting van de publicatie.
Ethiek heeft betrekking op de vraag: wat is juist handelen? Wat is goed of fout? En daaraan verbonden de aloude vraag ‘hoe moeten we leven?’ In de
hier te lezen of
hier te bestellen essay Over medische ethiek gesproken. Bespiegelingen op leven, levenseinde en zorg heeft de Van Mierlo Stichting bijgedragen aan de verdieping van een aantal fundamentele en actuele vraagstukken op het gebied van de medische ethiek. Gekozen is voor het samenbundelen van verschillende visies op die vraagstukken. Onder andere de wetenschappelijke bureaus van de ChristenUnie en SGP leverden een bijdrage, alsmede het Rathenau Instituut en wetenschappers verbonden aan o.a. de Vrije Universiteit Amsterdam en de Radboud Universiteit Nijmegen.
Hoofdstuk 1 – Wat is de mens? – Over (bio)technologie en ‘mensverbetering’ richt zich op nieuwe technologie die steeds meer mogelijkheden biedt om binnen of buiten het menselijk lichaam veranderingen of ‘verbeteringen’ aan te brengen aan ‘de’ mens. Dit hoofdstuk legt de nadruk op recent ontwikkelde biotechnologie die met grote precisie het menselijk DNA in de embryonale fase en daarna kan wijzigen. Ook uitwendige technologie komt aan bod. De maatschappelijke impact van nieuwe technologie passeert de revue, de omslag van geneeskunde naar ‘verbetertechnologie’, en de ethische valkuilen en grenzen met betrekking tot de maakbaarheid van de mens die dat met zich meebrengt. Dit hoofdstuk staat tegen de achtergrond van de vraag: wat is de mens?
Hoofdstuk 2 – Van wie is ons leven? – Over hulp bij zelfdoding bij ‘voltooid leven’ en wilsonbekwaamheid behandelt twee met elkaar samenhangende vraagstukken rond het levenseinde: ‘voltooid leven’ en wilsonbekwaamheid. Er wordt gekeken naar de betekenis en morele wenselijkheid van het mogelijk maken van levensbeëindiging bij ‘voltooid leven’. De nadruk ligt daarbij op de invulling en spanning tussen de begrippen autonomie, zelfbeschikking, en de beschermwaardigheid van het leven. Verder worden de dilemma’s rond wilsonbekwaamheid en wanneer daar sprake van is, belicht. Dit hoofdstuk staat tegen de achtergrond van de vraag: van wie is ons leven?
Hoofdstuk 3 – Wat is een mensenleven waard? – Over kosten en grenzen in de zorg staat in het kader van de vraag of het omwille van de duurzame betaalbaarheid, ethisch geoorloofd is grenzen te stellen aan de zorg. Er wordt gekeken naar de vraag hoe dat gerechtvaardigd zou kunnen worden, bijvoorbeeld in het licht van de rol van individuele verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid en (intergenerationele)solidariteit. Verschillende manieren om die grenzen te bepalen komen aan de orde, zoals verzekeringen, medicijnbeleid en preventiemogelijkheden. Dit hoofdstuk staat tegen de achtergrond van de vraag: wat is een mensenleven waard?
Contactpersoon:
Daniël Boomsma
Eerdere publicaties over dit thema:
Het is tijd voor een nieuwe visie op werk. Wie nu werkt of aan het werk wilt, loopt tegen een kloof aan. De kloof tussen vast en flex en tussen flexibel werkenden onderling. Aan de ene kant staat een mooi vast contract of een zelfredzame zelfstandige. Aan de andere kant worstelen mensen met tijdelijke overeenkomsten, af en toe een slecht betaalde opdracht of is er überhaupt geen werk. Bovendien zijn we slecht toegerust op een economie die continue verandert, die in hoog tempo robotiseert en digitaliseert. Concurrentie is internationaal en messcherp. Maar we leren niet verder en we stromen niet door naar nieuwe banen.
We weten wat nodig is om deze realiteit beter aan te kunnen.
Investeren in mensen en in het aanpassingsvermogen van mensen heeft absolute prioriteit. Voor mensen zelf zodat ze telkens opnieuw werk kunnen krijgen en behouden in tijden van verandering. En voor een economie waarin goed menselijk kapitaal het verschil maakt tussen achterblijven en vooruitgaan.
Met
Nieuwe ronde, echte kansen zet de Mr. Hans van Mierlo Stichting haar visie uiteen voor de toekomst van werk. We bespreken wat er nu mis gaat en we kijken vanuit sociaal-liberale waarden naar hoe het beter kan. Wat vinden we nu echt belangrijk als het gaat om werk? Werk moet brood op de plank brengen, en voldoening. We willen vrij zijn om ons werkende leven zelf in te richten. Om keuzes te maken in de werkvorm die bij ons past en in de zekerheden die we daarbij nodig achten. Ook willen we kansen – en herkansingen – krijgen zodat we, ongeacht waar we vandaan komen, telkens weer opnieuw kunnen beginnen, met een nieuwe studie, een nieuwe carriere. Ten slotte willen we dat er een opvangnet is. Dat we niet in de goot terecht komen na een ongeluk of ziekte. Dat we een steuntje in de rug krijgen van elkaar om na een zware tijd weer omhoog te krabbelen.
Vanuit deze waarden,
keuzevrijheid, kansengelijkheid en verbondenheid komen we uit bij oplossingsrichtingen voor een kansrijke arbeidsmarkt. Centraal in deze oplossingsrichtingen staat de werkende. Niet de vaste werknemer versus de schijnzelfstandige, of de flexwerker versus de ondernemer. Alle werkenden moeten weer echte kansen krijgen op werk dat loont. Dat betekent investeren in de capaciteiten van werkenden met continue
scholingsmogelijkheden, een hele loopbaan lang. Het betekent ook toewerken naar een
standaardcontract voor onbepaalde tijd en een
nieuw stelsel van sociale zekerheden.
Als we nu handelen, met flinke investeringen in opleidingen, in het aantrekkelijker maken van werk en in zekerheden voor alle werkenden, dan kunnen we de kloof dichten. Zodat iedereen dezelfde startposities heeft en, ook na een valse of onderbroken start, weer opnieuw kan beginnen. Zodat mensen kansen krijgen en in staat zijn om ze te benutten. Zodat er met een nieuwe ronde op de arbeidsmarkt weer echte kansen komen.
U kunt het
hier lezen in de nieuwe VMS publicatie:
Nieuwe ronde, echte kansen: Een sociaal-liberale visie op de toekomst van werk. De papieren versie kunt u
hier bestellen. Prijs: € 8,95 (exclusief verzendkosten)
Door
Marthe Hesselmans
Klik hier voor een gratis proefnummer!Lees hier het pdf van dit artikel.
Door
Jan Vis
De Nederlandse kiezer mist het recht om zijn eigen regering te kiezen … en dat moet veranderen. Zo ongeveer was de boodschap waarmee Hans van Mierlo in 1966 de politieke arena binnenstormde. De burger moest twee stemmen krijgen: een voor het kiezen van de macht (de minister-president) en een voor het kiezen van de controle op de macht (het parlement). Pas dan zou ons stelsel echt democratisch zijn. Tot op de dag van vandaag is het bij een ideaal gebleven. Nog steeds zijn het niet de burgers die uitmaken wie er gaat regeren. Nog steeds hebben ze geen echte keus en moeten ze maar afwachten wat de kabinetsformatie oplevert.
Een groot deel van Van Mierlo’s politieke handelen is het rechtstreekse gevolg van zijn overtuiging dat onze democratie niet kan voortbestaan zonder vernieuwingen die een eind maken aan het fundamentele tekort . ‘We moeten de revolutie maken voordat hij uitbreekt’, was een van zijn paradoxale uitspraken. Na het eerste succes van D66 (in 1967 met zeven zetels in de Tweede Kamer) kwam de staatscommissie Cals Donner met het advies om de burgers niet alleen de kamer maar ook de formateur te laten kiezen. Dat voorstel ging een heel eind in de goede richting. Maar het was ook een belangrijke inbreuk op de macht van de gevestigde orde en werd dan ook snel in de archieven bijgezet. Van praktischer belang was Van Mierlo’s initiatief om samen met de PvdA en de PPR (een van de partijen die later opging in Groen Links) een schaduwkabinet met regeringsprogramma te formeren dat de kiezer kon steunen door op een van de drie partijen te stemmen. Het was een stoutmoedige actie om de bestaande orde te doorbreken. Na snoeiharde formatieonderhandelingen met KVP en ARP resulteerde de vernieuwingspoging in het kabinet- Den Uyl maar niet in de vooral door D66 beoogde Progressieve Volkspartij van de drie partijen.
D66 betaalde een hoge prijs: als er toch al een gemeenschappelijke programma is waarom zou je dan nog op D66 stemmen en niet meteen op Den Uyl? Van Mierlo voelde zich verantwoordelijk voor de electorale afgang en maakte als politiek leider (in 1973) plaats voor Terlouw die in 1981 veel succes haalde met D66 als ‘redelijk alternatief’. Duidelijkheid vóór de verkiezingen bleef een uitgangspunt van D66. Voor de verkiezingen werd bepaald met wie wel en met wie niet zou worden samengewerkt. In de politieke cultuur van toen was dat een kwestie van elementair fatsoen tegenover de kiezer die dan in elk geval wist aan welke regeringscoalitie de partij zou willen meedoen. Intussen ontwikkelde D66 zich tot een links liberale partij met sociaaleconomische opvattingen die nogal wat behoudender waren dan die van Van Mierlo. Zijn vertrek uit de politiek leek definitief.
Maar na acht jaar kwam hij onverwacht terug – als minister van Defensie in het kabinet Van Agt II waarin premier en de vicepremier Den Uyl zo met elkaar overhoop lagen dat het kabinet binnen een jaar bezweek. Het was een ongelukkig avontuur temeer daar Van Mierlo aan zijn ministerschap een slepende leverinfectie overhield – opgelopen tijdens een bezoek aan het Nederlandse VN-detachement in Libanon. Na de vervroegde verkiezingen van september 1982 (waar D66 terugviel van 17 zetels naar 6) verdween Hans weer uit de politiek – maar dit keer niet voor lang. In 1983 werd hij gekozen tot lid van de Eerste Kamer en daar groeide het voornemen om het verzwakte D66 – na het vertrek van Terlouw in 1982 in leven gehouden door de onvermoeibare Engwirda – weer overeind te krijgen. Dat lukte. Met Van Mierlo als lijsttrekker haalde D66 9 zetels in 1986, 12 zetels in 1989 en 24 in 1994. De partij was echt groot geworden en Van Mierlo bereikte bij de formatie van het eerste paarse kabinet een belangrijke politieke doorbraak door de Christen Democraten buiten het kabinet te houden. Voor het eerst sinds de invoering van het algemeen kiesrecht (1918) deden ze niet mee. Een generatielange vanzelfsprekendheid was verdwenen. Onze democratie was een beetje normaler geworden en zonder Van Mierlo was dat niet gelukt. Met het ministerschap in van Buitenlandse Zaken in dat eerste paarse kabinet eindigde zijn politieke loopbaan. Hij werd minister van staat – een eretitel die hij met enige aarzeling accepteerde.
Wat is Van Mierlo’s betekenis voor de Nederlandse politiek? Latere generaties zullen daar scherper over kunnen oordelen dan tijdgenoten. De oorspronkelijke doelstelling (het recht om de eigen regering te kiezen) is niet bereikt. D66 zelf is er opvallend zwijgzaam over. Inmiddels ontwikkelt zich het idee dat de aanvoerder van de grootste fractie premier moet worden. Dat is een karikatuur van echte democratie want daarmee komt het kiezen van de volksvertegenwoordiging op het tweede plan.
De meeste kiezers associëren D66 inmiddels met het referendum en de gekozen burgemeester. Bij de oprichting van D66 waren dat puur secondaire kwesties, ook voor Van Mierlo (het referendum werd op het eerste partijcongres zelfs uitdrukkelijk afgewezen).En nog steeds is er vrijwel niets van gerealiseerd.
Met vele andere politici heeft Van Mierlo dus gemeen dat hij zijn doelstellingen niet realiseerde. Maar in iets anders is hij vrijwel uniek: het vaderschap van een politieke partij. Dat is vrij zeldzaam: Abraham Kuyper richtte de ARP op, Domela Nieuwenhuis de SDB, de meeste andere partijen zijn het resultaat van groepswerk. Bij D66 ging het zo: op 18 december 1966 kwam het na twee dagen vergaderen in de Amsterdamse Rai niet tot partijvorming. De congresgangers moesten de zaal uit en liepen morrend te hoop in de wandelgangen. Mislukking leek een feit. In die chaotische situatie was het Van Mierlo die een groot beeldhouwwerk beklom en met een vurig betoog de congresgangers overhaalde om nog een derde dag bijeen te komen. Toen (op 27 december) kwam D66 echt tot stand.
Van Mierlo liet op die decemberavond in de Rai voor het eerst zijn redenaarstalent en overtuigingskracht zien. Het waren kwaliteiten die hem zouden blijven typeren als volkstribuun en integere vriend van de publieke zaak die op unieke momenten de werkelijkheid verandert door te verwoorden wat bij zijn toehoorders sluimert .
Jan Vis is emeritus hoogleraar staatsrecht en oud-D66-senator.
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik
hier voor meer info en abonnementen.
Dit artikel verscheen in
idee nr. 2 2010: Nieuwe verbindingen, en is te vinden bij de onderwerpen
Nederlandse politiek en
politici.
Lees hier het pdf van dit artikel.
De huidige energievoorziening staat aan de vooravond van revolutionaire veranderingen. De fossiele brandstoffen raken op, en de wereld moet op zoek naar een duurzame vorm van energieopwekking en gebruik. Lokale energienetten, beheert door mensen in een buurt of wijk zelf, zijn cruciaal om deze revolutie te bewerkstellingen. Het is technisch al mogelijk om woonwijken volledig energieneutraal te maken. Echter, wel moet met spoed het verouderde elektriciteitsnet en de infrastructuur worden aangepast. Gefaseerd overgaan op gelijkspanning dé oplossing.
Door
Harry Stokman
We denken er nauwelijks over na als we koffie maken of de tv aanzetten. Het is voor ons vanzelfsprekend dat de levering van elektriciteit normaal en vlekkeloos verloopt. Het is echter de vraag of dit in de nabije toekomst zo vanzelfsprekend zal blijven. Schaarste van fossiele brandstoffen en toenemende milieuproblemen zijn bekende redenen hiervoor. Minder bekend, maar essentieel, is dat ons huidige elektriciteitsnet totaal verouderd is en niet voldoet aan het huidige hightech tijdperk. Dit net dateert nog uit de tijd dat er slechts gloeilampen, straalkacheltjes en stofzuigers van elektriciteit voorzien moesten worden. Hoewel de oplossingen voor de hand liggen, is er veel weerstand vanuit de conservatieve energiemarkt en remt verouderde regelgeving innovatieve initiatieven.
‘Verelektronisering’ van de maatschappij
Ieder huishouding heeft steeds meer elektronica in gebruik. De overgang van de gloeilamp naar de led lamp, en van de beeldbuis naar het LCD scherm, brengt een stijgende ‘verelektronisering’ van de maatschappij met zich mee. Ook is het toenemend energieverbruik vanuit de IT-sector van belang. Door onze geografische positie, de hoogwaardige internetinfrastructuur en het stabiele politieke klimaat is Nederland bij uitstek een interessante locatie voor data centers. De verwachting is dan ook dat het aantal data centers de komende jaren explosief zal toenemen.
Het elektriciteitsverbruik zal de komende jaren dus explosief stijgen, ook omdat elektriciteit opgewekt uit duurzame energiebronnen als dé oplossing wordt gezien voor het toenemende tekort aan fossiele brandstoffen. Met deze verschuiving van energiebronnen is geen rekening gehouden. Als we massaal overstappen op elektrisch rijden en duurzame energieopwekking, dan moet onmiddellijk onze elektriciteitsinfrastructuur worden aanpast aan de maatstaven van het huidige hightech tijdperk. We zullen ‘slimmere’ netten moeten maken.
Duurzame wijken
In de overgang naar een duurzame energiehuishouding spelen lokale, kleinschalige initiatieven een cruciale rol. Met name de bouw van zogeheten ‘energieneutrale’ wijken. Dit zijn vaak nieuwbouwwijken waarin bewoners zelf energie opwekken en zo min of meer zelf aan de energiebehoefte voor verwarming en koeling voldoen. Door middel van zonne- en windenergie is het mogelijk om een kleinschalig energiebedrijf op wijkniveau op te starten. Deze lokale initiatieven zijn succesvol, kostenefficiënt en milieutechnisch verantwoord. Deze lokale initiatieven maken de huidige mega-investeringen in netkwaliteit – die ongemerkt doorberekend worden aan de consument – overbodig en heffen de huidige energieverliezen op.
In duurzame ‘energieneutrale’ wijken verbinden mensen – als energiegebruikers – zich op een nieuwe manier. Energieopwekkers en energieverbruikers vormen samen een lokaal energienet en een Gemeenschappelijk Energie Bedrijf (GEB). Een GEB is collectief en is in handen van de energieopwekkers (o.a. bewoners van een wijk). Het GEB verzamelt de opgewekte energie, en verdeelt en verhandelt overbodige energie waar nodig. Dit gebeurt op het meest gunstige tijdstip en voor de beste prijs.
Alhoewel lokale energieopwekking uiteindelijk een initiatief is van ‘mensen onderling’, heeft ook de overheid een belangrijke rol bij de totstandkoming ervan. Het is van belang dat de overheid en netbeheerders investeren in testlocatie’s op lokaal niveau, om zo een betrouwbare nieuwe structuur op te bouwen. Omdat lokale energieopwekking grote mogelijkheden biedt, moet de overheid woonwijken, die collectief investeren in duurzame energie, toestemming geven om een eigen energienet te maken en te beheren door middel van een lokaal Gemeenschappelijk Energie Bedrijf.
In en eigen (lokaal) energienet is energiegebruik gebaseerd op gelijkwaardigheid. Het maakt niet uit of de auto op een parkeerterrein wordt opgeladen of aan de voordeur. Ook bewoners van flatgebouwen kunnen hun auto opladen met collectief opgewekte energie. Op het dak van elk flatgebouw worden zonnepanelen geplaatst die collectief energie opwekken. Deze energie zal dan per bewoner opgesplitst worden met een verdeelsleutel, waarbij elke bewoonde vierkante meter staat voor een bepaalde hoeveelheid energie. Op de parkeerplaats van het gebouw kunnen de bewoners hun auto’s opladen aan oplaadpunten d.m.v. een eigen oplaadprofiel. Hierdoor wordt het verbruik van elke bewoner eerlijk geregistreerd en verdeeld. Men zal in de toekomst niet langer betalen voor het energieverbruik, maar voor de infrastructuur. Dit fenomeen is vergelijkbaar met wat er gebeurde met het internet: aanvankelijk betaalden we per belminuut. Tegenwoordig betalen we alleen nog de internetinfrastructuur.
De transitie van centrale naar meer lokale en ook lange afstandsopwekking van elektriciteit, heeft grote gevolgen voor de optimale inrichting van het elektriciteitsnet. Netwerkbedrijven zullen de netwerken moeten aanpassen. Een geleidelijke transitie naar ‘slimme’ netten zal nodig zijn waarbij niet langer de netwerkbeheerder, maar eerder de opwekker zijn energiehuishouding zelf in handen heeft. Ook zal het nodig zijn om onze elektriciteitsinfrastructuur te herzien, en moeten we nadenken over een gefaseerde overgang naar gelijkspanning. Door de wisselspanninginfrastructuur van het huidige elektriciteitsnet ontstaan er te veel energieverliezen tijdens de energieomzetting en het energietransport. Ook door het feit dat duurzame energiebronnen hoofdzakelijk gelijkspanning produceren, is deze overgang gewenst. Gelijkspanning maakt het mogelijk dat energie, en vooral duurzame energie, maximaal benut wordt, omdat de meest efficiënte energieoverdracht plaatsvindt zonder overbodige handelingen en onnodige verliezen.
Gelijkspanning is de toekomst
Thomas Edison was een voorstander van gelijkspanning en zag eind 1800 al de voordelen van efficiënt energietransport. Om technische redenen, werd er gekozen voor wisselspanning. Wat toen de juiste keuze was. Echter, door de intrede van de huidige elektronica (elektronica functioneert hoofdzakelijk op gelijkspanning) is deze situatie volledig veranderd. Ook voor elektriciteitstransport via hoogspanning- en laagspanningnetten biedt gelijkstroom een beter alternatief ten opzichte van wisselstroom. Juist voor energie uit duurzame bronnen, zoals bij windparken op zee en grootschalige zonne-energie uit Zuid-Europa of Noord-Afrika) zijn HVDC-verbindingen (
high voltage direct current) uitstekende oplossingen. Door gelijkspanning ontstaan er minder verliezen: duurzame energiebronnen wekken gelijkspanning op. Aangezien deze energie voor een gelijkspanningsnet niet meer hoeft te worden getransformeerd naar wisselspanning, gebruiken we zo de opgewekte energie (door opslag) het efficiëntst.
Naast efficiëntie zijn er meerdere redenen om over te stappen op duurzame energieopwekking en gelijkspanning. Het is een democratisch systeem: de monopoliepositie van de energiemaatschappijen wordt kleiner en directe samenwerking tussen opwekkers en verbruikers wordt mogelijk via de hierboven beschreven GEB’s. Niet alleen de opwekker, maar ook de verbruiker krijgt meer inspraak en inzicht in de eigen energiehuishouding. Het is een gelijkwaardiger systeem waarbij zowel mensen met als mensen zonder eigen oplaadpunt aan de voordeur, dezelfde mogelijkheden en energiekosten krijgen. Ook worden verbruikers energiebewuster, omdat ze door het opwekken en verhandelen van eigen energie meer inzage krijgen in eigen verbruik. De financiële voordelen die het terugleveren van opgewekte energie geven, zullen een extra stimulans zijn voor de opwekker/verbruiker om bewuster om te gaan met energie. Dit alles zal een verlagend effect hebben op de CO2-uitstoot.
Conclusie en aanbevelingen
Een duurzame energietransitie vraagt om een nieuw energiesysteem. Lokale overheden en bewoners van duurzame nieuwbouwwijken zullen nieuwe verbindingen moeten aangaan. Deze wijken zijn een voorbeeld van efficiënt energieverbruik en zo zullen lokale initiatieven grote invloed hebben op de energiehuishouding van ons land. Het is van groot belang dat deze initiatieven gesteund en bevorderd worden.
Harry Stokman is eigenaar van het bedrijf Direct Current/Gelijkspanning. Hij ontwikkelt en produceert al meer dan 20 jaar grote gelijkrichterschakelingen en bijhorende, soms complexe, besturingen voor industriële processen. Zie:
www.gelijkspanning.nl,
www.dcbv.eu en
www.hellas.nl.
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik
hier voor meer info en abonnementen.
Dit artikel verscheen in
idee nr. 2 2010: Nieuwe verbindingen, en is te vinden bij de onderwerpen
energie en
duurzaamheid.
Lees hier het pdf van dit artikel.
Een kinderdagverblijf in het bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer, een winkelcentrum als wijkcentrum. Dit soort combinaties van activiteiten van mensen wordt steeds belangrijker. Nieuwe verbindingen tussen activiteiten bieden grote mogelijkheden voor de ontwikkeling naar een duurzame en vrije samenleving.
Door
Jurgen van der Heijden
Binnen een school draait het om onderwijs, binnen een zorgcentrum om zorg, binnen een winkel om winkelen, binnen een fabriek om produceren. Het klinkt bijna te logisch om op te noemen. Toch verandert er tegenwoordig veel als het gaat om dergelijke maatschappelijke activiteiten. Leerlingen van zorgopleidingen krijgen steeds vaker hun opleiding in woonzorgcentra, waar wonen, zorg en onderwijs in hetzelfde gebouw gesitueerd zijn. Een winkelcentrum krijgt steeds vaker ook de functie van wijkcentrum. Fabrieken ontwikkelen zich tot een knooppunt waar stromen van energie, water en afval worden gebruikt, hergebruikt en gedeeld met andere bedrijven.
Vrijwel elke activiteit van mensen leent zich voor combinatie. Deze combinatie van activiteiten is duurzaam, gedefinieerd in termen van
people,
planet en
profit. Om te beginnen betekent combinatie winst in ruimtegebruik, zodat we niet nog meer vierkante meters hoeven te bebouwen. Dat is minder belastend voor het milieu (
planet). Verder zorgen combinaties van activiteiten – bijvoorbeeld in woonzorgcentra – voor sterkere sociale banden tussen mensen (
people). En een opleiding in het woonzorgcentrum zorgt voor beter onderwijs tegen hetzelfde geld, en voor zorg die minder hoeft te kosten. Dat levert financiële en maatschappelijke winst op (
profit).
De economie
Als de activiteiten van mensen zich zo goed lenen voor combinatie, waarom beginnen zij er dan nu pas (weer) mee? Een belangrijk deel van het antwoord is economisch van aard. Tot in de jaren zestig was het winstgevend om activiteiten te combineren. Combinaties van activiteiten in kerkgebouwen, op school of in het buurtcentrum waren in die tijd dan ook heel gewoon. Vanaf de jaren zeventig echter werd het heel winstgevend om één activiteit zo efficiënt mogelijk te doen. Het opzetten van een fabriek als knooppunt van stromen energie, water en afval was lange tijd te duur. Het bedrijf dat daaraan begon, maakte meer kosten dan de concurrent. Vergelijkbaar was het goedkoper om een apart gebouwtje voor een kinderdagverblijf neer te zetten en een eigen gebouw voor een bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer. Samen in één gebouw zitten, om hiermee kostenbewust te zijn, was niet nodig. Mensen gaan over tot combinatie van activiteiten als ze erachter komen dat de bomen niet tot in de hemel groeien. Als de kosten voor grondstoffen blijven stijgen, of als de compensatie van alles waaraan mensen schade toebrengen, te groot wordt. Of als de vrijheid van productie steeds meer wordt ingeperkt. Wie terugkijkt, ziet dat bijvoorbeeld het milieurecht in toenemende mate nieuwe eisen en verplichtingen oplegt aan productie. Stijgende kosten voor grondstoffen en voor compensatie werken door in de prijzen van producten. Combinatie van activiteiten helpt om kosten te beheersen en verklaart waarom de afgelopen vijftien jaar duizenden woonzorgcentra en brede scholen zijn opgekomen.
Een andere reden waarom mensen steeds meer combineren is omdat ze zich ook steeds beter kunnen organiseren. De lage drempels om te communiceren (telefonie en internet), hebben de kosten en drempels voor combinatie doen dalen. Sprekend voorbeeld: boeren die hun landbouwbedrijf combineren met onder meer zorg, natuurbeheer, onderwijs, of recreatie. De vele websites op dit terrein maken de drempel om deze combinaties te realiseren laag; met moderne communicatie is het eenvoudig om snel zakenpartners en klanten te bereiken en informeren. Zonder die middelen is het vrijwel ondenkbaar om op een landelijk gelegen boerderij ook een conferentieoord te hebben, of een winkel voor natuurproducten.
Nieuwe vrijheid
De noodzaak om te combineren in verband met kostenstijgingen lijkt veel onvrijheid voor mensen met zich mee te brengen. Immers, we leven – sinds de industriële revolutie – in een tijd van de ‘ja, mits – vrijheid’: ja, alles is toegestaan, mits wetgever of rechter geen beperkingen hebben opgelegd. Deze vrijheid heeft een
open einde; waar de grens van deze vrijheid ligt, is niet op voorhand te bepalen. Dit is de open samenleving waar onder meer Jan Glastra van Loon zo hartstochtelijk voor heeft gepleit. We hebben deze openheid echter ook opgevat alsof de wereld oneindig veel grondstoffen heeft en oneindig veel producten nodig heeft. Hoewel oneindigheid een bijzondere ‘open’ ervaring van vrijheid met zich mee kan brengen, brengt dit ook veel onvrijheid met zich mee. Handelen alsof de wereld oneindig is, roept in de realiteit steeds nieuwe beperkingen op. Dit zijn beperkingen zoals feitelijke schaarste, onverenigbare aanspraken en conflicterende belangen. De belofte van oneindigheid moet vanwege zijn feilbaarheid worden beteugeld door het recht. De vrijheid blijkt dus minder groot. Deze blijkt ook minder groot als men de zeer onvrije productieprocessen die horen bij de industriële revolutie in ogenschouw neemt. Werknemers moesten zeer nauw omschreven handelingen verrichten en herhalen. Hoe vrij is dat?
Van oneindigheid naar eindigheid
Steeds vaker stellen mensen de onuitgesproken aanname van oneindigheid ter discussie. Zeker met het oog op duurzaamheid en klimaatverandering accepteren wij de eindigheid van de mogelijkheden van de planeet. Dan ligt combinatie zeer voor de hand; daarmee kunnen we meer doen met wat er al is. Sterk voorbeeld is de energieweg, die door warmte en zonlicht energie produceert met het wegdek. In plaats van te investeren in nieuwe wegen kunnen wegbeheerders de bestaande weg anders benutten. Zo schept combinatie nieuwe kansen, maar ook nieuwe vrijheden. De ‘ja, mits – vrijheid’ blijft bestaan, maar de misvatting wordt weggenomen om openheid ook op te vatten alsof de wereld oneindig veel grondstoffen heeft en oneindig veel producten nodig heeft.
De overgang van oneindigheid naar eindigheid is een duurzame omkering. Dat ligt voor de hand, want eindigheid impliceert een heel ander gebruik van grondstoffen en producten. Combinatie is hierbij een belangrijk element. Mooi voorbeeld is het busje van een zorgcentrum dat door de week cliënten transporteert. Leerlingen van een ROC onderhouden dit busje in het kader van hun opleiding. In ruil mogen zij het busje in het weekend gebruiken voor hun voetbalelftal. Resultaat is: een busje dat door goed onderhoud langer meegaat, een object is voor onderwijs en veel mogelijkheden biedt voor het elftal en zorgcliënten. Dit spaart het milieu, zorgt voor sterkere banden tussen mensen en levert maatschappelijke winst op. En dat is duurzaamheid.
Kansen voor de politiek
Door combinatie van activiteiten weer centraal te stellen, openen zich oude en nieuwe deuren voor de politiek. Zo kan de VVD zich verheugen over het ondernemerschap dat met gecombineerde productie gepaard gaat, en de PvdA over de nieuwe kansen voor individuen om hieraan deel te nemen. Het cda kan zich verheugen over de gemeenschapszin die voortkomt uit het combineren van productie, en GroenLinks over de duurzaamheid daarvan. Verheugend voor D66 is de democratisering en vrijheid van productie. Meer mensen kunnen meer vrijheid ervaren in een nieuwe, gecombineerde wijze van produceren. Dit is wel een ander voorstel voor democratische vernieuwing dan het referendum en de gekozen burgemeester. Een nieuwe combinatie voor D66.
Jurgen van der Heijden werkt als adviseur voor AT Osborne en is als onderzoeker verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. De auteur dankt Harm Borgers voor zijn commentaar.
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.
—
Dit artikel verscheen in
idee nr. 2 2010: Nieuwe verbindingen.
Lees hier het pdf van dit artikel.
Door
Anouk van Eekelen
Vaak denkt men dat etiquette ouderwets is. Niets is minder waar. De basisregels van etiquette bieden ook vandaag de dag een goede houvast om je staande te houden in het sociale verkeer, ook in een geïndividualiseerde samenleving. In deze samenleving is er minder hiërarchie, zijn relaties vluchtiger, minder structureel en formeel en verloopt contact geregeld via nieuwe communicatiemiddelen. Bij een nieuwe tijd passen ook nieuwe omgangsvormen. Zo zullen weinig jongeren na een leuk feestje nog een handgeschreven bedankbrief aan de gastheer of gastvrouw sturen, maar een enthousiast smsje, tweet of krabbel staat natuurlijk voor hetzelfde. Het medium en de manier van uiting verandert maar de basis van etiquette blijft gelijk. Etiquette draait niet om strenge regels die het mensen alleen maar moeilijk willen maken. Het houden aan de etiquette betekent twee dingen: 1) je verplaatsen in een ander en 2) voorkomen dat iemand zich ongemakkelijk voelt. Dit betekent dat we ons moeten realiseren wat het effect van ons gedrag op anderen is. Iets wat de laatste tijd vaak lijkt te ontbreken. Het aloude spreekwoord ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’ is nog steeds springlevend.
Natuurlijk is het idioot dat mensen op internet elkaar anoniem de huid vol schelden. Op straat is dat gelukkig geen praktijk van alledag. Maar mensen hebben wel een korter lontje en zijn wantrouwender. De SIRE campagne ‘aardige mensen, hoe gaan we ermee om’ is dan ook voor velen herkenbaar. Een herwaardering van de basisregels van etiquette lijkt me een goede oplossing. Het is niet zinvol om strenge ouderwetse regels op te stellen voor nieuwe sociale media; wél om na te denken over het effect van ons gedrag op de ander, ook in deze nieuwe wereld. Dit betekent dus dat je ook op internet anderen geen ongemakkelijk gevoel wilt geven, dat je je verplaatst in de ander. Dat wil zeggen: nadenken voor je iets schrijft of online zet. Bedenk dat het door iedereen kan worden gelezen en eeuwig wordt bewaard. Het onderwerp ‘email-etiquette’ is niet voor niets een ‘hot issue’ in veel bedrijven. Waar de één email als een snelle ‘chat’ ziet, staat de email voor de ander gelijk aan een brief.
Met verschillende uitgangspunten heb je vaak verschillende verwachtingen. Daarom is het belangrijk allereerst verwachtingen uit te spreken. Hoe gaan wij met elkaar om in deze tijd, in deze hoedanigheid en/of in deze organisatie? Mensen krijgen zo een gemeenschappelijk uitgangspunt en kunnen vervolgens samen afspraken maken over hun verwachtingen als het gaat om omgangsvormen. Wat meer met elkaar praten zodat je je ook beter in de ander kunt verplaatsen. Een van de oudste geschriften ter wereld, geschreven door Ptah-hotep in 2400 voor Christus ging al over etiquette en omgangvormen. Hij riep mensen zich rustig en rechtvaardig te gedragen en eerlijk, vriendelijk en tolerant te zijn voor de medemens. Best actueel vier eeuwen later.
Anouk van Eekelen is eigenaar van
Life Events, bureau voor training en advies op het gebied van persoonlijke presentatie, zakelijke omgangsvormen en etiquette.
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.
—
Dit artikel verscheen in
idee nr. 2 2010: Nieuwe verbindingen en is te vinden bij het onderwerp
gedrag.
Lees hier het pdf van dit artikel.
Wat als je geen oma of buurvrouw hebt die op je kinderen kan passen, terwijl je toch behoefte hebt aan een kleine, intieme kinderopvang? Dan richt je een eigen crèche op. Samen met andere ouders. Martin Pikaart ondersteunt met zijn Stichting OOK Kinderopvang ouders die hun eigen ‘participatiecrèche’ oprichten.
Door
Martin Pikaart.
Nieuwe verbindingen vanuit kinderopvang
In Utrecht bestaan al meer dan 35 jaar enkele zogeheten ‘(ouder)participatiecrèches’. Dit is een vorm van kinderopvang waarbij de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor de organisatie en het daadwerkelijk opvangen van hun eigen kinderen in de leeftijd van 0 tot (meestal) 4 jaar. Deze vorm van kinderopvang is wettelijk erkend en voldoet aan alle kwaliteitseisen van de reguliere kinderopvang; inclusief goedgekeurde binnen- en buitenruimte, pedagogische beleidsplannen, verplichte EHBO diploma’s, controles door GGD en brandweer etc. De enige regel waar niet aan wordt voldaan is die dat de crècheleiding een relevante opleiding moet hebben. De filosofie achter de participatiecrèche is immers juist dat je dit doet op grond van je ouderschap en niet op grond van een papiertje.
Onderling vertrouwen
De crèches draaien op basis van vertrouwen tussen mensen: nieuwe ouders ‘draaien’ mee gedurende een proeftijd van drie maanden, waarin de nieuwe ouders kennis maken met de bestaande oudergroep en aan den lijve kunnen ervaren of het wat voor ze is. Hierna beslissen de nieuwe ouders of zij bij de crèche willen horen en of ze hun kinderen aan de al actieve ouders toe vertrouwen. Anderzijds beslist de crèche of ze aangenomen worden. Hierbij is er in wezen maar één relevant criterium: vertrouw ik mijn kinderen aan deze ouder toe of niet? De participatiecrèche is een ‘gewone’ crèche, maar heeft veel positieve neven ‘doelen’:
- Ouders leren van elkaar opvoeden. Opvoeden is een maatschappelijk uiterst waardevolle activiteit waar relatief weinig waardering voor is en die zich moeilijk middels onderricht laat aanleren. Op een participatiecrèche leren ouders op een natuurlijke manier van elkaar opvoeden. Als nieuwe ouder kom je immers in een bestaande groep, met ervaren ouders, met regels, afspraken en gewoontes.
- Ouders geven de opvoeding op de crèche zelf vorm. Hierdoor zijn ze ervan verzekerd dat de omgang nauw aansluit op wat ze zelf willen en gewend zijn, en dat hun eigen normen en waarden gehanteerd worden.
- Ouders verbinden zich met elkaar. Er ontstaan waardevolle sociale netwerken waarbinnen mensen gemakkelijker vragen over opvoeding stellen, bij elkaar aankloppen voor steun, mantelzorg, oppas of logeerpartijtjes en gezamenlijke activiteiten ontplooien. Omdat het netwerk vooral jonge ouders uit de directe omgeving verbindt in een gezamenlijk belang heeft dit belangrijke uitstralingseffecten voor de veiligheid en leefbaarheid van de wijk.
- Last but not least: de kosten zijn erg laag. De bulk van de kosten van reguliere kinderopvang zijn de personeelskosten, die vallen hier natuurlijk weg.
Kortom, deze vorm van kinderopvang combineert de voordelen van formele en informele kinderopvang. Enerzijds wordt je kind opgevangen door mensen die je persoonlijk kent, zoals in de informele zorg door oma, buurvrouw etc. Met een participatiecrèche creëer je de intimiteit van een dergelijke setting waarin kinderen goed gedijen. Anderzijds biedt de opvang tevens continuïteit en voldoet deze aan moderne eisen, zoals verplichte EHBO-diploma’s, hygiëne en pedagogische onderbouwing. Dit model leent zich uitstekend voor ouders met kinderen tot 4 jaar die momenteel geen gebruik kunnen of willen maken van reguliere opvang, bijvoorbeeld allochtone ouders.
Nieuwe verbindingen op Kanaleneiland
De voordelen van deze nieuwe kinderopvang zijn zo evident, en de reacties van de betrokkenen zo positief, dat ik met een andere vader het initiatief heb genomen om de Stichting OOK Kinderopvang op te richten, die dit concept promoot en geïnteresseerde ouders ondersteunt bij het opzetten van een participatiecrèche. OOK staat voor Opvang door Ouders voor Kinderen. De stichting bundelt de expertise van 35 jaar ouderervaring en beoogt deze in te zetten voor anderen. Bijvoorbeeld in de Vogelaarwijk Kanaleneiland.
Kanaleneiland is een van de bekendste achterstandswijken in het land, met een bevolking van bijna 85% Marokkanen. Volgens Heinz Schiller, directeur van Doenja Dienstverlening, de welzijnsorganisatie in Kanaleneiland, in een spraakmakend interview in de Volkskrant in mei 2009, hebben alle officiële initiatieven om de wijk leefbaarder te maken aantoonbaar geen resultaat gehad. Jongeren van nu kampen met precies dezelfde problemen als hun ouders, waaronder taalproblemen. Vanuit Stichting OOK Kinderopvang hebben we diverse gesprekken gevoerd met Doenja, waaruit onder meer bleek dat men weinig betrokkenheid ervaart bij de ouders. Doenja is dan ook erg sceptisch over de slagingskansen van het opzetten van een oudercrèche dat immers volledig moet gaan draaien op betrokkenheid van ouders. De ouders bleken echter heel enthousiast. Een groot deel van het enthousiasme van de ouders uit de wijk wordt verklaard doordat vanuit Stichting OOK Kinderopvang steeds de boodschap wordt uitgedragen: ‘wij zijn geen welzijnsinstelling, jullie moeten het gaan doen, het is jullie crèche, wij helpen alleen in de opstartfase’. Geen betutteling, maar
empowerment.
De ondersteuning vanuit Stichting OOK Kinderopvang bestaat uit het beschikbaar stellen van opgedane kennis in vorm van handboeken, dagelijkse begeleiding/coaching van de nieuwe crèche in de opstartfase, en een mentorrol op afstand als de crèche de opstartfase voorbij is. De begeleiding is erop gericht de groep ouders tot een autonoom functionerende organisatie te ontwikkelen, waarbij de oudergroep gezamenlijk pedagogische uitgangspunten onderkent en uitvoert in de dagelijkse praktijk, en waar laagdrempelig over opvoeding en opvoedingsvraagstukken gepraat kan worden. Het is dus uitdrukkelijk niet de bedoeling dat deze begeleiding de opvang van de kinderen overneemt.
De voordelen voor de overheid
Deze nieuwe vorm van kinderopvang levert de overheid en de samenleving als geheel veel voordelen op. Het verhoogt de participatie; een deel van de ouders die hiervoor kiest maakt geen gebruik van de reguliere kinderopvang. Zoals gezegd, sluiten deze crèches goed aan op de wensen in allochtone kringen. Het brengt slecht lage kosten met zich mee; zeker in tijden van bezuiniging een relevant argument voor de overheid. Het verhoogt de integratie; integratie ontstaat immers als mensen gezamenlijke belangen hebben. Het belang van de beste zorg voor jonge kinderen is een van de weinige zaken waar ouders het snel over eens zijn. Het blijkt voor veel mensen relatief eenvoudig te zijn contact te maken met elkaar in het belang van hun kinderen, ondanks culturele barrières.
Het gaat hier om initiatieven met een sterke positieve uitstraling op mens en leefomgeving. De overheid zou dan ook dit soort burgerinitiatieven moeten ondersteunen. Ondersteuning die de overheid kan geven, bestaat uit: informeren en ondersteunen in brede zin, ruimte ter beschikking stellen bij de opstart van een oudercrèche, en financiële ondersteuning. De beschikbaarheid van ruimte is natuurlijk cruciaal en dat vergt samenwerking van gemeenten, welzijnsorganisaties en woningcorporaties. De gemeente Utrecht stimuleert de oudercrèches ook inderdaad op deze wijze. De rijksoverheid echter heeft tot op heden nog geen enkele maal gereageerd op herhaalde uitnodigingen tot kennismaking, en uitleg. Een gemiste kans.
Martin Pikaart is mede-oprichter en voorzitter Stichting OOK Kinderopvang.
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik
hier voor meer info en abonnementen.
Dit artikel verscheen in
idee nr. 2 2010: Nieuwe verbindingen, en is te vinden bij de onderwerpen
participatie en
mensen onderling.