- Hier kunt u de editie met vier borden bestellen voor €29,95,-
- Hier kunt u de editie met twee borden bestellen voor €19,95,-
Sinds het begin van de financiële crisis in 2008 staat de Europese Unie voortdurend onder spanning. Van de financieel-economische stabiliteit van lidstaten tot de bedreiging van de rechtsstaat in Polen en Hongarije en van Brexit tot de Russische agressie tegen Europese buurlanden. Dit heeft laten zien dat er in de Unie een aantal keuzes gemaakt moet worden over wat voor Unie het wil zijn. Deze keuzes raken ook aan de grondslagen van de sociaalliberale opvattingen over Europa. Moeten sociaal-liberalen trouw blijven aan hun droom van een federaal Europa, of is dat in de huidige samenstelling en tijd geen haalbare kaart meer? Moet de federale droom plaatsmaken voor een pragmatische voortzetting, een Europese Unie die gebaseerd is op samenwerking tussen landen als het hen uitkomt?
Om over deze vragen van gedachten te wisselen hebben we een aantal toonaangevende stemmen in het Europese debat gevraagd om een bijdrage te leveren aan deze idee. Ik wijs u graag op de artikelen van met name Luuk van Middelaar, Ulrike Guerot, Jan Zielonka en Alberto Alemanno. Op de voor hun typerende wijze beschrijven zij de tweesprong waar de Europese Unie voor gesteld is. Wij zijn verheugd met hun bijdragen en hopen dat deze het sociaal-liberale gesprek over de Europese Unie zullen verrijken en verdiepen.
Joost Röselaers, hoofdredacteur Idee‘Yascha Mounk is dé politicoloog van dit moment’ – Trouw
Onze democratie is in gevaar. Steeds vaker zijn individuele rechten en de wil van de meerderheid, dé twee fundamentele uitgangspunten van onze democratie, met elkaar in conflict. Waar technocraten politieke vragen steeds vaker depolitiseren, willen populisten zoals Trump en Orbán een democratie zonder oog voor minderheden. Tijdens de 9e Marchantlezing How to save democracy gaat Yascha Mounk in op de vraag waarom deze ontwikkelingen onze democratie in gevaar brengen en hoe we haar kunnen redden. Harvard-wetenschapper Yascha Mounk schreef de internationale bestseller The People versus Democracy – Why Our Freedom is in Danger and How to Save It. Hij is één van ’s werelds meest vooraanstaande auteurs over de liberale democratie en de opkomst van het populisme. Tom van der Meer zal de co-referent zijn bij de Marchantlezing 2019. Hij is hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, gespecialiseerd in thema’s rondom politiek vertrouwen, electorale volatiliteit en politieke socialisatie en hij is lid van de Staatscommissie parlementair stelsel. Praktische gegevens Wanneer: Donderdag 7 februari 2019 Hoe laat: zaal open 19.00 uur aanvang 19:30 uur Locatie: TivoliVredenburg, Vredenburgkade 11, Utrecht (5 minuten lopen vanaf Utrecht Centraal) Entree: €15,00 (studenten: €12,50) Tickets: https://www.tivolivredenburg.nl/agenda/yascha-mounk-07-02-2019/ Voertaal: Engels Evenementen als de Marchantlezing kan de Mr. Hans van Mierlo Stichting alleen organiseren dankzij uw steun. Daarom heeft u bij de kaartverkoop de mogelijkheid tot het doen van een donatie. Zo maakt u de huidige en toekomstige Marchantlezingen mogelijk. Meer informatie over doneren vindt u hier. We verzoeken de bezoekers die minder valide zijn dit te melden bij de kassa van TivoliVredenburg via [email protected]. Informatie over en verslagen van vorige jaargangen van de Marchantlezing kunt u hier vinden.In 2006, the Dutch progressive-liberal party D66 chose to add the core ‘basic values’ to its manifesto for the national parliamentary elections. The broad applicability and adaptability of the values, as opposed to rigid ideological principles, fitted the party like a glove. As the basic values sparked internal debate, they were further developed into essays.
In the conviction that progressive liberals think across borders and that European like-minded parties face largely similar issues, the Dutch ‘Richtingwijzers’ essays are now translated into English, including reflections from European partners from the ELF network.
You can download the PDF document here or order the book for free (excluding the shipping fee) here.
Het traject om tot de resolutie Democratie van Nu te komen is begonnen in de zomer van 2017. Deze resolutie van het Landelijk Bestuur is tot stand gekomen in samenwerking met veel leden en niet-leden, de Tweede Kamerfractie en de mr. Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau. De resolutie bevat vijftien voorstellen met concrete instrumenten, waar D66’ers landelijk, lokaal en regionaal mee aan de slag kunnen. Het zijn voorstellen die onze democratie versterken en verbreden, onze democratie weerbaar en toekomstbestendig maken. Voorstellen voor de Democratie van Nu. Lees meer over de resolutie op de website van D66! Onze samenleving verandert, op allerlei vlakken worden beslissingen niet langer door mensen gemaakt, maar door algoritmes. Deze beslissingen worden gemaakt op basis van een digitale weergave van informatie, op basis van data worden mensen geprofileerd en beoordeeld. Maar is deze data wel een juiste weergave van de werkelijkheid? En welke gevolgen heeft het als deze data geen of juist wél een juiste weergave is van de werkelijkheid? Wat betekent deze verschuiving naar een data-gestuurde beoordeling voor ‘het individu’ en de positie van de mens in de maatschappij? Deze discussie blijft regelmatig hangen in de technische sfeer, maar deze veranderingen beïnvloeden steeds meer aspecten van ons leven. Wie is er verantwoordelijk bij ongewenste effecten van profiling en hoe gaan we om met beslissingen van een algoritme dat we niet begrijpen? En in hoeverre is er nog sprake van keuzevrijheid als algoritmes ons gedrag voorspellen en sturen op manieren die we niet begrijpen? Dit zijn expliciet politieke vragen, maar tegelijkertijd zijn er weinig politici op de hoogte van de ontwikkelingen. Door het gesprek aan te gaan met verschillende filosofen, experts en ervaringsdeskundigen zoeken we naar antwoorden. Hoe kunnen we politici helpen om te begrijpen hoe deze technologieën werken en deze hen kan helpen hun idealen te verwezenlijken. We werken aan een publicatie, een handreiking voor lokale politici en een podcast. Naar aanleiding hiervan zullen we aansluitend het land in gaan om onze bevindingen te presenteren en hierover met politici in gesprek te gaan. Wilt u meer informatie over dit project? Neem dan contact met ons op.Op 24 mei 2018 vond het 7de jaarlijkse van Mierlo symposium plaats in de Eerste Kamer met als thema “Ordening in de Dreiging”. De liberale democratie staat onder druk. In een tijd waarin China haar defensie-uitgaven opschroeft, Noord-Koreaanse kernwapens de Westerse wereld bedreigen, Russische hackers verkiezingen ondermijnen en Trump een America First-doctrine omarmt, is het tijd om ons te bezinnen op de toekomst van liberale waarden. Liberaal internationalisme en instituties als de Verenigde Naties, de NAVO, het IMF en de WTO vormden de afgelopen decennia een mondiale ruimte van internationaal recht, wederzijdse verdediging en open markten. In dit krachtenveld bloeide de liberale democratie. Maar het is precies dit evenwicht dat nu wordt bedreigd, zowel door internationale krachten als door gebrek aan binnenlandse steun. Welk internationaal veiligheidsbeleid moeten Nederland en Europa voeren? Waar is onze liberale democratie het meest bij gediend? En welke dreiging verdient met voorrang onze aandacht? De hoogste tijd voor ordening in de dreiging. Op het Van Mierlo Symposium 2018 verkenden vijf experts deze vraagstukken, waarna politici zich bogen over de weg vooruit. De Sprekers van de dag waren Jaap de Hoop Scheffer, voormalig secretaris-generaal van de NAVO en voormalig minister van Buitenlandse Zaken, Paul Ducheine, bijzonder hoogleraar Military Law of Cyber Operations & Cyber Security, (Universiteit van Amsterdam) en Brigade-Generaal bij de Militair Juridische Dienst van de Koninklijke Landmacht, Remco Breuker, hoogleraar Koreaanse Studies, Karlijn Jans, strategisch analist Hague Centre for Strategic Studies, Maaike Okano-Heijmans, Senior research fellow Instituut Clingendael, Herman Schaper, Eerste Kamerlid voor D66 en Kees Verhoeven, Tweede Kamerlid voor D66. De bijdragen van het symposium zijn gebundeld! Bestel de bundel hier. Vind hieronder een foto-impressie van de dag: Interviewer: Piet van Mourik Dit interview is gepubliceerd in idee (2) 2018. Neem hier een abonnement op idee. Tegenover me zit Alexandra van Huffelen, een dynamisch ogende 49 jarige vrouw die op 1 juni 2018 al weer 4 jaar de directie voert over het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf van de gemeente Amsterdam. Ons gesprek begint met gebak bij de koffie. Niet vanwege ons interview maar omdat het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf een hoog cijfer – 7,6 – heeft gescoord in het klanttevredenheidsonderzoek. Tijdens ons gesprek blijkt snel dat in haar hele carrière een aantal thema’s de hoofdrol hebben gehad, waarbij het gedachtegoed van D66 onderdeel van het werk vervult. Van meet af aan zowel in de energiesector als wethouder en nu als directeur ligt haar focus op duurzaamheid, leefbaarheid en op het tegengaan van de tweedeling in de samenleving. Wie ben je? Alexandra valt lachend met de deur in huis: “Ik ben een “hardcore D66-er”. Al tijdens mijn studie Bestuurskunde ben ik in 1989 overtuigd lid geworden en gebleven. Naast mijn maatschappelijke activiteiten heb ik verschillende rollen in de partij vervuld. Tegenwoordig wat meer achter de schermen als voorzitter van de fondsenwerving-commissie.” Wat drijft je? “Al sinds de jaren 90 word ik gedreven door het behoud van de planeet, energie-efficiency, duurzame energie en luchtkwaliteit. Een zaak die weliswaar veel meer mainstream is geworden maar waar er ook nog een wereld is te winnen. Daarom ben ik ook blij dat ik onderdeel ben geworden van de Transporttafel die voorstellen moet doen om de Parijse klimaatafspraken in Nederland waar te maken.” Welk sociaal-liberaal kompas speelt de hoofdrol? “De sociale kant overheerst. Ik raak steeds meer gericht op het aanpakken van het verschil tussen mensen die wel, en die veel minder kansen hebben.. Ik ben van mening dat niet alleen de politiek maar ook een bedrijf als het mijne een belangrijke rol hierbij moet spelen.” Wat vind je er belangrijk bij? “Het hebben van een baan is extreem belangrijk voor het welzijn van mensen en om zich te ontwikkelen. Onderwijs is een basisvoorwaarde, maar we moeten er ook voor zorgen dat mensen aan het werk kunnen. Dus niet alleen zorgen dat er werk is maar vooral mensen een stap verder helpen die al een tijd uit het arbeidsproces zijn of uit een omgeving komen waar generaties lang niet gewerkt wordt.” Wat betekent dit vanuit GVB? “Ik voel me thuis bij het “Radicale Midden” (groep jonge D66-ers die vindt dat D66 een progressievere koers moet varen) en vind dat leefbaarheid en het verbeteren van sociale omstandigheden hoog op de agenda moeten staan. Ik ben duidelijk geraakt door mijn verleden als wethouder in Rotterdam waar mensen in bepaalde delen van de stad 7 jaar eerder sterven als gevolg van een combinatie van een laag opleidingsniveau, slechte voeding, niet genoeg bewegen en een slechte luchtkwaliteit. Plekken waar kinderen gewoonweg geen kans hebben. De enige manier van echt helpen is op individueel niveau zonder te pamperen”. Wat kan GVB er aan doen? Alexandra stelt klip en klaar: “GVB is een openbaar vervoer bedrijf dat zich in eerste instantie bezig houdt met mobiliteit en bereikbaarheid gekoppeld aan de leefbaarheid van de stad. Het taartje bij de koffie geeft aan dat de inwoners van Amsterdam blij met ons zijn. Ik vind het ongelofelijk belangrijk dat onze reizigers en de Amsterdammers ons positief waarderen terwijl we het met minder subsidie, meer leveren. Op gastvrijheid, veiligheid, comfort, reisinformatie, kortom vinden onze reizigers het fijn om met GVB door de stad te reizen. Daar scoort GVB dus met een 7,6 erg goed op.” Wat betekent GVB voor Amsterdam? “Amsterdam is een wereldstad in klein formaat waar GVB mensen op een veilige en comfortabele manier bij elkaar brengt. We willen gastvrij, betrouwbaar en verbindend zijn. De context van dit bedrijf gaat enorm veranderen nu Amsterdam tussen de 100.000 tot 150.000 woningen gaat bouwen. Verdichting en nieuwbouw lopen gelijk op. Toen ik begon vervoerden we 730.000 reizigers en nu 900.000 reizigers per dag. Dat zijn bewoners, werknemers en bezoekers. Alles met hetzelfde netwerk en materieel. Nu de westelijke tuinsteden worden verdicht en we Zeeburgereiland en IJburg II ontwikkelen is het mijn grote wens om een oost-west metro verbinding aan te leggen.” Welk obstakel voorzie je voor het GVB? “Amsterdam kent “Koers 2025” waar de grote uitbreidingen in staan. Het nieuwe college van B&W staat voor de opdracht een nieuwe visie op mobiliteit te ontwikkelen. Er zijn al veel plaatjes en ideeën maar kern is wel dat we een helder toekomstbeeld moeten hebben. Veel geld zal dan nodig zijn om te investeren waar het Rijk niet alleen in kan voorzien. Ook de stad en private investeringen zullen nodig zijn.” Wat gaat met mobiliteit veranderen? “Mobiliteit was altijd lopen, fietsen, auto of openbaar vervoer. In heel Europa zien we een nieuwe serie van gebruiksvormen opdoemen zoals deelauto, deelfiets of driverless busjes. De snelle mobiliteitsgroei tast – als we niets doen – de leefbaarheid van de stad aan. In de historische binnenstad wordt het nu al onmogelijk om alle vervoersvormen naast elkaar te handhaven. Wat mij betreft mogen er veel minder auto’s in de binnenstad. Tegelijk neemt in de rest van de stad de auto, en de fiets, en de tram en de voetgangers in enorme hoeveelheden toe. We hebben dus nieuwe circulatieplannen nodig om al dat verkeer te accommoderen. En we moeten investeren in nieuwe metroverbindingen en een fijnmazig netwerk met zogeheten ‘Mobility as a Service’ concepten. Een combinatie met het traditionele OV met nieuwe mobiliteitsvormen als deelauto’s, deelfietsen, etc.” Wat moet in jouw optiek gebeuren? “Leefbaarheid voorop. Zorgen dat we aan de emissies werken want dat heeft groot effect op de gezondheid van mensen. Zo blijft de stad aangenaam en prettig. Vooral investeren in metroverbindingen, lopen, fietsen en wat ik noem gedeeld vervoer. Nieuwe vormen die het extra aantrekkelijk kunnen maken. Dan kan je denken aan combinaties zoals trein en ov-fiets, metro met een driversbusje of tram of Car2Go. Mooi voorbeeld is Kopenhagen met een autovrije binnenstad waar alleen wordt gefietst en gewandeld ondersteund door met name een metro netwerk.” GVB heeft groei in nieuwe wijken in kaart maar hoe zit het met de regio? “Er zijn eigenlijk drie niveaus tegelijk waar ik aan werk. Naast het verbeteren van de doorstroming in het huidige mobiliteitssysteem van de stad, is er de aansluiting van nieuwe woonwijken. Eerst tram, bus of metro voordat er mensen komen wonen. Dit is belangrijk zodat mensen gaan kiezen voor andere vormen van vervoer dan de auto. Daarnaast het verbeteren van de verbindingen met de regio. Knelpunten zijn Schiphol, Zaanstad/Purmerend en in mindere mate Almere. Door de stijgende woningprijzen in de stad gaan steeds meer mensen in de regio wonen, maar blijven ze wel binnen de stad werken. Deze verbindingen vragen extra investeringen in doortrekken van metro’s en intensiveren bestaande treinnetwerk. Daarbij wordt samengewerkt met NS, de vervoerbedrijven uit de regio Amsterdam, maar ook HTM en RET. Samen hebben we een visie voor de hele Randstad ontwikkeld. Deelvervoer als onderdeel van MaaS (Mobility as a Service) koppelen aan traditionele openbaar vervoer. Het is van belang dat dit collectief gebeurt. Iedereen wil met dezelfde reisinformatie en zelfde betaalsysteem overal in Nederland kunnen reizen.” Welke rol speelt GVB hierbij? “GVB is grote een maatschappelijke onderneming met ongeveer 4000 fte’s. Weliswaar een NV, maar GVB heeft geen winstoogmerk en heeft de gemeente Amsterdam als enige aandeelhouder. Als grote en zichtbare werkgever kunnen we bijdragen aan sociale veiligheid, het creëren van werkgelegenheid (ook voor mensen die een tijdje uit de arbeidsmarkt weg zijn geweest), mensen opleiden, ontmoetingsplekken in de stad creëren, een bijdrage leveren aan een goede luchtkwaliteit door werken met schone voertuigen , afvalstromen te verminderen en een bijdrage te leveren aan een circulaire economie, duurzame energie te stimuleren door de daken metrostations vol leggen met zonnepanelen. Kortom GVB kan enorme boost geven om Amsterdam een mooiere plek te maken. En die rol moeten we ook spelen.” Hoe vind je dat terug in jouw aanpak? “Door ons MVO (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) programma, dat bestaat uit drie poten. Naast groen, energie efficiency en het voorkomen van uitstoot uiteraard door het geven van werk en opleidingen. Ik vind het heel belangrijk dat mensen via GVB aan het werk komen. We leiden op om vervolgens naar een baan door te stromen en interesseren vooral jonge mensen om voor GVB te werken. Wij zetten ook heel actief mensen in om via de Participatiewet weer in het arbeidsproces terug te komen. Last but not least zetten wij in op innovatie om daarmee efficiënter te worden, beter aan te sluiten op de wensen van onze reizigers en om mobiliteit toegankelijk te maken voor iedereen: voor mensen met een grote of kleine beurs of mensen die minder makkelijk kunnen lopen of zien.” Waarom moet GVB vooroplopen? “Noblesse oblige. Als zichtbaar onderdeel van de stad. Er werken heel veel mensen bij ons en iedereen kent ons. We werken samen met lokale ondernemingen van de catering tot de RAI, cultuurinstellingen en Amsterdam Marketing. Veiligheid is ook niet te onderschatten. Uit onderzoek blijkt dat mensen zich vaak veiliger voelen in het openbaar vervoer dan op de straat.” Hoe maak je afweging tussen maatschappelijk, organisatie en individueel belang? “Mensen moeten plezier hebben in hun werk, zich gewaardeerd voelen, en de ruimte krijgen hun eigen verantwoordelijkheid te krijgen. GVB heeft alleen succes als mensen het oké vinden om hier te werken. Alleen mensen die met plezier hun werk doen kunnen een goede service te verlenen. Dat geldt voor de hele onderneming.” Hoever kan vrijheid en verantwoordelijkheid in dit bedrijf? Alexandra: “Van oorsprong is GVB een bedrijf dat strikte regels kent. Lange tijd was wantrouwen de factor die heerste tussen medewerker en management. Hierdoor zijn zoveel regels gemaakt dat elke flexibiliteit uit de organisatie is geperst. Ik steek veel tijd in werken op basis van vertrouwen. De kern van wat ik de komende tijd wil bereiken is dat vertrouwen voorop staat. En iedere medewerker van GVB de verantwoordelijk krijgt en neemt om zijn of haar werk op de beste manier in te richten.”. Hoe pak je dat aan? “Ingewikkeldste blijft bouwen aan vertrouwen. De balans vinden hoe mensen zich senang voelen terwijl regels worden afgebroken. Soms vormen regels immers ook een fijn huis. Het begint met veel praten, ook met de Ondernemingsraad. Zo zie ik de samenwerking met de OR zoals een wethouder met de gemeenteraad werkt. Als kritische medestanders. Onze medewerkers zijn mijn partners die in de OR hun eigen gerechtvaardigde belang verdedigen, samen met ons gemeenschappelijk belang: de continuïteit van onze onderneming. Daar hebben we in de afgelopen tijd al mooie stappen in gezet.” Hoever gaat dat op de schaal van protocollenfabriekje of laissez-faire? Duidelijker kan Alexandra niet zijn: “Zo weinig mogelijk regels. Samenwerken op basis van vertrouwen en een paar basisprincipes: transparantie en het nakomen van afspraken. Gebaseerd op de overtuiging dat ieder van ons erop uit is om van zijn eigen werk en van onze onderneming met veel plezier een zo groot mogelijk succes te maken!”Het idee dat vrijheid slechts laissez-faire is, wordt door progressief-liberalen geschaard onder het gepasseerde station van klassiek liberalisme. Overheidsingrijpen is soms nodig om vrijheid tot ontplooiing te laten komen. Het is daarom ironisch dat vrijheidsdenker en ontwikkelaar van een visie op het concept van positieve vrijheid Isaiah Berlin vanuit linkse hoek de kritiek kreeg te veel op laissez-faire te vertrouwen. Uit rechtse hoek kreeg hij het verwijt geen moreel kompas te hebben. Terechte kritiek, of een verkeerde interpretatie?
Door Jurre Honkoop
Isaiah Berlin werd geboren op 6 juni 1909 in Riga. Door zijn Joodse komaf had hij geen toegang tot scholing onder het tsaristisch bewind. Wel kwam zijn vader, een houthandelaar, uit een lange lijn rabbi’s en academici en kreeg de kleine Isaiah van huis uit een kritische houding mee. Als een reactie op groeiend antisemitisme in Riga, verhuisde de familie Berlin naar Petrograd, Rusland, waar hij getuige was van de februari- en oktoberrevoluties van 1917; gewelddadige gebeurtenissen die zijn gedachten over politiek en vrijheid zouden vormen. De familie wist, ondanks de revoluties en onrust in Rusland redelijk welvarend te leven. Zo welvarend zelfs dat ze van hun spaargeld konden vluchten naar Londen.
Na afgewezen te zijn bij Balliol College Oxford door “gebrek aan niveau”, wist Berlin een studiebeurs binnen te slepen bij Corpus Christi College, waar hij in 1928 een graad verwierf in Klassieke talen, alvorens een tweede studie Politics, Philosophy and Economics te doen. In zijn werk focuste Berlin zich op ideeëngeschiedenis, zoals bijvoorbeeld in zijn boek Karl Marx: His Life and Environment. Ook schreef hij over het spanningsveld tussen Verlicht optimisme en “saaie uniformiteit” en de opkomst van de verzorgingsstaat na de tweede wereldoorlog. Hij propageerde in zijn werk de liberale democratie en balans tussen vrijheid en overheidsingrijpen. In de Tweede Wereldoorlog werkte Berlin voor de British Information Services, waarvoor hij vanuit Amerika de Amerikaanse politiek analyseerde. Tegen het eind van de oorlog verhuisde hij naar de Soviet-Unie en sprak hij met veroordeelde Russische intellectuelen. Hij pleitte na de oorlog, overtuigd van de noodzakelijkheid van het liberalisme, voor een bredere conceptualisering van vrijheid, zoals in zijn inaugurele rede Two concepts of liberty, later ook verschenen in essayvorm, en schreef over politieke ethiek, vooral redevoerend tegen geweld en vernedering.
Waardenpluralisme
Één van de fundamenten van Berlin’s politieke filosofie, is wat hij waardenpluralisme noemde: het geloof dat er meerdere waarden zijn, dat niet alle mensen en culturen dezelfde waarden onderschrijven of nastreven, en dat die waarden niet altijd met elkaar verenigbaar zijn. Wel zijn mensen in staat om elkaar te begrijpen, zelfs als zij niet dezelfde waarden onderschrijven. Waarden zijn in deze zin objectief en niet slechts hersenspinsels van individuen. Een liberaal kan begrijpen waarom een christendemocraat tegen abortus is en vice versa. Hij stelt hierbij dat waarden “onvergelijkbaar” zijn, iets dat hem op veel kritiek kwam te staan.
Zo ageerde politiek-filosoof Leo Strauss in 1961 dat het waardenpluralisme, zoals Berlin dit beschreef, niets anders was dan relativisme, het geloof dat overtuigingen relatief zijn en er geen definitief moreel oordeel kan worden geveld.1 Als waarden niet vergelijkbaar zijn, hoe kunnen we dan morele debatten voeren? Conservatief filosoof Roger Scruton stelde in 1989 dat Berlin’s waardenpluralisme een overschot aan morele tolerantie ten gevolge zou hebben.2 Berlin’s weigering zich sterk anti-communistisch uit te spreken droeg bij aan dit beeld. Scruton noemde hem zelfs hypocriet.
In Four essays on liberty, The crooked timber of humanity en in zijn laatste essay, waarvan postuum een deel naamloos werd gepubliceerd in de New York Review of Books, beantwoordt Berlin de kritiek en zet hij zich af tegen relativisme, en monisme. Monisme is het geloof dat er uiteindelijk maar één juiste set van waarden is. Die rechtlijnigheid, zo redeneerde Berlin, speelt autocratie in de hand: als er één juiste weg is, maakt het niet uit hoe die juiste weg tot stand komt. Een autocraat bewijst zelfs de publieke zaak een dienst door actie te ondernemen. Als er geen enkele waarheid vast te stellen is, is de vraag of publiek debat dan nog wel nut heeft. Ja, zegt Berlin, want in tegenstelling tot het relativisme, dat gelooft dat overtuigingen relatief zijn en niet te begrijpen voor anderen, geloven pluralisten dat mensen elkaars mening kunnen begrijpen en waarderen, zonder direct dezelfde mening te onderschrijven. Debat leidt hierdoor op z’n minst tot tolerantie, soms tot begrip en mogelijk zelfs tot verandering van standpunt. De mogelijkheid tot wederzijds begrip maakt pluralisme onmisbaar voor het functioneren van liberale democratieën. Ieder individu kan zijn eigen mening hebben, maar moet de mening van de ander kunnen begrijpen, en tolereren om zo samen tot beslissingen te komen. Waar hij door deze liefde voor het compromis en gebrek aan sterke waardenclaims misschien niet direct progressief of sociaal-liberaal genoemd kan worden, lijkt een verwijt als geuit door Scruton misplaatst.
Positieve en negatieve vrijheid
Pluralisme en een bepaalde vorm van liberalisme gaan bij Berlin hand in hand. Het is dan ook niet opvallend dat zijn tweede preoccupatie het vormen van een opvatting van vrijheid was. Vrijheid neemt in Berlin’s wereldbeeld twee vormen aan, die hij uitwerkt in zijn lezing Two concepts of liberty: negatieve en positieve vrijheid. De termen zijn niet door Berlin gemunt. Zo liet hij zich onder andere inspireren door de Franse filosoof Benjamin Constant, die een vergelijkbaar onderscheid maakt in zijn De la liberté des Anciens comparée à celle des Modernes3 (1819). Tegenwoordig wordt het verschil vaak teruggebracht tot het verschil tussen “vrijheid van” en “vrijheid om”.
Berlin poneerde negatieve vrijheid als de afwezigheid van barrières of de interventie van anderen bij het bereiken van een doel. Positieve vrijheid beslaat zowel het vermogen om zelfgestelde doelen na te jagen, als het gebrek aan afhankelijkheid van anderen en het vermogen tot zelfontplooiing zonder “hulp” van anderen. De twee spreken elkaar soms tegen. Leerplicht kan mensen helpen hun zelfgestelde doelen te bereiken en dus positieve vrijheid opleveren, waar het mensen een verplichting oplegt en dus negatieve vrijheid wegneemt. Berlin wordt vaak bekritiseerd om zijn kanttekeningen bij positieve vrijheid, die anderen het idee gaven dat hij het concept geen warm hart toedroeg en in plaats daarvan negatieve vrijheid en laissez-faire nastrevenswaardig vond. Positieve vrijheid, in den extremen, zou namelijk een paradox opleveren: het zou kunnen leiden tot misbruik van macht om mensen tot ontplooiing te “dwingen”; Een soort Verlicht paternalisme dat meent mensen te kunnen vertellen hoe ze ‘vrij’ moeten leven.
Berlin’s analyse van Rousseau’s concept van de algemene wil kan dienen als illustratie van de perverse kant van positieve vrijheid. Rousseau, in Berlin’s lezing, dacht dat burgers pas echt autonoom konden zijn als ze zich schikten naar de algemene wil en daarmee handelden in algemeen belang. De algemene wil was dus niet een optelsom van egocentrische verlangens, maar eerder een ideaalbeeld van wat mensen zouden moeten willen als zij niet egocentrisch zouden redeneren. Deze lezing laat ruimte open voor een Verlicht despoot of goedgezind dictator om te bepalen wat zijn volk zou moeten willen.
Het feit dat Berlin niet afwijzend stond tegenover positieve vrijheid blijkt ook uit zijn uitspraken over de Amerikaanse president Roosevelt. Zo bedeelt hij Roosevelt de verdienste toe de verzorgingsstaat algemeen geaccepteerd te hebben gemaakt, zelfs onder de meest conservatieve politici. Dit door zijn New Deal en de daaruit volgende grotere rol van de overheid en normen omtrent bescherming van armen.Verder zou hij hebben laten zien dat sociale rechtvaardigheid en individuele vrijheid verenigbaar zijn. Negatieve vrijheid diende dus ook aangevuld te worden met sociale rechtvaardigheid om niet uit te monden in excessen, zoals uitbuiting in een onbeteugeld kapitalistisch systeem. Later had Berlin spijt dat hij zijn kritieken op onverdunde negatieve vrijheid niet zo uitgebreid op papier had gezet.
Balans
Berlin’s pleidooien voor pluralisme en een balans tussen vrijheden, delen het geloof dat vrijheid om te denken en kiezen essentieel is voor vooruitgang en dat een basisniveau van negatieve vrijheid, gecombineerd met ontplooiingsmogelijkheden, tolerantie en wederzijds begrip de mens moet beschermen tegen radicale veranderingen. Om deze vrijheid te kunnen laten bestaan moeten bepaalde basale waarden, –hij noemt ze in zijn boek Four essays on liberty “empirische algemeenheden”– worden gewaarborgd. Zonder deze condities zouden mensen verzeild raken in “collectieve middelmatigheid”, een concept dat al werd geïntroduceerd door John Stuart Mill, en niet meer echt “mens” kunnen zijn.
Waar Berlin, ontwikkelaar van een visie op het concept positieve vrijheid inderdaad waarschuwt voor hetzelfde concept in extremis, lijkt hij eerder een lans te breken voor een politiek systeem van onafgebroken zoeken naar consensus, tolerantie en een diversiteit aan opvattingen, dan voor laissez-faire. Een bepaald basisniveau van negatieve vrijheid lijkt onmisbaar te zijn voor een liberale democratie, maar hierbuiten is Berlin weinig normatief over de balans die tussen vrijheden moet bestaan. Hij maakt nauwelijks moralistische claims, maar stelt wel dat bepaalde waarden haast gemeengoed zijn. Zijn werk is doordrenkt van het vertrouwen in het individu, ook als dit de vrijheid tot het maken van fouten betreft. Noch “extremist”, noch “relativist” beschrijft Isaiah Berlin accuraat. Wel geeft hij ruimte aan het meningsverschil en waakt hij voor opgelegde ontplooiing.
Jurre Honkoop is stagiair bij de Mr. Hans van Mierlo Stichting en studeerde Governance, Economics & Development aan het Leiden University College.
Voetnoten
- 1Strauss, Leo, 1961, ‘Relativism’, in Relativism and the Study of Man, H. Schoeck and J. Wiggins (eds.), Princeton: Van Nostrand.
- 2Scruton, Roger, 1989, ‘Freedom’s Cautious Defender: Roger Scruton assesses the work of Sir Isaiah Berlin, 80 on Tuesday [6 June]’, The Times, [Saturday] 3 June, 10.
- 3NL: Over de vrijheid van de antieken vergeleken met die van de modernen.