Onder liberalen – Susan Neiman

Lees hier het pdf van dit artikel. Tussen denkers en daden Bibliotheken zijn er vol mee geschreven. Verheven theorieën over politiek en bestuur, over rechtvaardigheid of vrijheid. Van Aristoteles tot John Rawls, de geschiedenis is gevuld met denkers die hun steentje bij wilden dragen aan een betere politiek. Maar trekken politici en bestuurders zich wel iets aan van al die abstracte ideeën? Staat de politiek denker langs de zijlijn of is hij juist een gewaardeerde richtingwijzer? Idee presenteert een interviewserie waarin historicus Coen Brummer (liberale) politiek denkers interviewt over het spanningsveld tussen theorie en praktijk. In deze aflevering: Susan Neiman. Door Coen Brummer

‘ Veel intellectuelen vallen voor cynisme’

Haar afkeer van de Vietnamoorlog dreef Susan Neiman (1955) als tiener uit haar ouderlijk huis en uiteindelijk naar de universiteit. Aan Harvard promoveerde ze bij John Rawls in de politieke filosofie. Op zoek naar idealen belandde ze in het Berlijn van de jaren tachtig. Een periode waar ze op terugblikte in Slow Fire: Jewish Notes from Berlin (1992). Tijdens betrekkingen aan Yale University en Tel Aviv University publiceerde ze uitvoerig over ‘het kwaad’ in het westerse denken. Met het verschijnen van Moral Clarity: A Guide for Grown-Up Idealists in 2008 vestigde ze definitief haar naam als progressief politiek denker. Haar pleidooi? Progressieven moeten hun idealen slimmer verkopen en er niet voor terugdeinzen hun erfenis uit de Verlichting te benutten. Tegenwoordig is Neiman directeur van het Einstein Forum in Potsdam, Duitsland, een multidisciplinaire denktank gericht op Verlichtingsidealen. Maar Neiman laat het niet bij woorden alleen: ze voerde campagne voor toenmalig presidentskandidaat Barack Obama en verdedigt zijn beleid met regelmaat in het openbaar. Toch klinkt er ook kritiek op haar werk. Want waar ligt de grens tussen geëngageerde politieke filosofie en links activisme? Weinig politiek denkers canvassen voor presidentskandidaten. Wat weerhoudt u ervan om zelf de stap naar de politiek te maken? "Eens in de zoveel tijd opperen mensen het. Maar ik ben niet geschikt voor de nitty-gritty compromissen van de politiek. Iemand als Michael Ignatieff (Canadees politiek filosoof die enige tijd de liberale partij in Canada leidde, red.) is een goed voorbeeld dat me ervan weerhoudt om actief te zijn in de politiek. Ik kan een goede toespraak geven, maar ik ben echt niet geschikt voor de concessies. Al bewonder ik iemand als Barack Obama. Hij is een gecompliceerd voorbeeld van een idealist in de politiek. Ik zat letterlijk in de eerste bus met vrijwilligers die in New Hampshire langs de deuren gingen. We waren met zo weinig en de vooruitzichten waren zo slecht, dat hij persoonlijk langs kwam om ons aan te moedigen." Toch is er veel kritiek op hem, zeker uit progressieve hoek. "Lange tijd was ik boos op mijn linkse kennissen die vinden dat Obama veel progressiever had moeten zijn, vanaf het begin. Maar het is echt niet eerlijk om hem Guantánamo Bay aan te rekenen, bijvoorbeeld. Obama was oprecht in zijn streven om Guantánamo te sluiten op dag één van zijn presidentschap. Maar geen land was bereid om deze gevangenen op te nemen. Het is hem niet kwalijk te nemen dat hij de rotzooi van de Bush-regering niet opruimde, als anderen niet meewerken. Vanaf het begin was het duidelijk dat de vijandigheid tegen Obama gebaseerd was op racisme. En deze vijandigheid was intenser dan bij enige andere president hiervoor. Ik had ook liever een echte, Europese sociaaldemocraat gezien, maar Obama is verkozen als politicus. Als hij dan gedwongen wordt te manoeuvreren als een politicus, valt hem dat niet kwalijk te nemen." Wat zegt dit over de situatie in de Verenigde Staten? "De situatie lijkt op die van de burgeroorlog. Obama’s grote held is Lincoln. Het bijeenhouden van de unie was voor hem belangrijker dan de slavernij beëindigen. Ook Obama moest het land bij elkaar zien te houden. Maar het land wil eigenlijk niet bij elkaar gehouden worden. Dat komt voor een groot deel door racisme. Met de eerste zwarte president is dat sentiment zelfs sterker geworden. Maar ook missen we een sterke arbeidsbeweging. We missen een sociaaldemocratisch raamwerk, waardoor we de wereld zien. Obama kan niet veel doen. Onlangs is een nieuwe gezondheidsverzekeringswet in werking getreden, waardoor werkgevers verantwoordelijkheden hebben voor hun werknemers vanaf het moment dat zij een bepaald aantal uren werken. Het gevolg is dat zij het werk verdelen over meer werknemers, zodat minder van hen het aantal uren werken dat recht geeft op de bijdrage van de werkgever. In Duitsland mag dit niet, want in Europa hebben we een idee van sociale rechten. Daar wil je toch van huilen? Obama kan er niets aan doen, want je hebt een voedingsbodem nodig voor sociaaldemocratische ideeën." Het importeren van één sociaaldemocratische politicus helpt niet veel, als het systeem er niet klaar voor is? "Exact. Je kunt niet één beleidsregel introduceren. Om het te laten werken heb je een hele set aan regels nodig." Is hier niet ook sprake van het ideaal dat vastloopt op de grenzen van de praktijk? Politici zijn genoodzaakt coalities te bouwen. Terwijl u, als politiek denker, minder last hebt van dergelijke beslommeringen. "Het is een grote vergissing om te zeggen dat realisme en idealisme met elkaar moeten botsen. Ik ken bijvoorbeeld vrij veel academici die absoluut niet idealistisch zijn en gelukkig ken ik een aantal politici die wel degelijk grown-up idealists zijn. Daniel Cohn Bendit (oud-studentenleider en Europarlementariër voor de Groenen, red.) is één bijvoorbeeld. Hij houdt zijn idealen in zijn achterhoofd, terwijl hij coalities bouwt. Toch kunnen idealisten en realisten wel een beetje meer van elkaar gebruiken. De universiteit is niet de beste plek als je op zoekt bent naar idealen. Veel intellectuelen vallen voor cynisme. Zij vinden het hun taak om aan te wijzen wat verkeerd gaat, ongeacht over welk onderwerp het gaat." In Nederland zie je dat veel intellectuelen en academici afstand houden van de politiek. Is dat omdat het zo’n traag proces is, dat compromissen vergt? "Dat is inderdaad een probleem. Een andere reden kan zijn wat Freud narcissism of small differences noemde. Academici hebben wel eens de neiging zo op te gaan in onderlinge debatten over minieme onderwerpen, dat zij geen ervaring opdoen met leren van en het luisteren naar anderen. En dat is belangrijk voor politiek. Onlangs las ik een interview met psychoanalytica Julia Kristeva, die gevraagd werd wat ze zou doen als ze ‘Europa’ op haar sofa kreeg. Ze vertelde meteen over het onverwerkte, donkere verleden waar Europa nog steeds mee worstelt. Van imperialisme tot de holocaust, enzovoorts. Maar dat is precies de verkeerde weg. Wat ontbreekt in het Europa van vandaag is de vaardigheid om in het Europese ideaal te geloven. Progressieve academici zien het soms als hun taak om overal het ergste in naar boven te halen. Het is vergelijkbaar met literaire kritiek. Sommige mensen denken dat het een teken van intelligentie is om negatief te zijn. Het lijkt een intellectuele ziekte, die veel mensen heeft beïnvloedt. De angst om te prijzen." We moeten het ideaal van Europa meer waarderen. Maar het pro-Europese kamp krijgt nu al vaak verwijten dat het onrealistisch is. VVD-Europarlementariër Hans van Balen verwijt ALDE-fractieleider Guy Verhofstadt een dromer te zijn. "Verhofstadt schreef recent met Daniel Cohn- Bendit het boek Voor Europa! Maar eigenlijk is dat helemaal niet idealistisch, maar heel realistisch. Het gaat over hard power. Europa moet federalistischer worden, omdat andere continenten ons anders voorbij streven. Dat is een pragmatische redenering. Ik zou een stap verder willen gaan. De grootste macht op aarde komt van multinationals. Europa is het enige deel ter wereld dat een serieuze sociaaldemocratische structuur heeft. Het is de enige kracht die de macht van multinationals  kan beteugelen. Zij doen nu wat ze maar willen, omdat ze altijd kunnen dreigen banen te verplaatsen naar meer neoliberale landen. De Verenigde Staten zijn niet meer in de positie om een model te zijn voor wat dan ook, na alles wat Obama heeft moeten doormaken." Het draagvlak voor de Europese Unie staat onder druk. Vaak is dit ingegeven door zorgen over werk. De angst dat Poolse vrachtwagenchauffeurs ‘Nederlandse banen’ opvullen. In hoeverre is ‘trots zijn op het Europese ideaal’ een antwoord op deze zorgen? "Waarom winnen rechtse partijen? Deels omdat rechtse partijen mensen een ideaal voorhouden. Iets waar mensen zich mee identificeren. Een ideaal van nationalisme, van een soevereine staat. De linkse, pro-Europese partijen schamen zich voor zulke taal, waardoor ze geen alternatief bieden. Ik geloof niet dat mensen zich laten leiden door economische belangen. Nationalistische partijen werken beter samen dan pro-Europese partijen. Dat klinkt gek, maar de reden is dat ze het leven verafschuwen waarin alles draait om instrumentalisme. En dat is precies hoe de EU communiceert. Kijk naar de rapportages. Ze gaan allemaal over pragmatische oplossingen: wat doet Europa voor mensen? Het is fijn dat Europa zorgt voor gestandaardiseerd werkmateriaal voor elektriciens, maar daarvoor kom je niet uit bed om naar het stemhokje te gaan." Vaak gaat het om ongelijke grootheden in de debatten: goedkoper mobiel internet op vakantie in het buitenland versus het behoud van nationale soevereiniteit. "Mensen zijn geneigd om te vergeten waar ze dankbaar voor moeten zijn. Zoals de zestig jaar aan vrede. Maar vrede is slechts een afwezigheid; de afwezigheid van oorlog. Europa heeft veel om trots op te zijn. Ik woon al twintig jaar in Europa, maar heb nog steeds de blik van een buitenstaander. Net als veel mensen van buiten de EU voel ik soms de behoefte om Europeanen bijvoorbeeld te wijzen op hun sociaaldemocratische structuur, die ze niet voor lief moeten nemen. Die is het waard om te verdedigen, want ze is uniek in de wereld." Kunnen landen die sociaaldemocratische rechten niet ieder voor zich verdedigen? "Daarvoor zijn de multinationals te sterk. Het moet grensoverschrijdend. Europa moet niet trots zijn op de omvang van haar economie, maar op het soort economie. Dan praat je over rechtvaardigheid en juistheid." Waar verwacht u dit nieuwe ideaal voor Europa aan te treffen? Moeten intellectuelen een antwoord formuleren of is het aan politici? "Europa moet haar wortels terugvinden in de Verlichting. Het is het beste exportproduct dat Europa ooit heeft gehad. Veel progressieven zijn bang dat de Verlichting te Eurocentrisch was. Dat weerhoudt hen ervan trots te zijn op Europa. Maar wie de Verlichting bestudeert, ziet dat daar geen sprake van was. Juist vanuit de Verlichting ontstond een internationalistische blik op de wereld. Dat kan dus uitstekend samengaan met een Europees ideaal. In Nederland zou het eenvoudig moeten zijn om een alternatief voor Wilders te formuleren. Met een prachtige traditie van vrijheid van meningsuiting voor denkers en ruimte voor alternatieve meningen. Het heeft me altijd verbaasd dat mensen doen alsof er geen nationale traditie bestaat om tegenover het verhaal van Wilders te zetten." Overtuigen we de huidige eurosceptische stemmers met dit Verlichtingspleidooi? "Dat niet, maar laten we ons dan op z’n minst richten op volgende generaties, op hun kinderen."   Coen Brummer studeerde geschiedenis en filosofie. Hij werkt als persvoorlichter bij de Tweede Kamerfractie van D66.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2014: Follow the leader, leader, en is te vinden bij de onderwerpen Europese Unie, interviews en internationaal.