Nieuwe politiek voor een nieuwe beschaving

Dit artikel bevat figuren en tabellen. Lees het pdf om de tabellen te bekijken. Materialisme en individualisme liggen ten grondslag aan de huidige (schulden)crisis, menen Klaas van Egmond en Mark Sanders. Wezenlijker oplossingen dan de misplaatste suggestie dat de crisis kan worden verholpen door hernieuwde economische groei zijn noodzakelijk. Een herwaardering van maatschappelijke waarden is nodig; alleen zo kunnen we een duurzame (economische) ontwikkeling nastreven. Door Klaas van Egmond en Mark Sanders Met de huidige crisis op sociaal, ecologisch en financieel-economisch gebied is een definitief einde gekomen aan de economische groei zoals de westerse wereld die de afgelopen 250 jaar sinds de Verlichting heeft doorgemaakt. De Verlichting markeerde de overgang van een overwegend geestelijk-religieus naar een rationeel-materialistisch wereldbeeld. Nieuwe technieken, waaronder de uitvinding van de stoommachine en het daarbij behorende eenmalige gebruik van de, over miljoenen jaren in de aarde opgeslagen fossiele energie, hebben de levensomstandigheden verbeterd en de bevolkingsomvang doen toenemen van nog geen half miljard mensen toen naar 7 miljard nu en 9 à 10 miljard rond 2050. Tegenover de wereldwijde absolute verbetering op het gebied van gezondheid, onderwijs en vrij besteedbaar inkomen (zoals weergegeven door de Human Development Index) staat nu echter de toenemende relatieve ongelijkheid, waarbij de rijken steeds rijker, en de armen steeds armer worden, zowel in ontwikkelingslanden als in de westerse wereld. De enorme benutting van fossiele energiebronnen en andere schaarse voorraden, zoals water, land en mineralen, hebben geleid tot grote milieuproblemen, waaronder hoogstwaarschijnlijk ook de nu optredende klimaatverandering, en de nu voelbaar wordende uitputting van die grondstoffen. Zo is het einde van de gemakkelijk winbare, goedkope olie in zicht gekomen en wordt begonnen met zeer milieubelastende methoden (teerzanden en schaliegas) om de laatste energie met groot geweld uit de aarde te persen. Als gevolg van deze volledige benutting, of zelfs overbenutting, van het fysieke systeem aarde komt de materiële economische groei op afzienbare termijn onvermijdelijk tot stilstand. De huidige crisis is uiteindelijk het gevolg van de fysieke onmogelijkheid om deze materiële economische groei te continueren. Deze verwachting is al in 1972 uitgesproken (Meadows, Club van Rome). Het is frappant dat in het toen berekende basisscenario de industriële productie rond 2010 een dramatische terugval vertoonde. De ecologische grenzen aan de groei blijken beter voorspelbaar dan economen (en vele anderen met hen) willen geloven. Dit geldt hiermee ook voor de economische groei als geheel, omdat de groei tot nu toe, ondanks de vermeende ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk, vooral materiële groei betrof. Een eventuele immateriële groei vanuit bijvoorbeeld de dienstensector levert veel lagere groeicijfers op; een pianoleraar wordt niet zo gauw twee maal zo efficiënt. Dat is geen inconvenient maar ronduit een ugly truth. Het geloof in immateriële groei werd lang gevoed door de spectaculaire groei van de financiële dienstverlening, maar de recente financiële crisis heeft inmiddels aangetoond dat die groei uit luchtbellen bestond. In de ontwikkeling van het kapitalisme heeft het financiële systeem altijd een grote rol gespeeld. Banken hebben via het ‘fractional reserve system’ op grote schaal geld kunnen scheppen door het verstrekken van leningen aan partijen die het naar verwachting zonder al te veel risico konden terugbetalen. Hierbij hoeven banken maar een ‘fractie’ van het geld dat ze uitlenen zelf in kas te hebben. De lening bestaat uit niet bestaand geld dat in de toekomst moet worden terugverdiend. Omdat daarbij ook nog rente moet worden betaald, moet er bovenop het terug te betalen bedrag extra (reële) tegenwaarde worden geleverd. Dat betekent dat de omvang van de economie in de toekomst altijd groter moet zijn dan nu. De noodzaak van voortdurende economische groei staat op gespannen voet met de bovengenoemde grenzen die vanuit het fysieke systeem aan die groei worden gesteld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het op irrationele veronderstellingen gebaseerde financiële systeem (weer) instortte op het moment dat de ‘gemakkelijke’ economische groei door nieuwe exploitatie van ruimte, milieu en grondstoffen steeds moeilijker wordt. De ecologische en de financieel-economische crises zijn twee kanten van hetzelfde probleem. Het systeem loopt tegen zijn grenzen aan. Gelijktijdig met het grootschalig in privaat gebruik nemen van de fysieke aarde kwam een daarmee samenhangende beweging op gang van collectieve naar individualistische waarden, van publieke naar private oriëntatie. Toen de Berlijnse muur in 1989 viel was de euforie van de overwinning van de private over de publieke en collectivistische krachten zo groot, dat de in de crisis van de jaren ’30 ingevoerde publieke beperkingen van private banken in versneld tempo wereldwijd werden opgeheven. De spaarbankfunctie (beheren van spaardeposito’s) en de zakenbankfunctie (beleggen in risicovolle leningen) gingen weer door elkaar lopen. Door speculatie en handel in fictieve producten (derivaten) werden extreem hoge financiële rendementen bereikt buiten de reële economie om. Waarde werd niet meer gecreëerd, maar toegeëigend door het zoekmaken van risico’s en het doorverkopen van fictie. De kern van het probleem is dat publieke en private functies en verantwoordelijkheden helemaal door elkaar zijn gaan lopen. Uitgaande van een evenwichtige verhouding tussen publieke en private verantwoordelijkheden zou de geldscheppende functie (een publiek goed) niet bij private banken, maar bij de overheid moeten liggen. En ook het betalingssysteem hoort in het publieke domein. Private banken zouden dus niet méér mogen uitlenen dan het geld dat ze zelf in kas hebben en/of bereid zijn uit eigen zak bij te leggen. Banken zijn bemiddelaars op de geldmarkt en ze beheren private besparingen. Dat geld zouden ze naar eigen inzicht met eventueel hoge eigen risico’s en rendementen mogen uitlenen, maar niet (veel) meer. Het zoekraken van de verhoudingen tussen het publieke en het private domein heeft niet alleen een grote rol gespeeld in de financiële crisis, maar op alle maatschappelijke terreinen. De eenzijdige fixatie op private en individualistische waarden is opgeroepen door de terechte frustraties over de eerdere communistische ontsporing die juist het gevolg was van eenzijdig dominerende collectivistische, publieke waarden. Al voor de uiteindelijke val van de Muur concludeerde Thatcher dat ’there ain’t no such thing as society’ waarna ze iedereen opriep om ‘kleine kapitalisten’ te worden. Dankzij de pc en internet lijkt dat goed gelukt; we zoeken online naar de laagste prijzen en de hoogste beleggingsrendementen en ‘frienden’ en ‘unfrienden’ dat het een lust is. Het individualisme viert hoogtij, terwijl iedereen klaagt over verhuftering en de teloorgang van de samenleving. Normale menselijke waarden worden opnieuw uitvergroot tot karikaturale, fundamentalistische proporties. Eerder in de geschiedenis waren dat achtereenvolgens de geestelijke waarden, die door overdrijving werden doorvertaald in religieus absolutisme met bijbehorende godsdienstoorlogen en de collectiefgerichte waarden die uitliepen op de catastrofe van het Stalinisme. Via een wetenschappelijk -technologisch gedreven materialisme hebben we ons vervolgens in een ecologische crisis gestort die als overreactie daarop nu eenzijdig materialistische egocentrische waarden oproept en die vervolgens ook weer fundamentalistisch en dogmatisch wordt uitvergroot. De figuur hieronder geeft schematisch weer hoe we ons door de waardeoriëntaties bewegen, steeds aan de buitenrand van de cirkel en vaak daarover heen. Alle waarden in de figuur zijn menselijk, maar van menselijke waardigheid is alleen sprake zolang tussen die tegengestelde waarden een zeker evenwicht blijft bestaan. Dat is de centrale boodschap van vele religies, mythen en legenden, en ook van de belangrijkste literaire en muzikale meesterwerken van Europese en andere culturen. De boodschap is steeds dat de mens zowel een lichamelijke als een geestelijke kwaliteit heeft en tegelijkertijd zowel individueel als sociaal gericht is. Dat ‘mens- en wereldbeeld’ lijkt in de geschiedenis een vrij constant gegeven; het probleem is echter dat steeds weer een ander deel van dat mens- en wereldbeeld eenzijdig wordt belicht. Mens- en maatschappij worden zo, al naar gelang de tijdgeest, steeds een andere karikatuur van zichzelf. Vandaag de dag zetten materialisme, individualisme en egocentrisme de toon. Die eenzijdigheid versterkt de huidige crisis. Dat fundamentele karakter (of is het: die fundamentele oorzaak?) van de crisis noodzaakt tot wezenlijker oplossingen dan de misplaatste suggestie dat de schuldencrisis kan worden verholpen door hernieuwde economische groei. De huidige problemen zijn, net als eerdere rampzalige discontinuïteiten in de geschiedenis, het gevolg van onbeheerste slingerbewegingen in de menselijke en maatschappelijke waardeoriëntaties; de reactie op de vorige crisis is de oorzaak van de volgende. Een volgende stap in de maatschappelijke inrichting in het kielzog van Thorbecke is noodzakelijk. Daarbij moet het politieke bestel, de zogeheten maatschappelijke ‘governance’ structuur, deze slingerbewegingen verkleinen in plaats van vergroten. Concreet leidt dit ons tot de volgende suggesties: > collegiaal bestuur tot op de hoogste niveaus; voor de Nederlandse situatie stellen wij voor dat aan de regering automatisch alle partijen naar evenredigheid van Tweede Kamerzetels deelnemen (liefst met een aparte stem op ‘executive’ en ‘legislative’.) Op die manier is er minder energie nodig voor de politieke strijd om de macht van de meerderheidscoalitie en blijft die bestuurlijke energie over voor het zoeken naar een zo groot mogelijke overlappende consensus over een aanpak van de niet mis te verstane inhoudelijke problematiek. De minderheid kan de meerderheid niet meer zo gemakkelijk gijzelen met populistische beloften en een nipte parlementaire meerderheid legt haar eenzijdige waardeoriëntatie niet meer op aan de minderheid; > herdefiniëring van de (horizontale) verhouding tussen publiek en privaat. Zoals hierboven aangegeven heeft dat concrete gevolgen voor de inrichting van het financiële stelsel als de meest bedreigende karikatuur van dit tijdsgewricht. Geldschepping en betalingsverkeer als publieke taken gaan (terug) naar de overheid en zelf aangegane risico’s in de kredietverlening zijn (weer) helemaal voor eigen rekening. Het betekent ook dat de ‘commons’ opnieuw en ruimer moeten worden gedefinieerd als die functies en de ruimte die niet privaat toe-eigenbaar zijn en principieel aan de gemeenschap toebehoren; > herdefiniëring van de (verticale) verhoudingen tussen materiële en geestelijk-culturele kwaliteiten. Bij duurzame ontwikkeling zal de mens zich als totaliteit moeten ontwikkelen en niet slechts worden aangesproken op een eenzijdig deel van zijn totaliteit. Dat vereist een visie op religie, spiritualiteit en cultuur die verder gaat dan het uiteindelijk net zo ongefundeerde materialistisch- wetenschappelijke geloof in de mens als biologische computer. Met 5 miljard religieuzen in de wereld en zo’n 30 % ‘ongebonden spirituelen’ in Nederland is een verbindende visie nodig waarin ook mensen met religieuze en spirituele waardeoriëntaties met en zonder universalistische pretenties zich gezien en erkend weten. D66 zou gezien haar vaak geambieerde rol van verbinder en politieke vernieuwer in dit proces een belangrijke rol kunnen spelen. Zij zou daarin vergaand kunnen samenwerken met andere politieke partijen die eveneens het inzicht hebben getoond dat de politiek toe is aan de hierboven bepleite herwaardering van maatschappelijke waarden. De toekomstige leiders van de nieuwe politiek overstijgen de huidige eenzijdige visie vanuit het inzicht dat duurzame ontwikkeling neerkomt op de ontwikkeling van de mens als geheel. Deze crisis van het individualistischmaterialisme is (ook) voor D66 een opdracht en daarmee een kans.   Klaas van Egmond is faculteitshoogleraar Geowetenschappen Mark Sanders is universitair docent Macro-economie aan de Universiteit Utrecht.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2012: Crisis, en is te vinden bij de onderwerpen kapitalisme, duurzaamheid en cultuur.