Mous – Een hapje en een drankje

Lees hier het pdf van dit artikel. Nog niet zo lang geleden werden in een Haarlems wijkcentrum Afghaanse asielzoekers vertrouwd gemaakt met de Nederlandse manier van leven. Daartoe werd hen een maaltijd voorgezet van oer-Hollandse signatuur: hutspot met klapstuk. Dapper en beleefd aten de vluchtelingen de prut, misschien wel dankbaar voor zoveel historisch besef: de wortel komt immers oorspronkelijk uit Afghanistan. Wat hen bevreemdde was de duidelijke afkeer die de jeugdige medewerkers en stagiaires voor dit feestmaal aan de dag legden. Want het jongvolk kende het gerecht nauwelijks en beoordeelde het als tamelijk oneetbaar. En dan eet je het dus niet. Dan schuif je je bord met vertoon van afgrijzen van je af. Heel ongemanierd in bijna iedere cultuur, maar wel reuze Nederlands dus. Dit voorval deed mij beseffen dat met elkaar eten niet automatisch tot verbroedering leidt. Natuurlijk had het wijkcentrum goed begrepen welke elementaire rol voedsel, en alles wat daarmee samenhangt, speelt in de omgang tussen mensen. Over de hele wereld wordt het aanbieden van etenswaar beschouwd als een teken van gastvrijheid; door het stillen van de eerste levensbehoefte denkt men de gast op zijn gemak te stellen om vervolgens ongehinderd door honger of dorst toe te kunnen komen aan een gedachtenwisseling. Ook het bedrijfsleven koestert die overtuiging, getuige de veelvuldige zakenlunches en -diners, vaak overgoten met ijsbrekende dranken en ook wel – voor de vervulling van een andere levensbehoefte – de beschikbaarheid van vrouwelijk schoon. Of met het belang dat medewerkers hechten aan de aanwezigheid van een kantine op het werk. Toch lijkt dit alles eenvoudiger dan het is. De dis biedt ook de gelegenheid elkaar sociaal te plaatsen. Want tafelmanieren doen een boekje open over de maatschappelijke plek van de eter. En over de hele wereld wordt om de culturele verschillen in etiquette bij de maaltijd gegniffeld. We lachen wat af om het smakken en boeren van Chinezen. Onbehoorlijk. Zoals zij het bijzonder lomp vinden om bij toasten je glas hoger te heffen dan dat van je gast. Kortom, de poging om elkaar beter te leren kennen door samen te eten, kan heel goed slagen, maar net zo goed leiden tot vervreemding. Eten trekt aan en eten stoot af. Spruitjeslucht, vetzakken en schapenoog. In de zestiger jaren at Vanessa Redgrave aan een koninklijk diner in de film Camelot een peertje. Dat deed zij zo verleidelijk dat zij niet alleen Camelot maar ook de mensen in de bioscoopzaal het klamme zweet bezorgde. De verleidende kracht van eten kan zelfs hele gemeenschappen op het verkeerde been zetten: zie ‘Babette’s Feast’ of ‘Chocolat’. Daar doe je niks tegen als dooie visjesvreter of als melkmuil. Laat staan als politiek bestuurder. Van Agt en Wiegel wisten aan hun beruchte dinertje in ‘Le Bistroquet’ de grootse verkiezingsoverwinning van Den Uyl om zeep te helpen. Twee smulpapen die de calvinist met zijn eeuwige broodje kroket het nakijken gaven. En meer recent hielp een etentje of diner – daarover werd nog in de rechtszaal ruzie gemaakt – het proces tegen Wilders aan gort. Want met Bram is het kwaad kersen eten.   Marijke Mous   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 5 2011: De politiek van het eten en is te vinden bij het onderwerp gedrag.