Mondige en stille burgers in de lokale politiek

Lees hier het pdf van dit artikel. De zwijgende meerderheid In een gemeente kunnen kleine groepen inwoners relatief veel invloed uitoefenen op het beleid. Het is de morele plicht van elk lokaal politicus om alle belangen van mensen mee te wegen, ook van de zwijgende meerderheid, menen D66-gemeenteraadsleden Rob Jetten en Tobias van Elferen. Door Rob Jetten en Tobias van Elferen De lokale politicus is zeer benaderbaar. Dit heeft niet alleen te maken met de geringere omvang van de gemeente, vooral in vergelijking met de provinciale en Rijksoverheid. Ook de maatschappelijke herkomst van de volksvertegenwoordiger speelt een rol. Niet zelden is het immers de reeds actieve wijkraadsvoorzitter, de penningmeester van de hockeyclub of prins carnaval die zich verkiesbaar stelt voor de gemeenteraad. Tel hierbij op dat het op lokaal niveau als een deugd wordt beschouwd om zoveel mogelijk ‘zichtbaar’, ‘aanspreekbaar’ en ‘midden in de maatschappij’ te zijn. Kortom, het gemeenteraadslid lijkt bij uitstek bestemd om doorlopend bestookt te worden met geluiden van inwoners. De kleinschaligheid van de lokale politiek brengt echter ook met zich mee dat kleine, maar sterk aanwezige, minderheden relatief goed gehoord worden door lokale politici. Daardoor kan een vertekend beeld ontstaan van ‘de breed gedragen mening’. De volksvertegenwoordiger De lokaal politicus is een volksvertegenwoordiger. Dit betekent volgens ons dat hij of zij de belangen van het hele ‘volk’ – wat die term dan ook mag omvatten – vertegenwoordigt, en niet alleen maar die van een minderheid. In andere woorden: zij dienen het algemeen belang. Het is echter niet altijd eenvoudig om te achterhalen wat dit algemene belang is, en wat de bevolking wil. ‘Luisteren naar burgers’ is tegenwoordig het devies, op alle politieke niveaus. En dat is niet altijd eenvoudig. Vooral op het lokale niveau worden gemeenteraadsleden meer gefragmenteerd en ongeorganiseerder benaderd met informatie en vragen. Terwijl tegelijkertijd de toegang tot gemeenteraadsleden relatief laagdrempelig is. In ons dagelijks werk hebben we te maken met drie typen burgers. Allereerst, zijn er die mensen die actief zijn in de wijkraad, buurtraad of straatcommissie, die onder regie van een voorzitter, een secretaris en met hulp van de raadsgriffie en zelf aangetrokken experts hun inspraak en visie goed georganiseerd bij betrokken raadsleden onder de aandacht krijgen. Ten tweede zijn er die mondige en betrokken inwoners, die het raadslid uitnodigt op de koffie en ter plekke, eventueel aan de hand van zelf getekende alternatieven op het voorliggend besluit, zijn mening kenbaar maakt. Als laatste is er de ongehoorde stille bewoner, die zich niet kenbaar maakt, maar door de plek waar hij of zij woont wel een verandering ervaart door het nieuwe beleid. De volksvertegenwoordiger vertegenwoordigt in principe de belangen van al deze burgers. Hoe voorkomen we dat een minderheid zijn stempel kan drukken op de (vooral stille) meerderheid? De actieve burger De eerste categorie burgers komt veel voor. Zij kennen het belang van de kracht van organisatie en presenteren zich als vertegenwoordigers van de meerderheid. Vaak benaderen ze de lokaal politicus, gepaard met lange lijsten handtekeningen als ondersteuningsverklaringen. Meestal realiseert men zich ook dat een betoog in het licht van het algemeen belang beter slaagt. Politici vinden het immers makkelijker dit type argumenten mee te nemen naar het debat. In de praktijk hoor je in de gemeenteraad vaker: ‘Leefbaar Stadskanaal is tegen de voorgenomen ontwikkeling om redenen van volksgezondheid’, dan ‘Leefbaar Oppersum is tegen deze ontwikkeling omwille van het uitzicht van mevrouw Treurniet.’ Het is van belang om goed naar deze organisaties te luisteren. Ze vertegenwoordigen vaak een aanmerkelijke groep inwoners en hun argumenten zijn vaak goed gefundeerd. Maar een volksvertegenwoordiger kan het zich niet veroorloven slechts naar deze organisaties te luisteren. De mondige burger De mondige burger is een tussencategorie. We treffen vaak goed voorbereide inwoners, die regelmatig ook juridische en planologische bijstand hebben gezocht. Sommige burgers realiseren zich, zoals voornoemde wijkcomités, dat hun betoog met name slaagt als ze een algemene grief poneren: ‘Zie toch, duurzaam raadslid, hoeveel groen uit hoeveel parken de voorliggende plannen vernietigen!’ Als dit soort uitspraken ook nog gepaard gaan van een redelijk alternatief, waarin ettelijke vlinderstruiken gered worden, is het pleit vaak beslecht. Sommige van deze mondige inwoners doen echter iets anders. Zij pleiten voor hun eigen zaak. Door de voorgestelde plannen wordt uitzicht, uitrijmogelijkheden of wijkwelzijn aangetast. In de wandelgangen placht men deze inwoner wel af te doen als nimby’s: not in my backyard. Volgens ons niet altijd terecht. Waarom zou immers de individuele burger zijn belang niet mogen verdedigen bij een politicus? Waarom zou het belang van deze expliciete minderheid niet evenzeer door het raadslid moeten worden overwogen? En, misschien wel het meest belangrijk, moet de politicus die alsnog vóór de ontwikkeling stemt, niet juist aan deze burger rekenschap afleggen over zijn overwegingen? Ons lijkt van wel. De politicus is geen bestuursrechter en geen simpele utiliteitsmachine, maar een transparant overweger van argumenten en belangen, die hij vervolgens in debat toelicht en verklaart. De stille burger Tot slot is er nog de verborgen belanghebbende. Als er een aardig voorbeeld bestaat van een minderheid die eenvoudig vergeten wordt, en die in aantal zeker de meerderheid kan overstijgen, is het deze inwoner wel. Deze inwoner is om verschillende, vaak zeer individuele redenen, niet actief en mondig. Wij vermoeden dat veel burgers (en democratisch-liberale kiezers zeker) denken dat politici niet luisteren als zij hun persoonlijk belang over het voetlicht brengen. Men is gewend dat een politicus slechts luistert naar argumenten van algemeen belang, terwijl ieder gemeenteraadslid onmogelijk om persoonlijk nadeel van een bewoners heen kan. En hij of zij moet er in ieder geval van op de hoogte zijn. Door op zoek te gaan (ze hebben meestal een deurbel) naar deze belanghebbenden, kan de politicus zich een beter beeld vormen van wat de werkelijke lokale meerderheid of minderheid vindt. Niet in de laatste plaats om te achterhalen wat er zoal écht wordt ervaren. Indien een wijkraad bijvoorbeeld een paar zware inspraakklachten indient die te maken hebben met de subjectieve beleving van inwoners, dan is het interessant om op zoek te gaan naar de bewoners die dit onheil zouden gaan beleven. Hoewel het luie raadslid wellicht meent dat het verstandig is om een avondje in het wijkcentrum of de achterkamer met het bewonerscomité door te brengen, kan de actievere politicus hoge ogen gooien door in dezelfde tijd met vier betrokken wijkbewoners te gaan praten. Conclusie De volksvertegenwoordiger heeft volgens ons de morele verplichting om op zoek te blijven gaan naar het hele verhaal: hij of zij mag geen spreekbuis vormen van specifieke groepen minderheden. Hij of zij moet de belangen afwegen van zowel de goedgeorganiseerde wijkraad en mondige burger, maar ook luisteren naar het verhaal van de (stille) inwoner met een persoonlijk belang. Deze onderzoekende houding mag niet alleen moreel verwacht worden van een politicus, maar maakt het politieke handwerk ook interessanter en breder. Dus hop, het gemeentehuis uit, op naar de verhalen van uw inwoners!   Rob Jetten is fractievoorzitter van de gemeenteraadsfractie in Nijmegen Tobias van Elferen is raadslid eveneens in Nijmegen   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. - - Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2014: Meerderheid, minderheid, en is te vinden bij de onderwerpen lokale en regionale politiek en participatie.