Minder is meer

Lees hier het pdf van dit artikel. Door Kees Verhoeven Als campagneleider daags na de uitslagenavond van de Europese verkiezingen een column schrijven over meerderheden en minderheden. Veel symbolischer kan het niet. Zeker niet als je bedenkt dat D66 op donderdag 22 mei 2014 met 15.4% van de stemmen (bij de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart was het ‘slechts’ 11.8%) de score van 1994 (destijds goed voor 24 Kamerzetels!) onder leiding van Hans van Mierlo evenaarde. En D66 er na bijna 50 jaar na haar oprichting in slaagde de grootste partij te worden bij een verkiezing. Althans … in het aantal behaalde stemmen dan. Want door een lijstverbinding haalde het CDA met minder stemmen toch een zetel meer. Zie hier de titelverklaring van deze column. Naast het feit dat met een opkomst van 37% een minderheid ging stemmen (bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen stemde een meerderheid van circa 74%) legden deze Europese verkiezingen nog meer bloot. Namelijk dat het bepalen van meerderheden en minderheden nog niet zo eenvoudig is. Of op zijn minst sterk afhankelijk van de gehanteerde definitie (in zekere zin is ieder individu immers een unieke minderheid). Zo claimden eurosceptici dat in Nederland de meerderheid tegen Europa had gestemd: PVV, SP, CU/SGP, PvdD en het CDA haalden immers 14 van de 26 zetels tegen de 12 van D66, VVD, PvdA en GroenLinks. Maar de ochtend na de verkiezingen durfde het CDA zichzelf toch weer voluit pro-Europees te noemen en was de eurosceptische meerderheid weer verdwenen. Ook het bepalen van het gewicht van de minderheid is een ingewikkelde exercitie. Met 30% voor UKIP van de Brit Nigel Farage en 26% voor het Franse Front National van Marine Le Pen was er in grote Europese landen een aanzwellend geluid tegen meer Europa. Tegelijk hebben de eurosceptische partijen samen rond de 150 zetels gehaald, een vijfde van de 751 zetels in het Europees Parlement. De grote meerderheid is na vijf jaar crisis nog steeds pro-Europees. Daar komt nog eens bij dat blokvorming niet lukt omdat Farage en Le Pen niet samen (met Geert Wilders) in een Europese fractie gaan zitten (iets wat Verhofstadt en Van Baalen bijvoorbeeld wel doen) omdat ze teveel van elkaar verschillen. Zo leggen ze toch weer minder gewicht in de schaal dan de cijfers uitwijzen. Maar goed. Laten we grensgevallen en grijze gebieden nu verlaten en inzoomen op de positie van een duidelijk omlijnde en goed georganiseerde minderheid. Bijvoorbeeld de groep streng gelovigen die wil vasthouden aan strikte zondagsrust. In ons parlement vertegenwoordigd door 8 van de 150 Kamerzetels: 5 van de ChristenUnie en 3 van de SGP. Nu luidt een belangrijk democratisch uitgangspunt dat de meerderheid rekening dient te houden met de minderheid. Voor mijn collega en stadgenoot Gert-Jan Segers van de ChristenUnie betekent dit dat Nederland ook in 2019 tot de minderheid van landen blijft behoren die niet op zondag stemt voor het Europees Parlement. Wat mij betreft gaat die greep van de minderheid te ver. Laten we daarom net als de meerderheid van de EU-landen op zondag stemmen en voor de minderheid van streng gelovigen regelen dat ze per brief hun stem kunnen uitbrengen. Maar laten we vooral zorgen dat in 2019 een meerderheid van de mensen gaat stemmen!   Kees Verhoeven is D66-Tweede Kamerlid en campagneleider   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. - - Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2014: Meerderheid, minderheid, en is te vinden bij het onderwerp verkiezingen.