Milieuproblemen en grassroots

Milieuorganisaties krijgen steeds meer voet aan de grond in China, mede door de groeiende smog in de lucht. Wat zegt dit over de ontwikkeling van een maatschappelijk middenveld? Door Robbert Smet OP 8 DECEMBER van het afgelopen jaar bleven de crèches en scholen in Beijing gesloten. Getroffen door een ‘Airpocalypse’ ging het in smog gehulde publieke leven van de Chinese hoofdstad op slot. Voor het eerst drukte de ccp (Communistische Partij van China) op de rode alarmknop. Terwijl in Beijing de vervuiling ruim vijftien keer de norm van de Wereldgezondheidsorganisatie overschreed, onderhandelden in Parijs 195 wereldleiders over een ‘historisch’ klimaatakkoord. Niet veel later bejubelden Chinese staatsmedia hoe hun minister Xie Zhenhuan samen met John Kerry het akkoord smeedde. Zes jaar eerder, toen de wereld in Kopenhagen al tot een afspraak over het beperken van de klimaatstijging probeerde te komen, hielden beide grootvervuilers nog samen een akkoord tegen. Na het mislukken van die onderhandelingen lijkt er echter veel veranderd in China. Milieuvervuiling vormt al lange tijd een belangrijke bron voor maatschappelijke onrust: de aanleg van de megalomane Drieklovendam in de Yangtze-rivier was de katalysator van groeiend verzet tegen milieuschade. Door het hele land komen steeds meer mensen in opstand tegen de extreme vervuiling van rivieren, grond en lucht. Langzaam lijkt er in China meer ruimte gekomen voor maatschappelijke organisaties om het milieuprobleem aan te pakken. Wat zegt deze groeiende invloed van de milieubeweging ons over de ontwikkeling van een maatschappelijk middenveld in China? De Chinese schrijver Yu Hua gebruikt grassroots als een van de tien woorden waarmee hij het moderne China beschrijft. Yu Hua’s grassroots bestaan uit al die Chinezen die de kapitalistische ruimte onder Deng Xiaoping (1904-1997) gebruikten om ieder gat in de markt te vullen. Als architect van de economische hervormingen in China zei hij ooit dat ‘wie het raam openzet, ook een paar vliegen moet binnen laten.’ Hij doelde ermee op de tegengeluiden uit binnen- en buitenland die in een open economie meer ruimte krijgen. Die vliegen kwamen met name af op de stank van de vervuiling die de ongeremde economische groei voortbracht. Veel Chinese organisaties die zich inspannen voor het verbeteren van het milieu zijn ongeveer twintig jaar geleden ontstaan; de grote milieuverontreiniging waar China vandaag de dag mee geconfronteerd wordt, was toen ook al zichtbaar. Hoewel de verontreiniging veel arme Chinezen keihard raakte in hun dagelijks bestaan, ontwikkelden organisaties als Friends of Nature en Global Village of Beijing zich tot pragmatische bewegingen die geen protesten organiseerden, maar zich richtten op het constructief bijdragen aan de bestrijding van de verontreiniging. Vanuit Beijing hebben de milieuorganisaties zich langzaam over heel China verspreid zodat nu ook in kleinere provinciesteden ngo’s zijn te vinden die aandacht vragen voor lokale milieuproblemen. De leiders van veel milieuorganisaties hebben een voor de ccp verdacht profiel: vaak zijn het (in het buitenland) opgeleide, welbespraakte en charismatische personen, stelt sinoloog Elizabeth Economy. Ook universiteiten, de geboortegronden van de massale studentprotesten in 1989, blijken een vruchtbare voedingsbodem voor milieubewegingen. Ook bekende Chinezen vragen in toenemende mate aandacht voor het milieu. Han Han, een van de populairste Chinese bloggers met 42 miljoen volgers op Weibo, vestigde de aandacht op de milieuvervuiling in zijn geboortedorp Tinglin: “My grandfather can identify the day of the week by the color of the water. The stench is everywhere. The Environmental Protection Bureau says the water quality is normal, though the river is full of dead fish…”. In 2015 plaatste televisiepresentatrice Chai Jing een door haar zelf gefinancierde en onderzochte documentaire over de milieuproblemen van China op het internet. Toen de overheid de documentaire uiteindelijk verwijderde, was deze al door meer dan 150 miljoen Chinezen bekeken. Het leverde Chai Jing de bijnaam “China’s Al Gore” op. DE HOUDING VAN de Chinese overheid tegenover de ontluikende milieubeweging veranderde snel: van vlieg tot partner. Peter Ho, hoogleraar Chinese economie en ontwikkeling aan de tu Delft, stelt dat de centrale overheid zich realiseerde dat zij maatschappelijke organisaties nodig had omdat de omvang van de milieuproblemen de eigen tekortkomingen aantoonde. Jarenlang was de ccp niet in staat de groeiende milieuproblemen effectief aan te pakken, onder andere door corrupte ambtenaren en inspecteurs. President Xi Jinping beseft dat zijn partij moet presteren omdat falen het vertrouwen in de ccp kan ondermijnen. Ook hier toont de ccp zich een pragmatische partij; nu smog de hoofdstad verlamt, het aantal miskramen in Beijing de afgelopen tien jaar is verdubbeld en in sommige dorpen 80 procent van de jongeren chronisch ziek is, schuwt de partij het niet om nieuwe paden in te slaan. De Chinese maatschappij heeft zich in razend tempo ontwikkeld tot een complexe en pluriforme maatschappij waar de overheid zich terugtrekt en taken moet afstoten. Daar komt bij dat het maatschappelijk middenveld heeft bewezen dat het echt kan bijdragen aan het oplossen van milieuproblemen. Een ngo ontwikkelde bijvoorbeeld een online overzicht van milieudelicten dat de overheid kon gebruiken om te handhaven. Ho ziet de milieubeweging steeds verder professionaliseren en daarmee een positie als partner van de overheid innemen. Ook voor andere bewegingen ontstaat op basis van die positieve samenwerking een maatschappelijk middenveld; denk bijvoorbeeld aan vrouwenrechten of rechten van boerenmigranten die naar de stad trekken. Tegelijkertijd is er een keerzijde. Een meerderheid van de ngo’s die in China actief is opereert zonder toestemming van de overheid, omdat registratie domweg te lastig is. Zij mogen hun werk doen bij de gratie van de partijfunctionarissen; wie zich niet houdt aan de Chinese politieke en sociale etiquette krijgt bezoek. In De Volkskrant van 5 februari 2016 vertelt Ruben Terlou hoe milieuactivisten die hij voor zijn programma Langs de oevers van de Yangtze wilde interviewen, werden geïntimideerd door (lokale) overheden. Waar de overheid ruimte laat bestaan voor onderwerpen waar een duidelijk pragmatisch belang bestaat, zo hard treedt zij op bij politiek gevoelige taboes: religieuze en etnische groeperingen staan onder volledige controle. Maar ook mensenrechtenactivisten of journalisten hoeven op weinig sympathie te rekenen. WIE ONDER DE OPPERVLAKTE van het Chinese nieuws kijkt, ziet al snel een machtsstrijd binnen de overheid en de ccp. Bijvoorbeeld tussen centrale en lokale overheden. Want hoe groot ook het belang voor de ccp en de centrale overheid van een effectieve aanpak van de milieuproblemen, het is de vraag of de lokale overheden zullen meewerken. Voor veel kleinere Chinese steden of regio’s vormen vervuilende industrieën de ruggengraat van de lokale economie. Langs de Xiangrivier in Hunan, in het zuiden van China, bestaat bijvoorbeeld 70 procent van alle economische activiteit uit het mijnen en smelten van metalen. Lokale toezichthouders knijpen gemakkelijk een oogje toe, of de boetes voor milieuovertredingen zijn zo laag dat bedrijven ze lachend betalen. En daar komt nog een fenomeen bij dat in China nooit ver weg is: corruptie. In Xiang bleken de lokale bestuurders ook een rechtstreeks belang in de vervuiling te hebben: zij hadden aandelen in de industrie ontvangen van de eigenaren van de fabrieken. Het is nog niet zo lang geleden dat Chinese bestuurders uitsluitend werden afgerekend op economische groei; wie het milieu liet prevaleren boven economische groei hielp vooral zijn eigen carrière binnen de ccp om zeep. Journalist en Chinadeskundige Richard McGregor constateerde dat de lokale milieufunctionarissen in Hunan niet luisterden naar hun leidinggevenden op provinciaal niveau, maar wel naar de lokale partijsecretaris; die bepaalde namelijk wie zijn baan mocht houden. Het maatschappelijk middenveld kan dus een tegenwicht vormen voor de macht van lokale overheden. Gesteund door de centrale overheid en hooggeplaatste sympa- thisanten in Beijing kunnen milieuactivisten druk zetten op lokale bestuurders. Waarbij zij zich ook lokaal aan de regel moeten houden om je niet in politiek te mengen. Maar ook de ccp is geen monoliet; onder de meer dan 80 miljoen leden bestaan groeperingen die het milieu boven de economie plaatsen en andersom. Dat Chen Jining, een rijzende ster binnen de ccp en voormalig rector en milieuwetenschapper van de Tsinghua Universiteit in Beijing, nu als minister van milieu is aangesteld, tekent volgens Peter Ho de sterke positie van de milieugroepering binnen de ccp. WE KUNNEN ONS de vraag stellen of we hier de eerste, voorzichtige stappen richting enige democratisering zien. Maar wie zich deze vraag stelt, maakt zich al snel schuldig aan westers wensdenken. De Chinese milieubeweging is vooral een sociale beweging met ‘Chinese eigenschappen’. Activisten en ngo’s zijn vooral geïnteresseerd in milieuproblematiek en niet in politieke hervormingen. Om effect te kunnen hebben, houden ze zich aan de regels die de overheid ze oplegt. Dat kan overigens een effectieve strategie zijn om uiteindelijk een democratie tot stand te brengen; in Taiwan groepeerden activisten zich succesvol rond niet-politieke onderwerpen als milieu en vrouwenrechten, om de druk op de Kuomintang op te voeren. Elizabeth Economy ziet de ruimte voor het maatschappelijk middenveld onherroepelijk leiden tot politieke hervormingen: “Environmental ngo’s are […] drawing hundreds of thousands of Chinese citizens into environmental activities, forging non-state linkages across provincial boundaries, and establishing the Chinese people as political actors independent of state-directed policies. Through this process, they have become a significant force for political reform.” Volgens Peter Ho ziet ook de ccp de ontwikkeling van een maatschappelijk middenveld niet als een bedreiging, maar als een ontwikkeling die past in de langetermijnvisie van de ccp. Ook de ccp zal zich volgens hem op de lange termijn ontwikkelen naar meer politieke pluriformiteit. Ondanks dat President Xi Jinping de touwtjes de laatste tijd stevig aantrekt, ziet Ho in recente wetgeving die buitenlandse financiering van Chinese ngo’s verbiedt, naast een directe financiële bedreiging ook een stimulans om een duurzamere structuur te ontwikkelen. De economische groei van de afgelopen jaren heeft geleid tot de ontwikkeling van een middenklasse die meer waarde hecht aan post-materialistische doelen, zoals sociale gelijkheid of het milieu. Rijke Chinezen stellen via ideële stichtingen in toenemende mate financiële middelen beschikbaar voor ngo’s die hun doelen nastreven. Zo moeten ngo’s die aansluiting weten te vinden bij wat onder deze klasse leeft een transformatie naar volledig Chinese financiering kunnen maken. Als dat lukt, dan kunnen ze ook onafhankelijker opereren en een stem geven aan wat de bevolking belangrijk vindt. Ook de ontwikkeling van sociale media helpt daarbij, door bewegingen buiten de machtige staatsmedia om een kanaal te bieden voor hun boodschap. Mede doordat op sociale media al jarenlang gegevens over de luchtvervuiling in Beijing beschikbaar waren, bijvoorbeeld vanaf het weerstation op de Amerikaanse ambassade, laat de ccp sinds 2012 de strikte controle op informatie over luchtkwaliteit langzaam los. Of zoals de burgemeester van Beijing het zei: “We must accept supervision from the public and the media, in order to win the battle against the imminent heavy air pollution.” YU HUA VERTELT aan de hand van de Chinese grassroots niet alleen het verhaal van gewone mensen die hun kansen ruiken onder het kapitalisme, maar trekt tegelijkertijd de vergelijking met de mensen die tijdens de Culturele Revolutie van de situatie gebruik wisten te maken. Hij lijkt te willen zeggen dat Chinezen ongeacht het regime waarmee ze te maken hebben voortdurend duwen tegen en trekken aan de economische en politieke verhoudingen. Dat pragmatisme zien we ook bij de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld in China; wie meedenkt met de politieke machthebbers, kan een heel eind komen in het verwezenlijken van zijn doelen. Zie de invloed die de milieubeweging als partner van de overheid heeft ontwikkeld en het klimaatakkoord dat mede daaruit voort is gekomen. De milieukwesties zullen zal zich de komende tijd verbreden: denk bijvoorbeeld aan het groeiende tekort aan water in de noordelijke vlaktes bij Beijing en het enorme kanalenstelsel dat is aangelegd om water daarheen te verplaatsen. Iedere nieuwe discussie moet wel haast leiden tot kritiek op de overheid: een totalitaire staat is automatisch ook verantwoordelijk voor alles wat fout gaat. Die golvende beweging van meer en minder ruimte voor kritiek zal nog wel even aanhouden, maar zonder hulp van actieve burgers kan de Chinese overheid het echt niet meer. Zonder stevige grassroots geen hoge bomen.   Robbert Smet is senior adviseur public affairs bij de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen. Hij schrijft over Azië en politiek voor de blog PoliticalMinds.  

Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.