Meten tegen beter weten in

Lees hier het pdf van dit artikel. Door Pieter Derks Een hardnekkig fabeltje luidt dat wij als mensen maar tien procent van onze hersencapaciteit zouden gebruiken. Onzin natuurlijk; je zou hooguit kunnen beweren dat maar tien procent van de mensen zijn hersenen gebruikt, maar dat is een heel andere discussie. Het enige waar het fabeltje wél gelijk in heeft, is dat we onszelf behoorlijk onderschatten. Neem nou het thema van dit nummer, ‘meten is weten’. Het bekt lekker, het is een goede slogan voor een liniaalfabrikant, maar het is natuurlijk een grove belediging van de menselijke capaciteiten. Alsof wij een thermometer nodig hebben om te voelen dat het warm is. Eigenlijk is het precies andersom: we gaan pas dingen meten, als we ze eigenlijk al weten. Afgelopen jaar werd het Higgs-deeltje gevonden, na vijftig jaar onderzoek en metingen. Die metingen waren nooit gedaan als Peter Higgs in de jaren zestig niet op een briljante gedachte was gekomen tijdens een wandeling door de Schotse bergen – vanaf dat moment wist hij eigenlijk al zeker dat zijn ingeving waar moest zijn. En met hem blijkbaar ook alle andere natuurkundigen. Want als je niet gelooft dat zo’n deeltje bestaat, neem je ook niet de moeite om onder een Zwitserse berg zevenentwintig kilometer tunnel uit te hakken en een deeltjesversneller in elkaar te knutselen. Wie niet in God gelooft, zoekt ook niet in elke gebeurtenis bewijs dat God erachter zat; dat doen alleen de mensen die toch al niet van die gedachte af te brengen zijn. Dus het is leuk dat het Higgs-deeltje gemeten is, maar aan onze kennis verandert het in feite niets. Behalve dan dat we nu meer kennis hebben over tunnels graven, wat misschien handig kan zijn voor een stad als Amsterdam die in de toekomst wellicht nog eens een nieuw metrolijntje wil aanleggen zonder dat de halve stad verzakt. Hoe belangrijk het is om eerst te denken en dan pas te meten kunnen we zien aan een branche waar dat faliekant mis is gegaan: de autoindustrie. Auto’s van veertig jaar geleden zijn een stuk leuker om naar te kijken dan moderne auto’s, omdat ze zonder enige kennis van zaken gemaakt zijn. Gewoon een ontwerper die aan het tekenen is geslagen, omdat hij intuïtief wist hoe zo’n ding eruit moest zien. Het heeft schitterende auto’s opgeleverd. Een oude Snoek, Eend of Kever heeft in zijn deurklink al meer karakter dan zes Toyota Priussen samen. Hoe dat komt? Omdat er geen windtunnel aan te pas is gekomen. Natuurlijk: aerodynamisch zijn die dingen een ramp, de ruimte-efficiëntie van de kofferbak laat te wensen over, de achterbank kan er niet worden uitgehaald om met een paar handige klikbewegingen tot aanhanger te worden gevouwen en het dashboard draait niet op Windows. Maar overal waar je met zo’n oudje rondtoert kijken mensen je na – en dat geldt niet voor de in het laboratorium bedachte hybride-auto’s die van onder tot boven zijn doorgemeten. Bovendien helpt het ook dat je een oude Eend van twee kilometer afstand aan hoort komen rijden, terwijl zo’n elektromotor stiekem en stilletjes voorbijzoeft. Meten is een aardige bezigheid achteraf, als het idee al bezonken is. Ongeveer zoals het cpb elke keer braaf alle verkiezingsprogramma’s doorrekent, maar geen enkele partij op basis van die cijfertjes ook maar één punt verandert. Want hoe goed we ook meten, uiteindelijk weten we het zelf toch altijd weer beter.

Pieter Derks is cabaretier en gastcolumnist van Idee

www.pieterderks.nl   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 5 2012: Meten is weten.