Mensen maken de maatschappij

Lees hier het pdf van dit artikel. De oorsprong van veel activisme lag ooit letterlijk op straat: stakende diamantwerkers in de Jordaan, Wilhelmina Drucker en haar Vrije Vrouwen in Den Haag, Ban de Bom in Amsterdam. Veel van dit activisme is later verstatelijkt tot vakbonden, het maandblad Opzij en de PSP. De laatste tijd zien we echter weer wat meer van dit oorspronkelijke activisme naar voren komen. Door Ivo Thonon en Corina Hendriks Het maatschappelijk domein is waar mensen elkaar ontmoeten, waar ze zich verenigen en hun krachten bundelen om maatschappelijke of persoonlijke vraagstukken op te lossen. In dit domein zien we dan ook het verlangen naar menselijkheid, naar meer persoonlijke betrokkenheid, verbondenheid en zeggenschap vorm krijgen in een golf van nieuwe, lichtere samenwerkingsinitiatieven van mensen onderling, met minder hiërarchie, minder regels, minder afstand tussen mensen. En onder invloed van het succes van deze initiatieven begint het ‘oude’ maatschappelijk middenveld langzaam aan ook gehoor te geven aan de roep om meer menselijke maat. Het maatschappelijk domein wordt zo geleidelijk, met vallen en opstaan, weer maatschappelijk. Weer menselijk en van mensen onderling. En dat is goed voor de samenleving. Oud en nieuw middenveld Nederland heeft al van oudsher een zeer actief en sterk ontwikkeld maatschappelijk domein (SCP 2008). Bij maatschappelijk verbanden tussen mensen onderling moet je denken aan sport- en muziekverenigingen, culturele instellingen, vakbonden, welzijnsinstellingen en kerkelijke organisaties. In Nederland noemen we dit geïnstitutionaliseerde, en vaak nauw met de staat verbonden, maatschappelijk domein ook wel het ‘maatschappelijk middenveld’. Maar maatschappelijke verbanden tussen mensen kunnen ook veel informeler zijn, en zelfs eenmalige acties van bijvoorbeeld een aantal buurtbewoners omvatten. En het zijn juist deze wat informelere en ‘lichtere’ initiatieven, zoals energiecollectieven, straatopruimacties en ouderparticipatiecrèches, die recent aan een opmars bezig zijn. Wat de vele initiatieven van mensen onderling die nu zo in de belangstelling staan vooral bindt, en onderscheidt van organisaties binnen het ‘oude’ maatschappelijk middenveld, is hun ‘lichte’ karakter: weinig hiërarchie, veel gelijkwaardigheid; weinig regels, veel overleg; weinig top-down beslissingen, veel bottom-up zeggenschap; niet grootschalig, maar kleinschalig. In het boek Ordening op Orde (VMS 2014) hebben we de manier van organiseren waarin bovenstaande kenmerken terugkomen het ‘Relatieprincipe’ genoemd. In dit artikel willen we inzoomen op wat de introductie van dit Relatieprincipe betekent voor het ‘oude’ maatschappelijk middenveld: hoe veranderen bijvoorbeeld kerken en vakbonden daardoor? Kiemen van verandering De diversiteit en hoeveelheid organisaties in het ‘oude’ maatschappelijke middenveld is dusdanig dat er maar moeilijk algemene uitspraken over kunnen worden gedaan. Bovendien is er weinig (vergelijkend) onderzoek gedaan naar organisatorische veranderingen bij deze organisaties (zie SCP 2008). Laten we daarom, enigszins anekdotisch, kijken wat er aan de hand is bij de vakbonden en de kerken, als de twee meest voor de hand liggende exponenten van het maatschappelijk middenveld. Wellicht wel het meest in het oog springend, en het meest door de media besproken, zijn de veranderingen binnen de vakbond FNV. In 2013 ontstond ‘de nieuwe vakbeweging’, een doorstart van de FNV na de problemen in 2011 met meer vrijheid tot toetreding voor bonden en meer invloed voor leden. Deze omvorming van de FNV valt goed te begrijpen in het licht van de wens en noodzaak om de mens weer centraler te stellen in ons systeem. Of zoals de nieuwe FNV zelf op haar website zegt, de roep om een vakbeweging die “dicht bij mensen staat en herkenbaar is” (FNV 2012: 1; maar zie ook SCP 2008: 43). De vakbond beseft terdege dat ze zich moet aanpassen aan de nieuwe tijd; aan vooral ook “de individualisering en de toenemende mondigheid van mensen” (FNV 2012: 1), die vragen om andere vormen van werknemersvertegenwoordiging. De hiërarchische, top-down manier van besturen van de FNV, met weinig ruimte voor persoonlijke zeggenschap, was vooral de aangesloten bonden en leden een doorn in het oog. Wat nodig is, is een eigentijdse vakbeweging waarbij “met en door mensen gewerkt” zal moeten worden met meer “herkenbaarheid voor” en “zeggenschap door” de leden (FNV 2012: 4-5). Uiteraard is het de vraag of met de nieuwe organisatiestructuur aan deze intentie een goede invulling kan worden gegeven, maar de richting is duidelijk: minder bureaucratisch, meer Relatieprincipe. Herontdekken Ook bij de kerken groeit het besef al een tijdje dat ze qua organisatie moeten veranderen, willen ze mensen weer de kerk in krijgen. De kerken zijn bezig met een discussie om te “herontdekken wat het inhoudt om kerk te zijn”, zoals Stefan Paas, bijzonder hoogleraar kerkvernieuwing aan de Vrije Universiteit, het verwoordde (Trouw, 8 september 2010). Hij vervolgt in dit interview in Trouw: “Een van de grootste fouten die je als kerk kunt maken, is van bovenaf een nieuwe grote theorie bedenken, en die dan willen ‘implementeren’. Zo werkt het niet.” Er zijn volgens hem wel degelijk kerken in Nederland die het lukt om mensen weer aan te spreken. “Dat lukt vaak het best in nieuwe gemeenschappen, waar ze meer ruimte krijgen, ook om zelf te groeien in leiderschap. Trouwens, je ontdekt pas de lol van kerk-zijn als je zelf iets nieuws opstart”. Een meer persoonlijke benadering wordt in algemene zin onderschreven door de Protestantse kerk (Van der Meulen 2014): “Door een persoonlijke benadering, en ruimte om de creatieve gaven van jongere generaties in te zetten op een wijze die bij hen past, kunnen er meer twintigers en dertigers ingeschakeld worden in kerkelijke gemeenten.” Minder regels en instituties dus, en terug naar meer kleinschaligheid en gesprekken tussen mensen. In de termen van Ordening op Orde: van het Bureaucratieprincipe naar het Relatieprincipe. Het succes van vaak kleinschalige Pinkstergemeentes en evangelische kerkelijke gemeenschappen, waar er vaak veel meer ruimte is voor eigen initiatief en verbondenheid, is volgens ons illustratief in dit opzicht (SCP 2008: 59). Als we globaal kijken naar deze ontwikkelingen in het ‘oude’ middenveld, dan zien we daar kortom kiemen waar we als sociaal-liberalen blij van worden. Dit is zeker geen eenduidige ontwikkeling met alleen maar succesverhalen. Grote organisaties moeten ook voor een belangrijk deel worden vormgegeven door middel van hiërarchische en gebureaucratiseerde structuren. En als deze eenmaal zijn opgetuigd, is het niet eenvoudig om ze weer te veranderen, al stemmen de twee bovenstaande voorbeelden ons hoopvol: ze laten zien dat ook het ‘oude’ maatschappelijke middenveld weer ‘vermaatschappelijkt’ en weer van mensen onderling wordt.   Ivo Thonon is werkzaam bij de Permanente Programma-commissie van D66 en lid van Provinciale Staten van Utrecht voor die partij. Corina Hendriks is medewerker van de Mr. Hans van Mierlo Stichting en hoofdauteur van het boek Breng de mens terug! (Hendriks et al. 2014). Dit artikel is een bewerking van hoofdstuk 3 uit het boek Breng de mens terug! (Hendriks et al. 2014).   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.   Literatuur
  • FNV (2012): Concept-overeenkomst Nieuwe Vakbeweging; Utrecht: Federatie Nederlandse Vakbeweging.
  • Hendriks, C., Sanders, M. & Kansil, T. (2014): Breng de mens terug!; Den Haag: Boom|Lemma.
  • SCP (2008): Maatschappelijke organisaties in beeld – Grote ledenorganisaties over actuele ontwikkelingen op het maatschappelijk middenveld; Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 92 pag.
  • Van der Meulen, M. (ea.) (2014). Over berg en dal: Twintigers en dertigers in de Protestantse Kerk. Amsterdam/Groningen: Protestantse Theologische Universiteit.
  • Van Mierlo Stichting (2014): Ordening op Orde – voorbij een discussie over markt en staat; Den Haag, Mr. Hans van Mierlo Stichting, 120 pag.
  - - Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2014: Hedendaags activisme, en is te vinden bij de onderwerpen mensen onderling en participatie.