Lessen van de tijger

Lees hier het pdf van dit artikel. Ierland bevindt zich in economisch zwaar weer. Meer dan van Griekenland of Spanje kan en moet Nederland leren van de fouten die in Ierland zijn gemaakt. De Nederlandse huizenmarkt loopt misschien net zo veel risico als de Ierse. Het is tijd om het debat aan te gaan en de verlammende consensus tegen hervorming te doorbreken, meent Maarten Gehem. Door Maarten Gehem Nadat Ierland vanaf begin jaren ’90 een gedaanteverwisseling doormaakte van het zieke jongetje van Europa naar ‘Keltische Tijger’, zijn de Ieren terug bij af. De welvaart die men gedurende twee decennia dacht te hebben opgebouwd rustte op een vastgoedzeepbel. De huizen die men kocht en de reusachtige banken die werden opgetuigd bleken luchtkastelen waar nu de rekening voor moet worden betaald. Het afgelopen jaar verscheen een reeks rapporten die de oorzaken en gevolgen van de Ierse crisis analyseerden. Die analyses zijn relevant voor andere Westerse staten, omdat inzicht in waar en waarom het fout ging de kans op een vergelijkbaar debacle elders kan beperken. Oorzaken van de Ierse crisis Het zou een vergissing zijn om het Iers economische wonder af te schrijven als louter gevolg van een opgeklopte huizenmarkt. Van 1990 tot 2000 maakte Ierland wel degelijk een periode van duurzame groei door. Lidmaatschap van de EU en de aanwezigheid van hoog opgeleide en goedkope arbeidskrachten zorgden ervoor dat Ierland een aantrekkelijk land werd om in te investeren (Regling en Watson 2010). Bovendien had het verdwijnen van handelsbarrières een positief effect op de groeicijfers. Zoals in verschillende rapporten is beschreven volgde na deze inhaalfase echter een periode van niet-duurzame groei gedreven door een explosief groeiende vastgoedmarkt (Honohan 2010; Regling en Watson 2010). Dat had veel te maken met de toetreding tot de euro en toegang tot goedkope leningen doordat de ECB vanaf eind jaren ’90 tot 2006 de rentevoet kunstmatig laag hield. Dit resulteerde in een vastgoedzeepbel met exorbitant hoge huizenprijzen tot wel vier keer de historische waarde. Van 2002 tot 2008 nam de totale bouwactiviteit met ruim 40% toe, waardoor in 2007 de bouwsector 10% van het BBP en 13% van de werkgelegenheid voor haar rekening nam (CSO 2010). De sluizen van private en publieke fondsen werden geopend en een stortvloed van liquide middelen overspoelde de Ierse huizenmarkt. De motor achter de expansie van de vastgoedmarkt was de Ierse bankensector, die massaal in de bouw investeerde en snel en gemakkelijk hypotheken verstrekte. In 2008 bedroeg het totaal aantal leningen van de Ierse banken ruim vier keer het BNP. Pro-cyclisch fiscaal beleid Tegelijkertijd voerde de Ierse overheid een pro-cyclisch fiscaal beleid. Belastinginkomsten entten zich steeds meer op de ad infinitum gewaande expansie van de vastgoedmarkt (Regling en Watson 2010). In regeringskringen was geen plaats voor de idee dat economische voorspoed in golfbewegingen komt. In de woorden van toenmalig Minister van Financiën McGreevy: ‘When I have the money, I spend it, when I don’t have it, I don’t spend it’ (O’Toole 2010: 22). Het pro-cyclische fiscale beleid van de Ierse overheid maakte het moeilijker om in het ‘post-Keltische Tijger’ tijdperk de schuldenlast voor de Ierse staat te beperken. Vanaf 2008 ontstond daardoor een groot gat tussen de uitgaven en inkomsten van de staat, dat in 2009 en 2010 tot meer dan 12% van het BNP opliep (Wright en anderen 2010). Het feitelijke begrotingstekort werd vele malen vergroot doordat de Ierse staat ook opdraaide voor de schuldenberg van de banken. Dit was het gevolg van een, na de val van Lehman Brothers in der haast genomen beslissing om alle leningen van de zes grootste Ierse banken te garanderen. Omdat de bouwmanie met vooral overzeese (Amerikaanse) investeringen was bekostigd en deze investeerders nu plots hun geld uit buitenlandse banken terugtrokken, zagen Ierse banken zich met een enorm liquiditeitstekort geconfronteerd. Om de ‘run’ op Ierse banken af te remmen trok de regering aan de noodrem en kondigde een onvoorwaardelijke (dat wil zeggen: onafhankelijk van hun kredietwaardigheid) garantieverstrekking af. De Ierse staat stond daarmee in een klap garant voor €261 miljard aan leningen. Omdat veel van de bouwbedrijven niet in staat bleken hun schuldeisers terug te betalen kwamen Ierse banken in zwaar weer terecht, waardoor de staat zich gedwongen zag om een groot deel van de bankensector te nationaliseren. De kosten voor een reorganisatie van het bankenstelsel worden inmiddels geraamd op €75 miljard. De prognose is dat de Ierse staatsschuld zich in 2015 zal stabiliseren rond de 124% van het BNP (IMF 2010). Gebrek aan kennis De kostbare keuze van de regering om het paardenmiddel van de garantieverstrekking in te zetten werd volgens kenners ingegeven door gebrekkige kennis bij de financiële toezichthouder en het Ministerie van Financiën. Men besefte niet hoe groot de schuldenberg was waarvoor men borg stond. Zoals Nyberg in zijn rapport over de oorzaken van de financiële crisis schrijft: lack of suspicion and the absence of sufficient information on the underlying quality of the banks’ balance sheets is likely to have had a significant impact on the alternatives that were considered reasonable’ (2010: ix). Er was sprake van een chronisch gebrek aan expertise. In een doorlichting van het ministerie, waar onder andere de Nederlander Hans Borstlap, de voormalige DG van het Ministerie van Sociale Zaken, aan meewerkte, werd dit gebrek nog eens onderstreept: ‘the Department does not have critical mass in areas where technical economic skills are required’ (Wright en anderen 2010: 6). Hetzelfde gold voor de financiële toezichthouder, die tevens met een personeelstekort en een gebrek aan experts kampte (zie Honohan 2010). Men had onvoldoende inzicht in waar de banken mee bezig waren en de mogelijke consequenties daarvan. Door personeelstekorten werd enkel gelet op de aanwezigheid van een goede bestuursstructuur. Men ging ervan uit dat banken zelf wel voor stabiliteit zouden zorgen. Conformisme Naast gebrekkige middelen ontbrak er een kritische geest en onafhankelijkheid bij de banken, de toezichthouder en de regering. Men wist tijdens de jaren van voorspoed de explosieve economische groei niet in toom te houden en had de teugels te zeer laten vieren in de veronderstelling dat de economie op de goede weg was. Nyberg wijst in dit verband op de achterliggende psychosociale mechanismen van herding (kuddegedrag) en groupthink (groepsdenken). Mike Soden, voormalig CEO van Bank of Ireland en momenteel board member van de Ierse Centrale Bank, verwijst naar een vergelijkbaar fenomeen van closed dissent: een cultuur waarbij afwijkende meningen binnenskamers worden gehouden. Volgens Soden werd men binnen de overheid en bankwereld beschouwd als ‘disloyal if one professes an opinion that is contrary to accepted orthodoxies’ (2010: 15). Nyberg en Soden beschrijven een samenleving die op elk front (in de politiek, de bankwereld, de toezichthouders en de media) in de greep was van hoogmoed als gevolg van snel vergaarde welvaart en geen enkele twijfel op duldde. Deze pervasive pressure for consensus’ (Nyberg 2010: iv) zette alle Ierse neuzen in dezelfde richting. Dit conformisme wordt mooi geïllustreerd door een beruchte uitspraak van voormalige Taoiseach (de Ierse minister-president) Bertie Ahern. In reactie op een van de weinige artikelen waarin de fundamenten van de Ierse economie werden ondervraagd en werd gewaarschuwd voor het klappen van de vastgoedzeepbel, zei Ahern: ‘sitting on the sidelines, cribbing and moaning is a lost opportunity. I don’t know how people who engage in that don’t commit suicide’(O’Toole 2010: 122).  Ierse lessen Conformisme, gebrek aan kennis en een pro-cyclisch fiscaal beleid verklaren voor een groot deel waarom de vastgoedzeepbel zo groot werd en crisismanagement zo ineffectief is geweest. Dat deze analyse relevant is voor Nederland bewijst allereerst het (gebrek aan) debat over de Nederlandse huizenmarkt. Hoewel het IMF en de OESO nu al enkele jaren achter elkaar waarschuwen voor de overwaardering van de huizenmarkt is de politieke reactie in Den Haag lauw. De Ierse crisis laat zien wat er gebeurt als dergelijke signalen niet worden opgepikt. En die parallel lijkt gerechtvaardigd. Er valt te twisten over de vraag of Nederland al dan niet kampt met een huizenzeepbel. Maar een dergelijk debat is Nederland nu zo goed als vreemd, terwijl daar wél alle reden toe is. Nederlandse hypotheekbezitters zijn bijvoorbeeld bijzonder kwetsbaar voor macro-economische schommelingen, vooral door een ongekend hoge collectieve hypotheekschuld van bijna €600 miljard (DNB 2011). Zo zal bij verhoging van de rentestand of stijgende werkloosheid de hypotheeklast steeds zwaarder rusten op de schouders van een deel van de Nederlandse bevolking – wat weer voor problemen bij de banken zal zorgen. Dat die collectieve hypotheekschuld zo groot is, ligt deels aan de aantrekkelijke voorwaarden voor hypotheekverstrekking. De na veel getouwtrek tot stand gekomen voorwaarde van 110% van de koopsom is bijvoorbeeld nog altijd bijzonder ruim. Daar komt nog bij dat door de hypotheekrenteaftrek de totale hypotheekschuld artificieel wordt opgepompt. Dat daar onder de eerste liberale premier van Nederland sinds Cort van der Linden niets aan gebeurt stemt tot nadenken. Door het afschermen van de hypotheekrenteaftrek raakt de VVD steeds verder verwijdert van haar liberale kernwaarden en schippert het naar behoudende en populistische vaarwateren. De VVD voegt zich daarmee naar een conformistische tendens in de Nederlandse politiek. Verscherpt toezicht en onafhankelijk economisch advies De Ierse crisis is ten tweede relevant voor Nederland als het gaat om onze toezichthouders. Nadat eind 2010 het bailout pakket van €67,5 miljard werd afgekondigd staat Nederland garant voor ongeveer €2,7 miljard aan Ierse leningen (CPB 2011). Wat De Jager ook mag zeggen: het risico dat we slechts een deel van deze leningen zullen terugzien is reëel. Om de kans op dit soort staatssteun te beperken is het centraliseren en versterken van toezicht en regulering van de financiële markten essentieel. Verscherpt toezicht beschermt de Nederlandse belastingbetaler. Daar komt bij dat Nederland met een bankensector van ongeveer 4,5 keer onze nationale economie bijzonder gevoelig is voor ontwikkelingen op de internationale markten (DNB 2011).[1] Gezien de grensoverschrijdende en steeds complexer wordende activiteiten is een Europeanisering van toezicht op de financiële markten cruciaal om het risico op een toekomstige crisis – en de negatieve effecten daarvan op de Nederlandse economie - te verkleinen. Dat wordt onderschreven in een recent rapport van de Nederlandse Bank: ‘De spanning tussen een steeds internationaler financieel systeem en het primaat van nationale autoriteiten belemmert efficiënt ingrijpen bij grensoverschrijdende systeemrisico’s. Daarnaast zorgen verschillen in nationale regelgeving voor een ongelijk speelveld tussen internationaal opererende financiële instellingen. Daarom is het van belang het financiële toezicht op Europees niveau te versterken en te harmoniseren’ (DNB 2011: 31). De vier nieuwe Europese toezichthoudende instanties die begin dit jaar van start gingen zijn wat dat betreft een stap in de goede richting. Tot slot illustreert de Ierse crisis het gevaar van gebrek aan feitenkennis en wijst het daarmee op de belangrijke rol van onafhankelijk economisch advies. Het is onwaarschijnlijk dat de Ieren hadden gekozen voor een onvoorwaardelijke garantieverstrekking indien was geweten hoe slecht de banken eraan toe waren. Verder had een onafhankelijk economisch adviesorgaan het conformistische geluid kunnen afzwakken en het debat over de oververhitte huizenmarkt kunnen stimuleren. In Nederland hebben we het voordeel dat we naast De Nederlandse Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) een aantal relatief goed functionerende en onafhankelijke instellingen kennen zoals het Centraal Plan Bureau’ (CPB) en de Sociaal Economische Raad (SER). Beiden hebben expliciet tot taak beleidsmakers te informeren en de economische impact van hun beleidsvoorstellen door te rekenen. Zoals minister Verhagen bij de viering van het 65-jarig bestaan van het CPB zei: ‘Ze behoeden ons voor beleid dat goed uitpakt op korte termijn, maar desastreus kan zijn op de langere termijn’ (Verhagen 2010). Het is hoopgevend dat de voorzitter van de Europese Raad, Herman van Rompuy, eind oktober 2010 heeft voorgesteld dat elke Europese lidstaat een eigen CPB gaat oprichten. Nederland gidsland Nederland zou in het kielzog van het ‘Pact voor de Euro’ en de beweging in de richting van een nieuwe structuur voor financieel toezicht in de EU het voortouw moeten nemen voor sterkere controle op de financiële markten en voor de oprichting van onafhankelijke instanties gericht op economische beleidsanalyse. Scherper toezicht en versteviging van onafhankelijk economisch advies is in ons eigenbelang. Tegelijkertijd is het zaak in eigen land het debat over de vastgoedmarkt aan te gaan. Als het verhaal van de opkomst en neergang van de Keltische Tijger ons iets leert, is het wel dat ‘sitting on the sidelines, cribbing and moaning’ geen ‘lost opportunity’ of reden tot zelfmoord is, zoals Bertie Ahern beweerde. Integendeel, het zijn de touwen die ons aan de mast binden en ons beschermen tegen de sirenes van conformisme en kortzichtigheid. Daar vaart ieder land dat economische duurzaamheid nastreeft wel bij.   Maarten Gehem is handelsassistent op de Nederlandse ambassade te Dublin.    Literatuurlijst   CPB (2011). CPB Policy Brief : Nederland en de Europese schuldencrisis. Centraal Planbureau: Rijswijk. DNB (2011). Overzicht Financiële Stabiliteit in Nederland, Voorjaar 2011 / Nr. 13. De Nederlandsche Bank: Amsterdam. Honohan, P. (2010). The Irish Banking Crisis Regulatory and Financial Stability Policy 2003-2008. A Report to the Minister for Finance by the Governor of the Central Bank. Government of Ireland: Dublin. IMF (2011). Kingdom of the Netherlands—The Netherlands 2011 Article IV Consultation: Preliminary Conclusions. IMF: Washington. IMF (2010). Ireland, Request for an Extended Arrangement-Staff Report; Staff Supplement: Staff Statement; and Press Release on the Executive Board Discussion, IMF Country Report 10/366. IMF: Washington. Irish Central Statistics Office (CSO) (2008). Construction and Housing in Ireland. 2008 edition. CSO: Dublin. Nyberg, P. (2011). Misjudging Risk: Causes of the systemic banking crisis in Ireland. Report of the Commission of investigation into the banking sector in Ireland. Government of Ireland: Dublin. OESO (2010). Economic Survey of the Netherlands. OESO: Parijs. OESO (2005). ‘Recent house price developments: the role of fundamentals’. In: Economic Outlook, (78), pp. 127-154. OESO: Parijs. O’Toole, F. (2010). Ship of Fools: How Stupidity and Corruption Killed the Celtic Tiger. Londen: Faber & Faber. Regling, K., & Watson, M. (2010). A Preliminary Report on The Sources of Ireland’s Banking Crisis. Government of Ireland: Dublin. Soden, M. (2010). Open Dissent: An Uncompromising View Of The Financial Crisis. Londen: Faber & Faber. Verhagen, M. (2010). Viering 65 jaar CPB Toespraak. CPB: Rijswijk. Wright en anderen (12.2010). Strengthening the capacity of the department of finance. Report of the independent review panel. Ministry of Finance Ireland: Dublin. [1] Die afhankelijkheid is enkel in het VK en Zwitserland (5,5 keer) en Ierland (9,5 keer) groter.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2011: Liberalisme & identiteit en is te vinden bij het onderwerp woningmarkt.