Legt de kip haar befaamde eieren ook in een Gouden Kooi?

Lees hier het pdf van dit artikel. Net als veel andere sectoren, wordt ‘de wetenschap’ geacht zich efficiënter en doelgerichter te organiseren. Op zich niets mis mee. Maar het ideaal van wetenschappelijke vrijheid verhoudt zich slecht tot deze ‘wie betaalt, bepaalt’-houding. Wat blijft er over van het wetenschappelijk verlichtingsideaal in een Gouden Kooi? Wetenschappers benadrukken graag hun verlichtingsidealen en wijzen vervolgens op het bijzondere karakter van het wetenschappelijk onderzoek: het onvooringenomen verwerven van inzicht en het zoeken naar waarheid; onderzoek waarbinnen de waarheidsvinding is ingebed in een geordende, transparante praktijk waarin tegenspraak, controle, herhaling en methodische zuiverheid tot de belangrijkste waarden worden gerekend. En dat allemaal omwille van de vooruitgang, niet alleen in termen van welzijn en welvaart maar ook in termen van mondigheid en morele vooruitgang. Niets minder dan het streven naar een betere wereld dus. Daar gaat het nog steeds om. De kip met de gouden eieren Momenteel relativeren politici dit verlichtingsideaal en ook de academische vrijheid. Maar de wetenschapspraktijk kan eigenlijk niet zonder. De wetenschap maakt haar belofte van vooruitgang alleen waar met de ongemakkelijke combinatie van vrijheid van handelen met publiek geld. Het is niet goed wanneer de wetenschapsagenda wordt bepaald door derden, niet door de markt en evenmin door de staat. Natuurlijk zijn instellingen waarin fundamenteel onderzoek wordt uitgevoerd ingebed in bepaalde sociale praktijken zoals landbouw of gezondheidszorg en vanzelfsprekend vindt er afstemming in die netwerken plaats. Maar die instellingen hebben wel de oude academische vrijheid nodig om te kunnen floreren. En in het netwerk weet iedereen wat die instelling waard is. Letterlijk wat de waarde van die instelling is voor het floreren van het gehele netwerk. De staat moet wel de publieke middelen verschaffen en er is eigenlijk maar één criterium waaraan de bijdrage van de staat behoort te voldoen. De middelen moeten zodanig zijn dat de wetenschap en de vorming van onze toekomstige generaties een excellent niveau bereikt en daar ook blijft. Pas als je ruim met voer strooit legt de kip haar gouden eieren. En zeker niet elk ei is van goud. Je strooit in een hok vol scharrelende kippen waaronder enkelen gouden eieren leggen. Onderzoek is inherent een onzekere onderneming. Op voorhand de kansrijkste kippen selecteren verkleint de kans op onverwachte successen. De resultaten uit het verleden geven natuurlijk geen garantie voor de toekomst, maar zouden wel vertrouwen mogen geven. Geef de wetenschap dus middelen en vrijheid en zij bevrijdt u van mythen en vooringenomenheid. Zij levert groei van kennis en technologie en dus ook welzijn, welvaart en morele vooruitgang. De wetenschap vormt daarnaast nieuwe generaties van hoogopgeleide burgers die, gevormd in de waarden van de wetenschapspraktijk, de toekomst veilig kunnen stellen. Die praktijk heeft nu al enkele eeuwen vruchten afgeworpen. En doet dat nog steeds. We gaan nu zelfs weer een stapje verder. De nieuwe belofte is nu dat de wetenschap ook bestuurders en politici zal invoeren in de wereld van de evidence based policy en hen daarmee zal behoeden voor fouten, vooringenomenheid en blunders. De kip belooft niet alleen gouden eieren maar bij tijd en wijle levert ze dus ook prachtexemplaren. Een Gouden Kooi? Toch is niet alles zoals het was in het kippenhok of de kooi. De belangenbehartigers van de wetenschap beroepen zich op overtuigende argumenten wanneer zij om meer geld vragen. De Nederlandse wetenschap behoort immers al bij de wereldtop. We komen slechts wat geld tekort. Maar voor die ruimere middelen levert ze wel vrijheid in. Op het eerste gezicht is er dus niets mis met de kooi. Dankzij die kooi scoren we zo hoog. Maar die kooi zou toch wel eens behoorlijk in de weg gaan kunnen zitten als we haar steeds kleiner maken. En dat gebeurt momenteel, met name door het ingrijpen van de staat. De staat is komen opdagen met een nieuwe invalshoek voor de bevordering van wetenschap en technologie en voor de vorming van nieuwe generaties. Tegenwoordig – eu-breed – zeggen we graag dat het noodzakelijk is om in wetenschap en onderwijs excellentie na te streven omdat we anders het onderspit zullen delven in de sterk veranderende wereldorde waarin zich nieuwe economische machten vormen die allen stuk voor stuk investeren in wetenschap, technologie en vorming van nieuwe generaties. Kortom, wij gaan eraan als we niet hetzelfde doen. Nederland zit gevangen in een rat race. Deze zorg over de snel veranderende wereldorde en het gevaar het pleit te verliezen als we niet investeren gaat al langere tijd gepaard met een heel ander beeld van de wetenschapspraktijk. Dit hedendaagse concept van de kennissamenleving is gebaseerd op angst, niet op de klassieke verlichtingsidealen. Niet voorop staat de dienstbare open, haast belangeloze en afstandelijke wetenschapspraktijk met die zo belangrijke publieke taak. Een praktijk waarvan de vruchten als vanzelf aan samenleving, openbaar bestuur en markt toevallen. Nee, in de nieuwe logica dringt het beeld van een wetenschapsbedrijf zich op. Een bedrijfstak die doelgericht innovatie moet versterken dienstbaar moet zijn aan de markt maar dat ook doelgericht en efficiënt slepende maatschappelijke en bestuurlijke problemen moet oplossen. De vruchten vallen ons burgers en bestuurders niet als vanzelf als manna uit de wetenschappelijke hemel toe. Nee, de wetenschappers moeten hun kennis gaan ‘valoriseren’. De zogeheten topgebieden illustreren die ontwikkeling. Het onderzoek moet doelgericht gepland en efficiënt uitgevoerd worden en daarnaast geëvalueerd op zijn effecten voor economie en samenleving. Wetenschap wordt dus doelgericht en het krijgt daarmee per definitie het karakter van technologie. En we moeten het daarbij hebben van nieuwe combinaties tussen wetenschappelijke en technologische disciplines. Van daaruit ontstaan de echte transities in onze samenleving en in onze markten. En van daaruit worden nieuwe oplossingen voor slepende maatschappelijke problemen gegenereerd. Daar moeten in het wetenschaps- en technologiebeleid dus de accenten worden gelegd. Men formuleert concrete verwachtingen voor concrete socio-economische terreinen. En nee, niet de wetenschappers zelf maar wetenschap, bedrijfsleven en staat formuleren samen (maar wie betaalt bepaalt) de programma’s en geven aan wat er vervolgens moet gebeuren. De financiering van het onderzoek kan niet op de oude voet voortgaan. Die financiering is geen wetenschapsinterne aangelegenheid meer en ook de kwalitatieve beoordeling van de resultaten zal daarmee veranderen. Weg van de angst Veel gaat er veranderen. Ja, er komt meer geld. Er zijn meer aio’s en universiteiten financieren meer en meer uit zogenaamde derdegeldstroommiddelen, maar de klassieke bronnen voor de wetenschap drogen op. KNAW en NWO verdelen onder politiek-maatschappelijke druk een toenemend deel van de onderzoeksmiddelen via programma’s en universiteiten worden steeds afhankelijker gemaakt van die middelen. Op de vrijheid wordt inbreuk gemaakt, want we zijn blijkbaar het vertrouwen in de kippenren verloren en plaatsen onze wetenschappers liever in een, nog steeds vergulde, legbatterij. Het is dan ook alleszins begrijpelijk dat de belangenbehartigers van de wetenschap met veel energie het belang van het zogenaamde fundamentele onderzoek benadrukken. Maar nog belangrijker is dat ze de onderliggende angst effectief bezweren en het vertrouwen in de verlichte wetenschap herwinnen door de aloude idealen naar voren te brengen. Want een wetenschap gebaseerd op angst ziet de gouden tralies van haar kooi snel knellend worden. Mijn pleidooi is derhalve de wetenschap ruimte te gunnen maar er wel voor te zorgen dat ze heel goed is ingebed in de sociale praktijk en ook mede verantwoordelijk wordt gesteld voor het floreren van die praktijk. Ik hoop dat er in de topgebieden op die manier met het wetenschappelijk onderzoek wordt omgegaan. De kracht van het concept topgebied is de vorming van sterke gemeenschappen en institutionele arrangementen. We moeten daarbij experimenteren met de academische vrijheden en ons voortdurend de vraag stellen hoe het fundamentele onderzoek het best kan bijdragen aan het floreren van de sector en de samenleving als geheel. Geen taboe op het reilen en zeilen van het onderzoek. Op kortere termijn leidt al dat valoriseren wellicht tot meer (incrementele) innovatie, maar door je verlichte geesten steeds minder vrijheid te gunnen jaag je ze op den duur naar de plekken waar academische vrijheid en middelen voor onderzoek nog wel samengaan. Beter dan China? En dat zou wel eens op onverwachte plekken het geval kunnen zijn. Onlangs was ik in China op bezoek bij de organisaties die het wetenschapsbeleid in China bestuderen, het beleid ondersteunen en die de evaluaties van de wetenschapsprogramma’s doen. In de oude communistische traditie worden ook daar langjarige programma’s voor wetenschap en technologie gemaakt. En ook daar gaat niet alles vanzelf. Interessant hoe men ook daar zoekt naar interessante werkvormen tussen top-down en bottom-up. In China mengt men de academische vrijheid met de voordelen van een heldere centrale sturing door ambities te stellen maar wel aan wetenschappers over te laten hoe die ambities in te vullen. De gevolgen zijn zichtbaar. China doet het goed in de verschillende lijstje en het doet het steeds beter. China experimenteert en geeft als nieuwe wetenschapsnatie op geheel eigen wijze vorm en inhoud aan haar wetenschaps- en technologiebeleid en we doen er goed aan om op dit punt maar eens met hen in zee te gaan. In ons beider belang. En het zou mij niet verrassen dat we samen tot de conclusie komen dat de metafoor van de gouden kooi die steeds meer naar gevangenschap verwijst, ons niet verder helpt en moet verdwijnen.   Jan Staman is directeur van het Rathenau Instituut.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2011: De Gouden Kooi en is te vinden bij het onderwerp wetenschap.