Later als we cyborgs zijn…

Lees hier het pdf van dit artikel. De technische mogelijkheden om de mens te genezen, en zelfs te verbeteren, nemen een enorme vlucht. De maakbaarheid van de mens groeit en dat vinden we normaal. Toch? Ben je een dief van je eigen geluk als je niet voor alle mogelijkheden kiest? Een interview met hoogleraar ‘maakbaarheid van de mens’ Maartje Schermer. Door Laura Kaper Op 27 april j.l. sprak Maartje Schermer haar inaugurale rede uit als hoogleraar filosofie van de geneeskunde en de maakbaarheid van de mens aan de faculteit geneeskunde van het Erasmus mc. Zij richt zich vooral op de vraag waar het medische vak als geneeskunst eindigt en de verbetering en optimalisatie van de mens als ontwerp begint. Sleutelrol hierbij vormt de techniek. Hoe gaan we ermee om? Het scheidsvlak tussen mens en techniek is bijna niet meer te maken. Is dat erg? Worden we cyborgs? ‘Het idee dat een strikt onderscheid bestaat tussen mens en techniek – en dat dit ook een moreel relevante grens markeert, waardoor je die twee begrippen ook heel verschillend moet benaderen – is niet erg houdbaar. Wij zijn natuurlijk meer dan een biologisch of een cultureel wezen. We leven in, met en van techniek. Techniek bepaalt wie we zijn en hoe we leven. Je kunt daarom niet zomaar zeggen: alle techniek is eng, vreemd of fout. Op het moment echter dat de techniek daadwerkelijk ons lichaam binnendringt, wordt het wel spannender. Dat roept bij veel mensen ook ethische bezwaren op. Niet altijd natuurlijk: niet ieder stukje techniek roept vragen op. Hoeveel mensen lopen er niet rond met een kunstheup of een andere prothese? Als deze goed in het lichaam zitten, zijn mensen zich daar niet eens meer bewust van. We hebben die technieken al lang geaccepteerd als normaal en geïncorporeerd in de samenleving. Zo lang het werkt en die knie functioneert weer als vanouds, ben je simpelweg blij en tevreden en komt de gedachte een cyborg te zijn, echt niet in je op’. Maar wat als de versleten knieschijf kan worden vervangen door eentje van echt menselijk weefsel? ‘Ik vind een knie van menselijk materiaal eerder fascinerend dan beangstigend. Natuurlijk, er zijn ook complexere technologieën denkbaar: technologieën die meer op je geest, je wezen, je gedrag, je gevoelswereld, ja, eigenlijk je hele persoonlijkheid betrekking hebben, zoals psychofarmica of diepe hersenstimulatie. Die roepen relevantere vragen op. En het is meer dan terecht die jezelf en anderen te stellen. Hoe groot is die invloed eigenlijk? Is de verandering die de techniek bewerkstelligt wel zo goed? In hoeverre ben je nog de persoon die je was? Dat soort vragen. Die betreffen echter niet zozeer de techniek zelf, maar vooral de mate van en het soort invloed ervan op je zijn’. Technologie is mooi, fascinerend, vaak levensreddend en dus heldhaftig. Maar al die technologische mogelijkheden hebben ook een dwingend karakter: wat kan moet ook. In hoeverre is technologie normatief ? ‘In zekere zin is het dat natuurlijk. De technologie die we met zijn allen ontwikkelen, goedkeuren en faciliteren draagt vanzelfsprekend altijd een bepaalde norm uit. Tegelijkertijd realiseer ik mij voortdurend dat het wel onze norm is, die dat wat we met z’n allen op dat moment in onze samenleving vinden tot op zekere hoogte weerspiegelt. Iedere maatschappij krijgt de techniek die ze verdient, zou je kunnen zeggen. Vanuit de filosofie van de geneeskunde is dat een interessant gegeven: want waar liggen de grenzen van wat je normaal vindt? Hoe verschuiven die grenzen door de tijd heen? Dergelijke ontwikkelingen te beschouwen en beschrijven vind ik razend interessant. Dan hoef ik er nog niet eens iets van te vinden. Alles verandert voortdurend: en of die veranderingen nou per definitie of goed of slecht zijn? Daar valt niet altijd een eenduidig antwoord op te geven. Soms is iets gewoon anders. Maar we leven in een cultuur waarin ‘anders’ alleen maar beter of slechter kan betekenen. Als een bepaalde ontwikkeling niet als vooruitgang wordt gezien, is het per definitie achteruitgang. Maar zo zwart-wit liggen de zaken meestal niet. Een mooi voorbeeld is adhd. Dit ziektebeeld werd eerst alleen bij kinderen gediagnosticeerd. Sinds de jaren ’80 is het echter formeel ook een psychische stoornis die volwassenen kunnen hebben en weerspiegelt het tot op zekere hoogte ook hoe we met elkaar denken over wat normaal functioneren is. Hoe lang moet je je kunnen concentreren? Hoe lang moet je stil op een stoel kunnen blijven zitten? Wat wordt er van ons verwacht? Wat gebeurt er met me als ik niet aan die verwachtingen kan voldoen? Uiteindelijk geven we met z’n allen antwoord op deze vragen. De samenleving bepaalt en dicteert de gedragsnormen. Voor degenen die niet aan die normen kunnen voldoen gaat de farmaceutische industrie logischerwijze naar oplossingen zoeken. De pillen zijn het resultaat van een door een nieuwe diagnose gecreëerde behoefte waarvan wij zelf de criteria bepalen. Is dat nu een goede, of slechte ontwikkeling?’ We kunnen het disfunctioneren van lichaam of geest met allerlei technische middelen steeds gemakkelijker verhelpen. De maakbaarheid van de mens groeit en dat vinden we normaal. En ben je een dief van je eigen geluk als je er niet voor kiest? Wat doet dit met onze verwachtingen ten aanzien van het leven? Kunnen we nog wel omgaan met teleurstelling en imperfectie? ‘Dat vind ik een heel spannende vraag. In mijn oratie stel ik dat er een verschuiving van genezen, herstellen en repareren naar echt het optimaliseren en perfectioneren van het lichaam gaande is. Gewoon is eigenlijk niet meer goed genoeg. Alles moet optimaal zijn. Die gedachte wordt natuurlijk direct gestimuleerd doordat er ook steeds meer kan, medisch-technisch gesproken: als iets tot de mogelijkheden behoort, waarom zou je er dan geen gebruik van maken? Vroeger hoefde je je niet af te vragen of je een facelift zou laten doen, want die techniek was er simpelweg niet. Maar tegenwoordig kijk je in de spiegel, en blader je wat in tijdschriften en voordat je het weet overweeg je serieus een facelift. De culturele en sociale druk die daar achter zit is groot. Denk bijvoorbeeld ook aan hoe alle kinderen tegenwoordig rechte tanden en mooie witte gebitten moeten hebben. Wie gaat tegenwoordig niet naar de orthodontist. Zo’n beetje alle jongeren dragen wel een beugel. En of dat nu altijd nodig is en tot een betere gebitsgezondheid leidt is nog maar de vraag. Maar ja, wat doe je als ouder als de orthodontist je zegt dat het beter voor je kind is? De druk die in dat geval op je wordt uitgeoefend is best groot’. ‘Die optimalisatie is de ene kant van de maakbaarheidsgedachte. De keerzijde ervan is dat als alles maakbaar is, er niets zomaar hoeft te gebeuren en dat pech en ongeluk niet langer hoeven te bestaan. Dat je je gezondheid helemaal in eigen hand kunt hebben en dat alle ziektes genezen, of sterker nog, voorkomen kunnen worden. Maar dat is natuurlijk flauwekul. We kunnen onze gezondheid maar tot op zekere hoogte beïnvloeden. Het idee dat iedereen zijn gedrag uiteindelijk helemaal zelf bepaalt en dus ook volledig verantwoordelijk is voor zijn eigen gezondheid is niet reëel. Natuurlijk, mensen die obesitas hebben, zullen ongetwijfeld een verkeerd eetpatroon hebben. Maar dat is niet de enige oorzaak. Op hersenniveau zie je bij die mensen veranderingen plaatsvinden die wijzen op verslavingsgedrag. Het sturen van je eigen leven en gezondheid is heel wat ingewikkelder dan vaak wordt gedacht. Misschien heerst de maakbaarheidsgedachte te veel binnen een bepaalde elite: de groep die beschikt over kennis en geld en die de vaardigheden heeft en de voorwaarden kan creëren om een goed en gezond leven te leiden. Misschien leggen zij dat de rest van de samenleving wel teveel op. Er zijn mensen die in een minder goede wieg geboren zijn, die minder middelen tot hun beschikking hebben en ondanks een goede wil met stomme pech in hun leven te maken krijgen’. Hoe maakbaar zal de mens uiteindelijk zijn? ‘Er zijn veel veelbelovende technologieën waarvan we in de toekomst veel mogen verwachten. Ik denk dat het stamcelonderzoek verder zal gaan met het regenereren van weefsels. Ook van de genetica kunnen we veel verwachten. Dat zal nog wel discussie opleveren. Zeker waar het voorspellend genetisch onderzoek betreft met hele brede testen, waarmee binnenkort ook vrij goedkoop het genoom gelezen kan worden; we kunnen het dan weliswaar uitlezen, maar wat het precies betekent weten we eigenlijk nog niet zo goed. Het groeiend aantal technologische mogelijkheden betekent maatschappelijk gezien vooral dat er steeds meer keuzes gemaakt kunnen en moeten worden. Door allerlei prenatale diagnostiek, zoals de 20-weken echo, krijgt zwangerschap bijvoorbeeld een minder zorgeloos en misschien zelfs een voorwaardelijk karakter. Op basis van de testuitslagen kan je immers nog voor afbreken kiezen. Accepteren we die keuze dan? De kunst is om niet te makkelijk moreel te oordelen. Enerzijds moet je mensen vrijheid geven om te kiezen, anderzijds moet je elkaar daarbij ook helpen. Ik denk niet dat de overheid zich met de inhoud van de keuze moet bemoeien, maar zij kan het keuzeproces wel ondersteunen en faciliteren. Hoe de overheid dat moet doen? Misschien door het onderwerp in alle lagen van de maatschappij bespreekbaar te maken. In het onderwijs bij biologieles of maatschappijleer. Of in de politiek. In hoeverre de mens maakbaar is en wat voor maatschappelijke gevolgen dat allemaal heeft is een ingewikkelde discussie. Misschien wel eentje die nooit afgelopen zal zijn’.   Laura Kaper is redactielid van Idee. Ze is eigenaar van MedSync, een bedrijf in innovatieve bedrijfsconcepten voor de zorg, advies en projectmanagement.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2012: Utopia: wat is wenselijk? Wat is haalbaar?, en is te vinden bij de onderwerpen interviews, technologie en vooruitgang.