Later als ik groot ben…
Lees hier het pdf van dit artikel.
Vroeger keek je als kind uit naar het moment dat je eindelijk volwassen zou zijn. Nu willen kinderen niet zozeer meer op hun ouders lijken, maar ouders juist op hun kinderen! De grens tussen jeugd en volwassenheid vervaagt, met alle maatschappelijke problemen van dien. Een eeuwigdurende jeugd als utopie. Of dystopie?
Door Gerrit Breeuwsma
‘Zolang we afhankelijk bleven van de normale biologische ontwikkeling kostte het ongeveer achttien jaar om een nieuw menselijk wezen te maken’, schrijft Michel Houellebecq in zijn roman Mogelijkheid van een eiland (2005)1. De techniek staat echter voor niets en zijn schatting is dat die termijn in de nabije toekomst teruggebracht kan worden tot minder dan een uur. In een vloek en een zucht zouden we volwassen kunnen worden. Houellebecq schetst dat als een enorme vooruitgang, al was het maar omdat het ons van die afschuwelijke kindertijd zou bevrijden. Elke manmet een normaal gestel, schrijft hij, gruwt bij het zien van een baby. Maar zolang de belofte van de ultrakorte kindertijd nog niet is verwezenlijkt, zouden er in ieder geval ‘kindvrije zones’ ingericht moeten worden.
Er valt van alles over de roman te zeggen, maar in ieder geval dat het een aanval is op het kind en de kindertijd. Kinderen, met hun vermogen beslag op je te leggen, zijn in de denkwereld van Houellebecq de hel voor anderen, in het bijzonder van ouders, die tegelijkertijd schuldig zijn aan deze situatie. Volwassenen die besluiten geen kinderen te nemen, kunnen volgens Houellebecq dan ook niet genoeg geprezen worden. De soort is echter gebaat bij nieuwe aanwas en daarom worden er kloneertechnieken ontwikkeld waarmee ‘de mens van de toekomst’ geboren wordt in een volwassen lichaam.
Utopie
Mogelijkheid van een eiland heeft alle kenmerken van een utopistische roman en wie wil kan Houellebecqs ideeen afdoen als een gedachteexperiment dat op voorhand gedoemd is te mislukken. Houllebecqs utopie is bovendien te negatief – ronduit immoreel en cynisch – van toon om veel handen op elkaar te krijgen. Niettemin valt er wel iets te zeggen voor zijn toe komstschets. Wie kijkt naar alle inspanningen die het kost om kinderen groot te brengen, zowel op het persoonlijke als economisch-maatschappelijke vlak, zou zich soms een kinderloze wereld toewensen. De meeste ouders herkennen ook wel enkele momenten in hun leven waarop ze die gedachte onderschrijven, om er vervolgens snel en schuldbewust aan toe te voegen dat ze hun kroost natuurlijk voor geen goud zouden willen missen. Ironisch genoeg lijken kinderen zelf nog het meest bereid in te stemmen met Houellebecqs utopie. Wanneer je hen vraagt wat ze later willen worden, laten ze er geen twijfel over bestaan: groot worden. Bij voorkeur in de gedaante van een popheld,filmster of iemand van het kaliber Lionel Messi, want bescheiden zijn ze niet, onze jonge soortgenoten. De realisten onder de kinderen, want die bestaan, houden het op brandweer of piloot, als ze maar groot worden. Zelf de baas zijn, zelf beslissen, bepalen wat je wel en vooral ook niet doet. Allemaal kwesties waarvoor hun ouders lange tijd als zaakwaarnemer optreden. Als kind ben je ervan overtuigd dat daar een keer een eind aan moet komen en het liefst zo snel mogelijk.
Volwassenheid fungeert in de levens van kinderen daarmee als een soort utopie. Ouders en andere opvoeders maken er dankbaar gebruik van door allerlei kwesties als belofte naar de toekomst te delegeren: abstracties als autonomie en zelfbeschikking, maar ook aansprekende zaken als beslissingsbevoegdheid op het terrein van eetgewoontes, (op tijd) naar bed gaan, kleding en vrijetijdsbesteding. De utopie van de volwassenheid werkt in de praktijk voor kinderen niet zelden als een verbodsbepaling die specificeert wat er allemaal niet mag: geen nachtbrakerij, niet roken of drinken, geen seks. Maar verboden hebben vaak het effect dat ze de aantrekkingskracht van het verbodene versterken.
Verschuivingen
In elke utopische voorstelling van de wereld schuilt echter ergens haar negatief, de dystopie, waarin alle positieve waarden van de utopie in hun tegendeel omslaan. De oorzaak daarvan ligt bij de mens. Als exemplaar van de soort laat die zich nog wel voegen naar het strakke plan van de utopie, maar als individu plaatst het hem in een onmogelijke positie. Elke utopie is goed beschouwd gebaseerd op een ontkenning van individualiteit (bij Houellebecq zijn de mensen niet voor niets klonen), en iemand die dus aanspraak wenst te maken op de kwalificatie ‘individu’ zal er alles aan doen om eraan te ontsnappen. Om te beginnen zien we dit al bij kinderen zelf. Op weg naar de felbegeerde volwassenheid, onttrekken zij zich maar al te vaak aan het ouderlijk gezag en daarmee ondermijnen ze de volwassenheid. Bovendien ontdekken ze in hun ontwikkeling naar volwassenheid, dat volwassenen vaak zelf niet in staat zijn aan de kwalificaties van volwassenheid te voldoen. Sterker nog, volwassenen lijken daar tegenwoordig ook niet meer aan te willen voldoen. De tweeslachtigheid van volwassenen doet afbreuk aan hun gezag, maar ook aan de notie van volwassenheid zelf. Anders gezegd, volwassen worden is een aantrekkelijke belofte, maar het is steeds minder aantrekkelijk geworden om volwassen te zijn.
Dit heeft veel met de opbouw van onze levensloop te maken. Nog niet zo lang geleden, stak die voorspelbaar in elkaar. Je begon als baby, je ging naar school, daarna aan het werk, je trouwde en kreeg kinderen, en vervolgens mocht je gaan wachten op het moment dat je oud was. Dit patroon werd de standaardlevensloop genoemd, omdat ze voor iedereen min of meer hetzelfde verliep. De kindertijd was de fase van ontwikkeling, de volwassenheid stond voor stabiliteit en consolidatie. Volwassenen maakten de dienst uit en alleen al om die reden was het iets om naar uit te kijken. In de negentiende eeuw traden er verschuivingen op in de verhoudingen tussen de generaties en werd de adolescentieperiode steeds langer. Deze tendens zette in de twintigste eeuw door. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog genereerde de jeugd een eigen cultuur, waarin vermaak en vrije tijd centraal zijn komen te staan, met eigen normen en waarden, ondersteund door een krachtige economie, waarin jongeren financieel soms meer vrij te besteden hebben dan hun ouders.
Maar die verschuiving in de levensloop resulteert in een paradoxale situatie. Eerst willen we met alle macht volwassen worden, maar op het moment dat we dat zouden kunnen realiseren, is de waarde ervan ernstig gedevalueerd en houden we vast aan de jeugdigheid. Daarbij willen niet alleen jonge mensen jeugdig blijven, ook voor volwassenen is het nastrevenswaardig geworden. Met de groeiende rol van de beeldvorming in de moderne media zijn jeugd en jeugdigheid de norm voor het goede leven. Het heeft de traditionele verhoudingen tussen de generaties op zijn kop gezet. Het is niet de jeugd die zich spiegelt aan volwassen rolmodellen, maar steeds vaker zijn het juist volwassenen die er alles aan doen om (de illusie van) hun jeugdigheid zo lang mogelijk in stand te houden. Kinderen willen niet meer op ouders lijken, maar ouders op hun kinderen.
Een adolescente samenleving?
Terwijl we de volwassenheid in theorie nog hanteren als eindpunt van de ontwikkeling, zien we in de praktijk dat de adolescentieperiode meer en meer een sleutelrol is gaan vervullen in de levensloop. De adolescentie heeft zo’n aanzuigende werking dat in feite iedereen op de adolescent wil gaan lijken. Zij bepalen het modebeeld, de populaire cultuur, het uitgaansleven, de vrijetijdscultuur, enzovoort, en in onze ontwikkeling lijken we ons daar maar moeilijk aan te kunnen onttrekken.
De psychoanalyticus Erik Erikson (1950) was een van de eersten die de sleutelrol van de adolescentie in de levensloop onderkende en in kaart heeft gebracht. Voor hem was de adolescentie de periode van de identiteitsvorming en het zoeken naar een eigen individualiteit. Die zoektocht ging gepaard met wat hij exploratie noemde: het uitproberen van je mogelijkheden op terreinen als relaties, studie, werk of levensbeschouwing, om uiteindelijk tot bindingen met bepaalde keuzes op die terreinen te komen (een partner, een baan, een overtuiging). Erikson wees er echter op dat overal waar de jeugd(cultuur) dominanter wordt, de exploratieve fase langer gaat duren en het moment van binding wordt uitgesteld. Het is niet toevallig dat Eriksons werk furore maakte in de jaren zestig en zeventig; het zijn de jaren dat overal in de westerse wereld de jeugdcultuur zijn opgang deed. Het vormde hele generaties. Generaties die nadien de touwtjes in handen kregen (Bill Clinton noemde zich een bewonderaar van Erikson en Al Gore heeft zelfs bij hem gestudeerd) en daarbij hun ‘jeugdigheid’ bleven inzetten om zichzelf te manifesteren. De traditionele politicus mocht om zijn gezag te onderstrepen graag jonge kinderen over de bol aaien. De moderne politicus drukt liever de iconen van de jeugdcultuur de hand (iconen die zich, hoe oud ze ook zijn, altijd tooien in de veren van de jeugd).
Later als ik groot ben (wil ik jong blijven)
Pedagogen en ontwikkelingspsychologen, maar ook cultuurfilosofen lijken van mening dat het vervagen van de grenzen tussen jeugd en volwassenheid vooral problemen met zich meebrengt. De volwassenheid als richtinggevend doel en eindpunt van de ontwikkeling is in het geding gekomen. Het levert een toestand op waarin jongeren weigeren volwassen te worden en volwassenen hun voorbeeldrol niet naar behoren vervullen. Het levert een scala aan maatschappelijke problemen op, waar de kranten dagelijks vol van staan, en waarin de jeugd de rol van zondebok wordt opgedrongen. Maar ons probleem met de jeugd is in veel opzichten een probleem met ons zelf. Jongeren gaan comazuipend door het leven (maar volwassenen drinken ook veel te veel). Jongeren tonen geen enkel respect voor gezag (maar bij veel volwassenen is de middelvinger het meest gebruikte lichaamsdeel).
Toch is het een misvatting om te denken dat de hierboven geschetste verschuiving alleen maar nadelige kanten kent. De verlenging van de jeugdfase in de vorige eeuw is een aanpassing geweest aan veranderende maatschappelijke omstandigheden (langer onderwijs, meer vrije tijd, dynamischere samenleving). De sterke oriëntatie op de jeugd is een consequentie van die aanpassing. De samenleving verandert snel, is complexer geworden. Jongeren zijn exploratiever, minder geneigd zich te binden, daarmee beter toegerust op een snel veranderende situatie en bij een nog steeds stijgende levensverwachting zou het wel eens onverstandig kunnen zijn om te snel volwassen te worden. Uit allerlei onderzoek naar gezondheid en ouder worden blijkt dat mensen die zich jong voelen gezonder en productiever zijn. Voor het psychisch welzijn blijkt het gezonder als mensen tot ver in hun volwassenheid interesses uit hun jeugd weten aan te boren. Het delen van interesses en het deelnemen aan activiteiten die aanvankelijk vooral toebehoorden aan de jeugd, is bovendien een geschikte manier om de relaties tussen generaties te onderhouden en te versterken. Nu we steeds later in het leven beginnen aan kinderen (of na een scheiding een tweede gezin stichten), komen ouders en hun kinderen in leeftijd steeds verder uit elkaar te liggen. ‘Jong blijven’ is ook een manier om de link met de kinderen te onderhouden.
Andere tijden, andere utopieën
Achttien jaar, schatte Houellebecq, kostte het ongeveer om een nieuw ‘menselijk wezen’ (lees: volwassene) te maken. Dat is natuurlijk een misrekening, want het duurt tegenwoordig veel langer. In de adolescentieliteratuur wordt de jeugdfase vaak opgerekt tot 25 jaar en sommige onderzoekers menen zelfs dat het nodig is om een nieuwe fase – de emergent adulthood – in de levensloop op te nemen (Arnett, 2004). Een fase die zich tot het dertigste levensjaar uitstrekt en volgens Arnett wordt gekenmerkt door een verlengde exploratie. Dat past volgens hem bij een verschuiving van een traditionele naar een meer individualistische en globalistische cultuur. Maar Houellebecqs grootste misrekening is zijn suggestie dat het rechtstreeks kloneren van volwassenen een stap vooruit in de menselijke evolutie zou zijn. Uit de evolutie van soorten weten we juist dat het oprekken van de kinder- en jeugdfase gepaard gaat met evolutionair succes en vooruitgang. Is het een idee om daar een kloneertechniek op af te stemmen? Beter is het misschien om op zoek te gaan naar nieuwe utopieën. Eentje waarin we de ambivalenties over de jeugd opgeven en we meer recht kunnen doen aan de voordelen van jeugdigheid. Dat de jeugd niet eeuwig zal blijven duren, daar komen we uiteindelijk vanzelf wel achter.
Gerrit Breeuwsma is universitair docent ontwikkelingspsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is auteur van het boek Het vreemde kind.
Literatuur
Arnett, Jeffrey, J. (2004). Emerging adulthood. The winding road from the late teens through the twenties. New York: Oxford University Press.
Erikson, Erik H. (1950). Childhood and Society (35th Anniversary Ed.). New York: W.W. Norton & Company.
Houellebecq, Michel (2005). Mogelijkheid van een eiland. Amsterdam: De Arbeiderspers.
Zeegers, Wil (1988). Andere tijden, andere mensen. De sociale representatie van identiteit. Amsterdam: Bert Bakker.
Noot
1 Lees ook de bespreking van het boek Mogelijkheid van een eiland van Houellebecq door Maarten Gehem, achterin dit nummer.
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.
– –
Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2012: Utopia: wat is wenselijk? Wat is haalbaar?, en is te vinden bij het onderwerp jeugd.