Kleinpaste – Euforie

Lees hier het pdf van dit artikel. Door Thijs Kleinpaste Vaak weerspiegelt literatuur de actualiteit. In deze column Euforie van Christiaan Weyts als pleidooi voor leefbaarheid die in de straat begint. In mei vorig jaar was ik bij een debat in De Balie, georganiseerd ter herdenking van de moord op Pim Fortuyn, die dag precies een decennium eerder. De vraag die besproken werd was of er een blijvende erfenis ‘van Pim’ was aan te wijzen, en zo ja, hoe groot precies. Een team politicologen had speciaal voor het debat een reeks artikelen gepubliceerd die licht moesten werpen op de zaak (hun conclusie: in materieel opzicht was de erfe­nis vrij klein, bijna nihil). Naast de presentatie van het onderzoek was er ook een debat tussen Marco Pastors van Leefbaar Rotterdam en oud-minister Tineke Netelenbos. Soms zit leed diep: Netelenbos meende nog altijd dat Fortuyn de boel had opgejut, dat er in feite niets mis was met de Paarse jaren. Haar bijdrage bestond uit de volgehouden bewering dat het destijds fan­tastisch ging met Nederland, en als die charlatan er niet was geweest, er ook nooit zo’n rare mythe over de ‘puinhopen van Paars’ was ontstaan. Vleesgeworden verbolgenheid aan tafel met de oud-voorman van Leefbaar Rotterdam, die ineens een reëel en pragmatisch mens leek. Hoe zat het ook alweer met Fortuyn en zijn erfgenamen? Het populisme is niet voorbij, maar de opwinding erover wel – de meeste ana-lyses ervan ademen nu een soort berusting over de vraag waarom de burger boos is. We zijn er voorbij, we begrijpen het, weten het. Dat we (of wie zich dan ook maar aangesproken voelt) ons tijdens de jaren ’90 collectief vergaloppeerden is een cliché dat zich zelfs bij de flauwste borrel­praat niet meer durft te vertonen. In Euforie maakt Christiaan Weijts architect Johannes Vermeer het middelpunt van een verhaal dat begint bij een terroristische aanslag in het hart van Den Haag, en eindigt wanneer ook alle andere illusies uit zijn leven aan diggelen zijn geslagen. De tegenstelling in de roman van Weijts is die tussen geborgenheid en menselijkheid enerzijds, en de egocentrische, gejaagde, door te gladde jongens beheerste wereld. Die wereld is onherbergzaam, en dus kruipen we terug in de kleine wereld, of in onze herinneringen. Weijts laat Vermeer zijn onnozele eerste jeugd­liefde opnieuw beleven, aan het einde van de jaren ’80 en het begin van de jaren ’90 – toen de wereld nog leuk was, of in ieder geval vanuit het per­spectief van de jeugdige onschuld overzichtelijk. In het echte leven, de hoofdlijn van het verhaal, komen de generatiegenoten van Vermeer (en de architect zelf ) er beroerd af. Euforie is in die zin het sluitstuk van een tijdperk, de literaire erfenis van Fortuyn. Wat op de een of andere manier vaak wordt overgeslagen wanneer men spreekt over de erfenis van de Rotterdammer, is dat hij begon bij Leefbaar Nederland. Wie Euforie leest weet dat ‘leefbaar’ nog steeds de sleutel is: de hoofd­persoon van Weijts’ vertelling komt via de archi­tectuur tot diezelfde slotsom, en beweegt steeds meer richting een ontwerp dat menselijkheid ademt – leefbaarheid in feite, die klein begint: in de straat en de wijk. Euforie mag gelezen worden als afrekening met een generatie die volwassen werd tijdens de jaren ’90, en het verprutste in de periode erna. Aan een volgende generatie om hun onvermogen ongedaan te maken.   Thijs Kleinpaste studeert geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en is schrijver van het boek Nederland als vervlogen droom.   Christiaan Weyts, Euforie, De Arbeiderspers, 400 blz., ISBN 978 90 295 8627 6   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2013: Sociaal-liberalisme in de lokale politiek, en is te vinden bij het onderwerp literatuur.