Hoe sociaal-liberaal is de digitale economie?
Een aantal simpele micro-economische principes leidt ertoe dat in de digitale wereld een paar bedrijven als grote winnaars uit de bus zijn gekomen. Dit confronteert ons met nieuwe uitdagingen: hoe houden we de markt open voor nieuwkomers, zonder het succes van de winnaars af te straffen? En hoe waarborgen we de keuzevrijheid – en privacy – van de individuele consument?
Door Annet Aris
De grote impact van digitalisering op onze economie staat buiten kijf. Het is echter nog zeer omstreden hoe de impact precies zal uitpakken. De digitale goeroes, vooral de knappe koppen uit Silicon Valley, zijn er stellig van overtuigd dat digitalisering tot welvaarts- en welzijnsgroei leidt. Immers, door digitalisering gaan zowel de productiviteit als de innovatiekracht met sprongen vooruit. De productiekosten dalen significant door de inzet van intelligente robots, het gebruik van kunstmatige intelligentie en door apparaten die met elkaar spreken via het ‘Internet of Things’. De verwachting is dat deze revolutie, ook wel ‘Industry 4.0’ genoemd, de productiviteit van de maakindustrie met 30 tot 40 procent zal verhogen.
Een ander belangrijk effect is de afname van transactiekosten – de kosten die gemaakt worden om met anderen zaken te doen, bijvoorbeeld voor het selecteren van producten, het onderhandelen over de prijs en het zekerstellen dat afspraken worden nagekomen. Deze kosten, die tot 50 procent van de totale kosten kunnen bedragen, zullen in veel gevallen bijna verdwijnen. Bedrijven als Uber, Airbnb en eBay laten zien dat door digitalisering de markten transparanter worden, de prijsvinding effectiever en beschikbare capaciteiten veel beter gebruikt.
Niet alleen productiviteit, ook innovatie krijgt door digitalisering een flinke zet in de rug. Het wordt mogelijk het beste talent wereldwijd te mobiliseren door middel van online uitschrijvingen en competities. Ook samenwerking tussen diverse talenten, vaak een belangrijke voorwaarde voor een doorbraak, wordt veel makkelijker, door de vele online samenwerkingstools zoals Slack en Skype. Startende bedrijven hebben steeds minder beginkapitaal nodig; in plaats van te investeren in hardware huren ze digitale capaciteiten in de Cloud of als Software as a Service (SaaS).
Sociaal-liberale uitdagingen
Veel goed nieuws dus, maar zoals altijd in het leven zit er een aantal addertjes onder het gras. Ik zie drie grote risico’s: een scheve verdeling van de gecreëerde waarde, verlies van privacy en een grotere kwetsbaarheid voor cyberaanvallen en storingen door onze toenemende afhankelijkheid van de digitale wereld. De interessante vraag is hoe wij als sociaal-liberalen met deze uitdagingen moeten omgaan. Richtingwijzers als het vertrouwen op eigen kracht, internationaal denken en handelen, en het belonen van prestatie lijken de vrije ontwikkeling van een digitale wereld te ondersteunen. Tegelijkertijd pleiten andere richtingwijzers, zoals het delen van welvaart, het streven naar een duurzame en harmonieuze samenleving en het grondrecht op privacy, er juist voor om hier en daar paal en perk te stellen. Typisch sociaal-liberale dilemma’s waarbij een zoektocht naar het juiste evenwicht nodig is. Ik maak een begin voor de twee lastigste dilemma’s: in hoeverre moeten (en kunnen) we paal en perk stellen aan de macht van internetgiganten die zich een disproportioneel deel van de welvaart en macht toe-eigenen? En in hoeverre moet de overheid de privacy van burgers beschermen, of moet de burger daarvoor zelf meer verantwoordelijkheid nemen?
Digitale monopolies…
Digitalisering leidt gemiddeld tot een hogere productiviteit en betere producten en services; de verdeling van de welvaart verandert echter ook fundamenteel. Dit geldt voor zowel bedrijven als individuen. Een aantal simpele micro-economische principes ligt hieraan ten grondslag. Fysieke producten worden vervangen door digitale informatie – bijvoorbeeld de cd door muziekstreaming. Digitale informatie wordt vaak ook een belangrijk deel van producten, denk aan een auto met zelfrijdende software. Hierdoor verschuift de verhouding tussen vraag en aanbod fundamenteel. Digitale informatie is, in tegenstelling tot een fysiek product, immers niet schaars; het kan eindeloos en bijna gratis vermenigvuldigd worden en raakt niet op. Daarbij, als een digitaal product beter is dan een ander product, dan is dit in de transparante digitale wereld direct zichtbaar. Het onbeperkte aanbod leidt er vervolgens toe dat iedereen het betere product eenvoudig kan krijgen. Een klein verschil in kwaliteit kan al leiden tot een enorm verschil in marktaandeel. Harvard-professor Anita Elberse laat in haar boek Blockbusters zien dat in de digitale wereld de beste producten een veel groter deel van de koek krijgen dan in de analoge wereld.
Ook industriestructuren veranderen. In de fysieke wereld spelen schaalvoordelen een rol: hoe groter bedrijven zijn, hoe lager hun gemiddelde kosten. Echter, het opbouwen van schaal kost tijd en investeringen en op den duur wordt het bedrijf zo complex dat schaaleffecten niet meer werken. Maar in de digitale wereld spelen naast schaaleffecten vooral ook ‘externenetwerkeffecten’ een rol: hoe meer gebruikers en aanbieders een digitaal platform heeft, hoe aantrekkelijker het voor iedereen wordt en hoe beter de data-algoritmen worden. Facebook en Booking.com zijn hiervan goede voorbeelden. Deze netwerkeffecten groeien exponentieel en hebben nauwelijks extra investeringen nodig. Digitale bedrijven kunnen dus veel sneller groeien dan traditionele fysieke bedrijven, mits ze er op tijd bij zijn en inderdaad het beste aanbod hebben. Traditionele oligopolies, bijvoorbeeld krantenuitgevers, worden meer en meer vervangen door monopolies, zoals die in sociale media.