Het sociaal-liberalisme als utopie: theorie + praktijk

Lees hier het pdf van dit artikel. Elke politieke partij, ook D66, bestaat bij de gratie van een maakbaarheidsstreven. Immers, partijen streven ernaar om de samenleving naar hun wensen vorm te geven. Is dit maakbaarheidsideaal theoretisch te verenigen met het sociaal-liberale denken? En hoe werkt dit in de politieke praktijk? Aan het woord zijn Joris Backer, voorzitter van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, en Mark Sanders, oud-voorzitter van de voorganger van deze Stichting, het Kenniscentrum D66. Het sociaal-liberale gedachtegoed kent utopische elementen, maar heeft geen theoretische eindvorm. De focus op de vrijheid van het individu leidt per definitie tot verschillende uitkomsten. Door Joris Backer Een maakbaarheidsideaal definieer ik als het utopisch verlangen om de samenleving te willen ‘boetseren’ in een theoretisch gefundeerde eindvorm. Die eindvorm kan op velen een enorme aantrekkingskracht uitoefenen. De kracht van het idee – bijvoorbeeld: gelijkheid! – kan onweerstaanbaar zijn. Voorspelbaarheid en simplificatie, mits gebaseerd op een ideologisch imperatief en een goed georganiseerde meedogenloze voorhoede, heeft in de geschiedenis de massa’s in beweging kunnen krijgen. De ingenieurs van de ziel konden er in de Sovjet-Unie bijna negentig jaar aan werken. Het leverde vis van ‘tweede versheid’ op, zoals schrijver Michael Boelgakov het zo mooi parodieerde. Want in de aantrekkingskracht zit tegelijkertijd de zwakte. De samenleving is complex, het aantal variabelen is enorm, de onderlinge afhankelijkheden variëren en de theorie staat de exacte beschrijving, een onfeilbaar model en voorspelbaarheid daarvan, niet toe. Het zijn altijd geabstraheerde samenlevingsmodellen waar we het mee moeten doen. Wil je daarin geloven dan is het belangrijk wie de utopie boetseert. En of de ingenieurs van de ziel vervangbaar zijn als het volk tot de conclusie komt dat het resultaat niet overeenkomt met de utopische wens. Meestal blijkt dat echter niet mogelijk: democratie en dictatuur van het proletariaat zijn niet verenigbaar. De volgende vraag is of, en in hoeverre, Vertrouw op de eigen kracht van mensen – als centraal uitgangspunt geplaatst tussen de andere vier sociaal-liberale richtingwijzers1 – utopische trekken heeft? Misschien wel, maar er is een fundamenteel verschil tussen het utopische visioen van het sociaal-democratische en het sociaal-liberale denken. Wij sociaal-liberalen gaan nimmer uit van een (dwingend) gedefinieerde eindsituatie, maar stellen, wanneer wij onze idealen formuleren, wel een voorwaarde: democratie. De sociaaldemocratie stelt die voorwaarde ook, maar heeft het overheersende imperatief van de gelijkheid –theoretisch – nimmer fundamenteel gerelativeerd. Als er bij ons een ideologisch imperatief zou zijn, dan is het dat verschillen juist essentieel zijn. De ontplooiing van ieder individu vormt de kracht van de een, maar ook de beperking van de ander. Daarom kan (en zal) de uitkomst per definitie verschillen. De uitkomsten moeten bovendien ook nog worden gecorrigeerd om een rechtvaardige verdeling van welvaart te bewerkstelligen, binnen een fundamentele rechtsorde. Als verschillen in de ontwikkeling/ontplooiing van mensen in de maatschappij een geaccepteerde uitkomst zijn – en dat is het in ons gedachtegoed – dan levert die eindsituatie steeds een complex beeld op. Wanneer is die eindsituatie bovendien bereikt en wie stelt dat vast? De vis is in de samenleving, georganiseerd naar ons ideaal, zeker van eerste versheid, maar steeds moet ook de vraag gesteld worden of die vis eerlijk genoeg wordt verdeeld. Deel de welvaart is een houding, een streven en dus een belangrijk onderdeel van onze bescheiden utopie. Het wegen van belangen, het belonen van prestaties, het alloceren van verliezen, het laten meedelen in ongemakken, de sterkste schouders vinden voor de zwaarste lasten, de kosten efficiënt beheren, het bestuur en de verantwoording op het juiste niveau organiseren: bijna altijd is het maatwerk. Elke oplossing heeft meestal een onvoorziene bijwerking. Ook sociaal-liberalen boetseren, maar de vorm en de uitkomst zullen vaak verrassend verschillen van het oorspronkelijke vertrekpunt. Mensen en organisaties leren van kleine en grote fouten om beter te worden. Facts do matter! Als de samenleving een veelvoud is van ons eigen leven, dan is de maakbaarheid ‘dichtbij’ illustratief. Hoe goed zijn wij zelf in het ‘boetseren’ van ons eigen leven? Verschillen in levensstijl en ambities zijn van alle tijden. Je eigen overleving kan boven dien niet zonder een dosis geluk, ook als je in een metafysische kracht gelooft. Kinderen fietsen naar school en zijn kwetsbaar. Misschien worden ze later alpinist en gaan ze bewust op zoek naar spanning en gevaar. Stomme pech bestaat nog steeds. Toch stel ik een sterke drang in de politiek vast om alle mogelijke pech en ongeluk die burgers kan overkomen met wortel en tak uit te roeien. Dat streven is niets anders dan een nieuw utopisch verlangen: hoe boetseren we de samenleving zo dat pech wordt geelimineerd? Helaas, een onmogelijk verlangen: complexiteit is de spelbreker. Wouter Bos verzuchtte in een van zijn afscheidsinterviews in 2010 dat – in mijn eigen woorden weergegeven – de complexiteit van de uitdaging om het land te regeren hem was tegengevallen. Dat begrijp ik nu na (bijna) een jaar lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten Generaal. Het is boeiend en leerzaam om medewetgever te zijn. Het volume en de onderlinge verwevenheid van wetsvoorstellen die de Eerste Kamer bereiken zijn verbijsterend. Ongetwijfeld is het zaad voor deze wetgevingsproducten eerder deels door ons zelf gezaaid. Zij geven vorm aan politieke wensen, opgetekend in verkiezingsprogramma’s of bedacht door beleidsambtenaren of belangengroepen, of komend uit Brussel, die in de mêlee van gebeurtenissen in kabinet of de Tweede Kamer met prioriteit komen bovendrijven. Wij weten allemaal uit eigen waarneming dat die prioriteit vaak ook van toeval afhangt. Wat hier van zij, deze veelheid van invloeden en de soms toevallige vertaling naar wetgeving en beleid ervan, illustreert hoe ver de realiteit van de politieke besluitvorming afstaat van de abstractie die de utopie regeert. Want deze ingewikkelde boetseerkunst waaraan vele handen zich wagen is niet te verenigen met een eindbeeld dat door middel van streng voorgeschreven stappen onvermijdelijk en onafwendbaar gerealiseerd gaat worden. De open samenleving is een boetseerproject dat nooit af is! Het D66-ideaal is niet de utopie van de maakbare samenleving, maar het voortdurend samen boetseren, vormen en buigen van die samenleving in de richting waarin onze idealen ons van geval tot geval zullen wijzen. Welke richting? Kom ik toch via deze omweg uit bij onze vijf sociaal-liberale richtingwijzers!   Joris Backer is voorzitter van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van D66.   Noot 1 Zie ‘Vertrouw op de eigen kracht van mensen’ (2009) en ‘Het gaat om mensen’, het D66-Verkiezingsprogramma voor de Tweede Kamer (2006). - - - In de politiek draait het om zowel dromen als daden. De kunst is om in tijden van machtsuitoefening en verantwoordelijkheidsplicht altijd ruimte te houden voor ‘wensdenkvrijplaatsen’. Door Mark Sanders Politiek zonder idealen is dood, maar je beperken tot het hebben van louter idealen leidt ook tot niets: de kunst is een juiste balans te kiezen. In de politieke praktijk is de balans tussen wens- en haalbaarheidsdenken echter geen weloverwogen keuze. De politieke praktijk bestaat uit een voortdurende worsteling tussen wens- en haalbaarheidsdenkers. En in die worsteling verschuiven de krachtsverhoudingen volgens een voorspelbaar patroon. Dat patroon, zo luidt mijn stelling, vertaalt zich vooral ook voor D66 in een electorale cyclus van op- en neergang, die haar laatste dieptepunt nog maar in 2006 bereikte met 0 zetels in de peilingen. Deze schommelingen hebben veel te maken met de (schijnbare) tegenstelling tussen wens- en haalbaarheidsdenkers. D66 staat, in de ogen van de kiezers, vooral voor wat landelijk bekende D66’ers in de pers uitdragen. En die dragen over de electorale cyclus heen een nogal verschillende boodschap uit. In en direct na de electorale opgang volgt een fase van machtsuitoefening en – als gevolg daarvan – het nemen van verantwoordelijkheid. D66 is geen getuigenispartij. Als er electoraal succes geboekt is dan doen we ook mee. Dat betekent dat, in de ogen van de kiezers, de vertegenwoordigers van het D66-geluid in Regering en Parlement zitten. Deze vertegenwoordigers worden geselecteerd op hun vermogen om voor D66 belangrijke zaken binnen te halen en vervolgens te realiseren.En daar rekenen pers en publiek ze ook op af. Als bewindspersonen en coalitiefractie worden zij omringd door een leger van betrouwbare, loyale ambtenaren en professionele lobbyisten die vooral op haalbaarheid, compromis en de korte termijn (4-8 jaar) zijn ingesteld. Deze D66’ers zijn of worden dus haalbaarheidsdenkers en het is volstrekt begrijpelijk en gebruikelijk dat politici in die positie proberen hun compromissen als winst uit te leggen en verdedigen. Uiteraard doen ze dat ook richting eigen leden en kiezers. Als dit haalbaarheidsdenken echter het enige is dat de kiezer nog van je partij meekrijgt, haakt ze vanzelf af, ongeacht wat je in Den Haag binnenhaalt. Hoe anders valt de balans tussen wens- en haalbaarheidsenken uit als er geen directe macht uitgeoefend wordt. Als de partij als een man achter haar fractie kan gaan staan. Een fractie die, omdat het een ‘overzichtelijke’ fractie is, aangewezen is op inspirerende input vanuit de achterban omdat lobbyisten en ambtenaren je links laten liggen. Dan is elke hulp welkom en dat inspireert enorm. De leden kunnen in thema-afdelingen, op het congres en op andere plekken de Kamerleden geestelijk voeden en zien dat vervolgens terug. En ook vanuit de pers is aan de oppositie steeds de vraag: hoe zou u het dan anders willen? Iedereen vraagt om wensdenken van de vertegenwoordigers en de achterban kan en wil dat graag en met plezier leveren. Na de regeringsdeelname was in 2006 de omslag binnen D66 voelbaar en enorm. Zo zuur en dood als de partij was in 2005-2006, zo fris en beweeglijk swingt het nu de pan uit. Je kunt het zwaar ‘herbronnen’ noemen, of het opnieuw aantrekken van je ideologische verenpak, maar het is volgens mij veel trivialer en fundamenteler dan dat. Het wensdenken, terug van weggeweest, inspireert: je politici, je leden en je kiezers. En inspiratie doet ook de politiek leven. Nu is natuurlijk de vraag hoe we dat wensdenken gaan vasthouden, ook als we eventueel straks weer macht krijgen en verantwoordelijkheid moeten dragen? Daar zijn wensdenkvrijplaatsen voor nodig. Iedere D66-huiskamer komt daarvoor natuurlijk in aanmerking, maar ook institutioneel moeten we zulke plaatsen creëren en beter en sterker vormgeven dan nu gebeurt. Bijvoorbeeld bij het wetenschappelijk bureau en binnen de thema-afdelingen. De Mr. Hans van Mierlo Stichting zet lange lijnen uit en thema-afdelingen eisen nu steeds meer de rol van wensdenkvrijplaats op. Maar pas op: thema-afdelingen vervallen snel in haalbaarheidsdenken als de macht in zicht komt en de druk op de Mr. Hans van Mierlo Stichting om zich ‘ten dienste te stellen van…’ loopt dan ook snel op. Daar moeten de bestuurders van de diverse gremia heel scherp op zijn. Mik op kwaliteit van ideeën en lange termijn wensdenken. Dat is de rol die de thema-afdelingen en de Mr. Hans van Mierlo Stichting moeten vervullen. Van het allergrootste belang is dat het wensdenken binnen D66 zijn vaste plek krijgt. Dat als we straks weer meedoen in het centrum van de macht, en thema-afdelingen wensen kenbaar kunnen maken die niet overeenstemmen met de fractielijn of het Regeerakkoord. Als het wetenschappelijk bureau met een publicatie komt die in het formuleren van idealen en gedachten veel verder gaat dan een net moeizaam bereikt compromis. Juist dan zal het landelijk bestuur, gesteund door de leden pal moeten staan voor alle dromers binnen de partij. Politiek is de kunst van het haalbare, maar zonder inspiratie verwordt de kunst tot ambacht.   Mark Sanders was voorzitter van het Kenniscentrum D66, en landelijk bestuurslid van 2005-2008, verantwoordelijk voor kennis en deskundigheid.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2012: Utopia: wat is wenselijk? Wat is haalbaar?, en is te vinden bij de onderwerpen filosofie en sociaal-liberalisme.