Het einde van de utopie?

Lees hier het pdf van dit artikel. Utopieën worden over het algemeen afgedaan als onrealistische dagdromen en gevaarlijke, romantische en onbereikbare fantasieën. Maar dat is onterecht. Utopieën maken ons bewust van onrechtvaardigheden en tekortkomingen in de maatschappij. Marius de Geus vertelt over de kracht en zwakte van de utopie en wat utopisch denken vermag. Door Marius de Geus Velen hebben geschreven over de afname van de rol van ideologieën in de moderne politiek. Het debat over het zogenaamde ‘einde van de ideologie’ is al langer dan een halve eeuw gaande, met denkers als socioloog Daniel Bell die in 1960 promoveerde op het boek The End of Ideology. In dit werk stelt Bell dat de grote ideologieen van de 19e en 20e eeuw achterhaald zijn geraakt, en de westerse samenleving zich steeds verder ontwikkelt in de richting van een postindustriele maatschappij. Ook een moderne denker als Francis Fukyama verklaarde in zijn veel besproken The End of History, and the Last Man (1992) dat de grote ideologieënstrijd definitief is beslecht. In zijn visie is er geen ruimte meer voor veelomvattende ideologische verhalen en grootse vernieuwende denkbeelden over een ideale maatschappij. Volgens Fukuyama wordt tegenwoordig aanvaard dat de liberale democratie in combinatie met een vrije markteconomie de hoogste welvaart en grootste mate van individuele vrijheid verschaft. Ook in Nederland hebben de meeste politieke partijen hun eerdere vertrouwen verloren in de kracht van het ideologisch denken en in het idee van de maakbare samenleving. De westerse liberale democratie wordt voortaan gezien als het hoogst bereikbare en meest productieve institutionele systeem. In het kielzog van het einde van de ideologie is ook het utopische denken in de laatste decennia van de 20ste eeuw steeds meer in diskrediet geraakt. Utopieën worden over het algemeen afgedaan als onrealistische dagdromen en gevaarlijke, romantische en onbereikbare fantasieën. Toch kan men zich afvragen wat de achtergronden zijn van het utopische denken, zoals ooit voor het eerst vormgegeven door de Engelse raadsman en filosoof Thomas More in zijn bekende werk Utopia (1516). Ook in onze tijd lijkt de vraag relevant wat het dynamische vermogen van een utopie is en wat het utopische denken ons kan brengen. Maar ook: hoe gevaarlijk is het utopische denken, en is een utopie gedoemd om onvermijdelijk te eindigen in haar tegenhanger, de dystopie? Utopie en utopisch denken De geschiedenis van het utopische denken gaat terug tot ver voor het begin van onze christelijke jaartelling. De Griekse filosoof Plato (427-347 v. Chr.) was een van de eerste politiek-filosofen die de waarde inzag van het uitwerken van een gedetailleerd model van hoe een maatschappij er ‘idealiter’ zou behoren uit te zien. In zijn Politeia formuleert Plato een messcherpe kritiek op het Atheense democratische systeem. Hij ontwikkelt vervolgens een kritisch tegenbeeld van een hiërarchisch geordende maatschappij die wordt geregeerd door filosofen-heersers die kennis hebben van het ultiem ‘goede en rechtvaardige’. Op basis van een abstract en verheven ideaal van universele rechtvaardigheid construeert Plato een ideale samenleving die niet de tekortkomingen van de toenmalige Griekse samenleving kent. Zoals al opgemerkt, was het Thomas More die de term utopie feitelijk heeft gemunt en die nadere inhoud en betekenis aan het begrip heeft gegeven. In 1516 schreef More een nietsontziende kritiek op het vroegkapitalistische Engeland dat werd beheerst door grootgrondbezitters en werd gekenmerkt door grote armoede en sociale ongelijkheid. More concludeerde dat er geen sprake zal kunnen zijn van werkelijke rechtvaardigheid of welvaart, zolang er privé-eigendom bestaat en alle menselijke verhoudingen alleen in termen van geld wordt afgemeten. In zijn Utopia pleit hij onder meer voor collectief eigendom van grond en goederen en het afschaffen van geld als ruilmiddel. De leden van zijn ideale maatschappij en staat leiden een gelukkig, gezond en ontspannen leven. Er is dan ook geen sprake van schaarste aan voedsel, banen en goederen. Iedereen werkt naar vermogen en ontvangt van de gemeenschap naar individuele behoeften. More maakte op inventieve wijze gebruik van de nadrukkelijk dubbelzinnige betekenis van het begrip ou-topos, met ou verwijzend naar het feit dat het gaat om een ‘niet bestaande plaats’, en de term eu-topos, met eu refererend aan ‘het goede’, oftewel een ‘gelukkige plaats’. Deze ambiguiteit van het begrip utopie verwijst direct naar wat men wel het fundamentele utopiedilemma zou kunnen noemen: is dat wat wij wensen ook in werkelijkheid te realiseren en in hoeverre leidt het willen realiseren van een utopie wellicht juist tot een diametraal tegenovergesteld effect? Van Thomas More loopt er een utopielijn door naar o.a. Francis Bacon, Robert Owen, Henri Saint-Simon, Charles Fourier, Edward Bellamy, William Morris tot aan latere denkers als Bernard Skinner, Ernest Callenbach, en feministische auteurs als Marge Piercy en Ursula K. Le Guin. Naast deze gedetailleerde schetsen van alternatieve samenlevingsmodellen bestaat er ook het type van de dystopie. In deze antiutopieën wordt juist een visioen geschilderd van een maatschappij die gewelddadig is en onvrij. De bekendste namen van deze stroming zijn schrijvers als Samuel Butler, Jevgenii Zamjatin, Aldous Huxley en George Orwell. De dynamiek van de utopie Wat is nu bij uitstek het dynamische vermogen van de utopie en wat kan het utopische denken ons ook in deze tijd brengen? Na bestudering van een groot aantal utopieën ben ik tot de conclusie gekomen dat utopieën vooral uitblinken in een drietal functies. Om te beginnen wordt in utopische verhalen gebruik gemaakt van fantasierijke schetsen en beeldende visies waardoor creatieve beelden worden opgeroepen. Kenmerkend voor utopieën is dat zij veelal een ongekende beeldende kracht bezitten en niet alleen appelleren aan het redeneervermogen van de lezer, maar ook (en vooral) hun voorstellingsvermogen aanspreken. Daarnaast kunnen utopieën gezien worden als denkoefeningen in de toekomstvoorspelling. Als lezer ervaart men de verwondering die inherent is aan het beschouwen van een toekomst waarin wordt afgerekend met onvrijheid, armoede, en ongelijkheid. De auteur laat ons kennismaken met onverwachte en spectaculaire doorbraken in de biomedische wetenschappen, de natuurwetenschappen, de gedragswetenschappen, enzovoort, waardoor de mens opeens een veel gelukkiger en waardevoller leven beschoren lijkt. Misschien ligt de grootste kracht van de utopie echter in het bewustmaken van de lezer van onrechtvaardigheden en tekortkomingen van de maatschappij waarin men is opgegroeid. Utopisten houden hun tijdgenoten bij uitstek een kritische spiegel voor. Zij bekritiseren het bestaande maatschappelijke stelsel en geven bespiegelingen over een ‘denkbare’ en meer rechtvaardige wereld. Op deze wijze kunnen zij ons opmerkzaam maken op die aspecten van de werkelijkheid die onszelf al lang niet meer opvallen. Utopieën kunnen hierdoor behulpzaam zijn om ons scherper te leren waarnemen en kansen voor herziening van onze instituties te blijven zien. Op de zwakten en nadelen van het utopische denken is al gewezen door auteurs als Karl Popper, Hannah Arendt en, in ons land, Hans Achterhuis. Kort samengevat komt de kritiek op de utopie telkens neer op de volgende punten: de utopische benadering is gericht op het realiseren van een vaststaand, gefixeerd politiek einddoel in de vorm van een ‘blauwdruk’ van een ideale maatschappij. Er bestaat echter geen wetenschappelijk verantwoorde methode om vast te stellen wat dit absolute en onveranderlijke ideaal inhoudt en wat de beste strategieën zouden kunnen zijn om haar te bereiken. Daar komt bij dat in de praktijk de utopische methode ertoe leidt dat halsstarrig zal worden vastgehouden aan de eerder bedachte detailschets, die koste wat het kost tot uitvoering moet worden gebracht. In de praktijk blijken echter de sociale en economische omstandigheden voortdurend te veranderen. Vaak blijkt ook het ontwerp in de praktijk uiterst lastig uitvoerbaar, of te leiden tot onvoorziene en nadelige consequenties. Als de grootste zwakte van de utopie wordt doorgaans gezien het dwingende, onderdrukkende karakter ervan. In utopieën wordt volgens critici een onbetwistbare waarheid aan de burgers bijgebracht en opgelegd. Het gevolg is een ‘gesloten samenleving’ waarbinnen het collectief zal heersen over het individu. In Poppers analyse worden mensen in utopieën als het ware ‘gedwongen tot geluk’ en vormen zij slechts het ruwe materiaal dat wordt gekneed naar de ‘superieure’ inzichten van de utopist. Waarde(n)volle discussie De ruimte om nog dieper in te gaan op de beoordeling van deze verschillende zwakten en sterkten van het utopieverschijnsel ontbreekt hier. Vastgesteld kan worden dat de critici van het utopische denken zich vooral concentreren op vragen als: is deze utopie in de praktijk uitvoerbaar? Wat kunnen wij uit de geschiedenis afleiden over de gevaren van het exact willen invoeren van een bepaalde utopie? En in hoeverre bevat een utopie de claim dat er sprake is van een absolute waarheid die met dwang dient te worden ingevoerd? Tegenover deze op zich terechte vragen kunnen echter vele andere vragen worden gesteld die tot een duidelijk vruchtbaarder discussie kunnen leiden. In welke mate bevat een utopie een terechte kritiek op maatschappelijke misstanden en onrechtvaardigheden? In hoeverre biedt een utopie een innovatief beeld van een ‘mogelijk betere’, alternatieve maatschappij? Leidt een utopie tot een herbronning van hoogstaande maatschappelijke idealen, zoals vrijheid, gelijkheid, broederschap, sociale rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen? De dynamiek en kracht van de utopie is en blijft bestaan uit het motiverende karakter van de hoogstaande idealen die eraan ten grondslag liggen. Die idealen zijn nog altijd relevant en kunnen ons op waardevolle ideeën brengen. Vooral de contrastrijke ‘tegenbeelden’ die door utopieen worden opgeroepen kunnen onze verbeeldingskracht stimuleren, waardoor wij alerter en scherper kunnen reflecteren op actuele politieke vraagstukken. Utopieën kunnen ongekende handelingsperspectieven bieden om problemen als ongelijkheid van kansen, natuurvernietiging en klimaatverandering, en bijvoorbeeld ook het vraagstuk van rechtvaardigheid tussen de huidige en toekomstige generatie op te lossen. Naar een veerkrachtige utopie Waar de analyses van Daniel Bell en Francis Fukuyama over het einde van de geschiedenis prematuur zijn gebleken, is ook het afschrijven van de betekenis van utopisch denken onterecht. Zeker, in de 21ste eeuw is geen behoefte meer aan utopische maatschappijvisies die de burger een dwingend en hermetisch dichtgetimmerd maatschappijbeeld voorhouden. De meeste burgers en politici nemen ook afstand van het idee dat het mogelijk is om een perfecte, ideale maatschappelijke ordening te realiseren waarin iedereen volkomen gelukkig is. En de gedachte aan een volledig statisch einddoel van politiek en economie heeft weinig aantrekkingskracht. Dit betekent echter niet dat utopieën waardeloos zijn geworden en definitief dienen te worden afgeschreven. Integendeel, er kan gepleit worden voor een open utopie met krachtige beelden van een betere maatschappij, die mee verandert met maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Dit type flexibele en veerkrachtige utopieën kan de burger een zichtverruimend perspectief bieden, en een aansprekende richting aangeven waarin de maatschappij zich in de toekomst kan ontwikkelen.   Dr. Marius de Geus is docent op het terrein van de politieke theorieën, o.a. organisatiefilosofie en milieufilosofie. De Geus publiceerde met name over libertaire politieke theorie en de waarde van ecologische utopieën voor het moderne natuur- en milieudebat. Tegenwoordig verricht hij vooral onderzoek naar de gevolgen van de consumptiemaatschappij in relatie tot klimaatverandering, alsmede ecologisch verantwoorde, duurzame levensstijlen.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. - - Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2012: Utopia: wat is wenselijk? Wat is haalbaar?, en is te vinden bij het onderwerp filosofie.