Hans van Mierlo en de Nederlandse politiek

Lees hier het pdf van dit artikel. Door Jan Vis De Nederlandse kiezer mist het recht om zijn eigen regering te kiezen … en dat moet veranderen. Zo ongeveer was de boodschap waarmee Hans van Mierlo in 1966 de politieke arena binnenstormde. De burger moest twee stemmen krijgen: een voor het kiezen van de macht (de minister-president) en een voor het kiezen van de controle op de macht (het parlement). Pas dan zou ons stelsel echt democratisch zijn. Tot op de dag van vandaag is het bij een ideaal gebleven. Nog steeds zijn het niet de burgers die uitmaken wie er gaat regeren. Nog steeds hebben ze geen echte keus en moeten ze maar afwachten wat  de kabinetsformatie oplevert. Een groot deel van Van Mierlo’s politieke handelen is het rechtstreekse gevolg van zijn overtuiging dat onze democratie niet kan voortbestaan zonder vernieuwingen die een eind maken aan het fundamentele tekort . ‘We moeten de revolutie  maken voordat hij uitbreekt’, was een van zijn paradoxale uitspraken. Na het eerste  succes van D66 (in 1967 met zeven zetels in de Tweede Kamer)  kwam de staatscommissie  Cals Donner met het advies om de burgers niet alleen de kamer maar ook de formateur te laten kiezen. Dat voorstel ging een heel eind in de goede richting. Maar het was ook een belangrijke inbreuk op de macht van de gevestigde orde en werd dan ook snel in de archieven bijgezet. Van praktischer belang was Van Mierlo’s initiatief om samen met de PvdA en de PPR (een van de partijen die later opging in Groen Links) een schaduwkabinet met regeringsprogramma te formeren dat de kiezer kon steunen door op een van de drie partijen te stemmen. Het was een stoutmoedige  actie om de bestaande orde te doorbreken. Na snoeiharde formatieonderhandelingen met KVP en ARP resulteerde de vernieuwingspoging in het kabinet- Den Uyl maar niet in de vooral door D66 beoogde Progressieve Volkspartij van de drie partijen. D66 betaalde een hoge prijs: als er toch al een gemeenschappelijke programma is waarom zou je dan nog op D66 stemmen en niet meteen op Den Uyl? Van Mierlo voelde zich verantwoordelijk voor de electorale afgang en maakte als politiek leider (in 1973) plaats voor Terlouw die in 1981 veel succes haalde met  D66 als ‘redelijk alternatief’. Duidelijkheid vóór de verkiezingen bleef een uitgangspunt  van D66. Voor de verkiezingen werd bepaald met wie wel en met wie niet zou worden samengewerkt. In de politieke cultuur van toen was dat een kwestie van elementair fatsoen tegenover de kiezer die dan in elk geval wist aan welke regeringscoalitie de partij zou willen meedoen. Intussen ontwikkelde D66 zich tot een links liberale partij met sociaaleconomische opvattingen die nogal wat behoudender waren dan die van Van Mierlo. Zijn vertrek uit de politiek leek definitief. Maar na acht jaar kwam hij onverwacht terug  – als minister van Defensie in het kabinet Van Agt II waarin premier en de vicepremier Den Uyl zo met elkaar overhoop lagen dat het kabinet binnen een jaar bezweek. Het was een ongelukkig avontuur temeer daar Van Mierlo aan zijn ministerschap een slepende leverinfectie overhield – opgelopen tijdens een bezoek aan het Nederlandse VN-detachement  in Libanon. Na de vervroegde verkiezingen van september 1982 (waar D66 terugviel van 17 zetels naar 6) verdween Hans weer uit de politiek – maar dit keer niet voor lang. In 1983 werd hij gekozen tot lid van de Eerste Kamer en daar groeide het voornemen om het verzwakte D66 – na het vertrek van Terlouw in 1982 in leven gehouden door de onvermoeibare Engwirda - weer overeind te krijgen. Dat lukte. Met Van Mierlo als lijsttrekker haalde D66 9 zetels in 1986, 12 zetels in 1989 en 24 in 1994. De partij was echt groot geworden en Van Mierlo bereikte bij de formatie van het eerste paarse kabinet  een belangrijke politieke doorbraak door de Christen Democraten buiten het kabinet te houden. Voor het eerst sinds de invoering van het algemeen kiesrecht (1918) deden ze niet mee. Een generatielange  vanzelfsprekendheid was verdwenen. Onze democratie was een beetje normaler geworden en zonder Van Mierlo was dat niet gelukt. Met het ministerschap in van Buitenlandse Zaken in dat eerste paarse kabinet eindigde zijn politieke loopbaan. Hij werd minister van staat – een eretitel die hij met enige aarzeling accepteerde. Wat is Van Mierlo’s betekenis voor de Nederlandse politiek? Latere generaties zullen daar scherper over kunnen oordelen dan tijdgenoten. De oorspronkelijke doelstelling (het recht om de eigen regering te kiezen) is niet bereikt. D66 zelf is er opvallend zwijgzaam over. Inmiddels ontwikkelt zich het idee dat de aanvoerder van de grootste fractie premier moet worden. Dat is een karikatuur van echte democratie want daarmee komt het kiezen van de volksvertegenwoordiging op het tweede plan. De meeste kiezers associëren D66 inmiddels met het referendum en de gekozen burgemeester. Bij de oprichting van D66 waren dat puur secondaire kwesties, ook voor Van Mierlo (het referendum werd op het eerste partijcongres zelfs uitdrukkelijk afgewezen).En nog steeds is er vrijwel niets van gerealiseerd. Met vele andere politici heeft Van Mierlo dus gemeen dat hij zijn doelstellingen niet realiseerde. Maar in iets anders is hij vrijwel uniek: het vaderschap van een politieke partij. Dat is vrij zeldzaam: Abraham Kuyper richtte de ARP op, Domela Nieuwenhuis de SDB, de meeste andere partijen zijn het resultaat van groepswerk. Bij D66 ging het zo: op 18 december 1966 kwam het na twee dagen vergaderen in de Amsterdamse Rai niet tot partijvorming. De congresgangers moesten de zaal uit en liepen morrend te hoop in de wandelgangen. Mislukking leek een feit. In die chaotische situatie was het Van Mierlo die een groot beeldhouwwerk beklom en met een vurig betoog de congresgangers overhaalde om nog een derde dag bijeen te komen. Toen (op 27 december) kwam D66 echt tot stand. Van Mierlo liet op die decemberavond in de Rai voor het eerst zijn redenaarstalent en overtuigingskracht zien. Het waren  kwaliteiten die hem zouden blijven typeren als volkstribuun en integere vriend  van de publieke zaak die op unieke momenten de werkelijkheid verandert door te verwoorden wat bij zijn toehoorders sluimert .   Jan Vis is emeritus hoogleraar staatsrecht en oud-D66-senator. Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. Dit artikel verscheen in idee nr. 2 2010: Nieuwe verbindingen, en is te vinden bij de onderwerpen Nederlandse politiek en politici.