Food in the City

Lees hier het pdf van dit artikel. Melk van een koe? Tomaten van een plant? Het beeld dat stedelingen nauwelijks nog weten waar hun eten vandaan komt, klopt niet helemaal meer, menen stadsgeograaf Sebastiaan Capel en bioloog Ivar Manuel. Waar vroeger het ommeland de stad van voedsel voorzag, wordt er steeds meer voedsel in de stad zelf verbouwd. Over tomaten en paprika’s in kantoorpanden.  Door Sebastiaan Capel en Ivar Manuel De relatie tussen stad en ommeland, of zelfs platteland, is er af en toe een van (tegen)strijd, maar beide gebieden hebben elkaar ook altijd nodig gehad. Met name als het gaat om voedsel. De markt in de stad is van oudsher een uiting van een directe relatie tussen stad en ommeland. De Grote Markt, maar ook Kalvermarkt, Beestenmarkt of Botermarkt. Bijna elke stad heeft wel een markt met één van deze namen. Vooral toen de steden begonnen te bloeien en centrum werden van macht en handel, functioneerde de stad als marktplaats voor de omgeving. Boeren boden hier hun producten aan voor stedelijke consumptie. De stad bood op haar beurt de boeren uit de omgeving functies die zij zelf niet hadden, zoals ambachtslieden en vertier, of bescherming tegen aanvallen. Deze directe relatie tussen stad en ommeland als het gaat om voedsel is in de laatste eeuwen steeds sterk veranderd. De lokale markt van weleer, bestaat niet echt meer. Maar toch is lokale voedselvoorziening niet verdwenen. Sterker nog, het komt terug. Globalisering en bio-industrie Het lijkt wel of tegenwoordig steeds meer geldt ‘wat goed is, komt van ver’. De schappen van supermarkt en groenteboer zien eruit als een exotische verzameling: appels uit Israel, tomaten uit Spanje, sperziebonen uit Kenia en Tanzania en asperges uit Griekenland. Allemaal producten die we hier ook kunnen telen. Maar omdat ze van ver komen kunnen ze nu het hele jaar door aangeboden worden. Heeft letterlijke afstand al gezorgd voor een zwakke relatie tussen voedsel en consumenten, de bio-industrie heeft daar nog een figuurlijke aan toegevoegd. Beelden van megastallen, kippen en kuikens in legbatterijen en hormonaal opgepompte kalveren hebben van veel mensen vegetariërs gemaakt. Gecombineerd zorgen deze ontwikkelingen ervoor dat stedelingen de herkomst van hun eten nauwelijks meer kennen. Voor sommige stadskinderen is het niet meer vanzelfsprekend dat melk geproduceerd wordt door koeien, dat bonen van een plant komen en dat fruit aan de bomen groeit. Soms krijgen de ‘bleekneusjes’ uit de stad zelfs georganiseerd de kans om te genieten van het buitenleven: een beter voorbeeld van een verstoorde relatie tussen mensen en voedsel is er niet. Vreemd is die ‘afstand’ tot ons voedsel echter niet. Het telen van eigen groenten bijvoorbeeld heeft lange tijd het beeld van hippies in tuinbroeken opgeroepen. Denk aan de heerlijk-Engelse serie The Good Life uit de jaren ‘70, waar Tom en Barbara Good, moe van het jachtige leven, besluiten om zelfvoorzienend te worden. Dit overigens tot groot afgrijzen van hun snobberige buren Jerry en Margot. Die wens om zelfvoorzienend te zijn ging natuurlijk om eten, maar ook om kleding, brandstof en gereedschap. De praktische problemen die dit met zich meebracht stond garant voor een succesvolle TV-serie, maar creëerde ook een blijvend beeld van moestuinen als hippie-achtige bezigheid.  Bewustwording? Deze afstandelijke relatie tussen (stads-)mensen en voedsel is echter wel aan verandering onderhevig. Die kentering is vooral te zien bij de stedelingen in het ontwikkelde Westen. De hierboven geschetste anonieme massaproductie is minder aantrekkelijk geworden. Consumenten willen weer weten waar hun eten vandaan komt en hoe het is geproduceerd. Waar vroeger een beetje lacherig werd gedaan over Max Havelaar-koffie, is het nu doodnormaal te vragen of de boeren in Zuid-Amerika wel genoeg betaald krijgen. En kijk niet vreemd op als er in een restaurant gevraagd wordt of de tonijn wel ‘dolfijn-vriendelijk’ gevangen is. Deze trend van bewust en duurzaam omgaan met de leefomgeving en dus ook met producten die geconsumeerd worden, slaat steeds meer aan. In de grote Nederlandse steden schieten de biologische supermarkten bijvoorbeeld als paddenstoelen uit de grond. Het ‘geitenwollensokkengehalte’ dat eerst bij reformwinkels hoorde is helemaal weg. Kijk naar de nieuwe supermarktketen Marqt dat steeds meer vestigingen opent in steden. Zij proberen zoveel mogelijk groenten, fruit, vlees en andere producten uit de omgeving aan te bieden. En ze zijn niet te beroerd om ‘groenten met knobbels’ te verkopen. En op een kleinschaliger niveau is de vraag naar biologische markten enorm gegroeid en worden er zelfs underground-markten georganiseerd. Dit zijn onofficiële markten op tijdelijke plekken waarvan de bezoekers via Facebook en andere social media worden aangetrokken. Op deze manier groeien stad en ommeland via de voedselketen weer naar elkaar toe. Op dit moment heeft duurzaam en lokaal geproduceerd eten nog een erg elitair en yupperig imago, maar de acceptatie gaat snel. Zo promoot supermarktketen C1000 ook dit soort eten prominent in de winkels met houten kratjes met groenten en fruit. Bovendien heeft duurzaam en bewust omgaan met eten een sterke relatie met de gezondheid en welvaartsziekten als diabetes en obesitas. Gezondheid gaat iedereen aan. Stadse groenten De laatste jaren is het verbouwen van groenten in de stad aan een enorme opkomst bezig en begint het zelfs hip te worden. De toekomst van de productie van voedsel ligt daarom misschien wel volledig in de stad. Moestuinen op volkstuincomplexen straalden vroeger een kneuterigheid en burgerlijkheid uit waar de stedelijke kosmopolieten zich maar weinig door aangetrokken voelden. Maar nu heet het city-farming en is het hip en happening. En het zijn niet alleen meer speciaal opgezette volkstuinen, waar de groenten verbouwd worden. Ook op balkons, daktuinen en zelfs op braakliggend terrein groeien nu de kruiden, sla, knolrapen, wortels en paprika’s. De moestuin van vroeger is opeens modern en hip geworden. Tom en Barbara Good zijn de jaren ’70 ontgroeid! Het gaat hier natuurlijk om kleinschalige initiatieven die de grote systemen van voedseldistributie over de wereld niet in gevaar brengen, maar de trend is duidelijk. Mensen willen weten waar hun eten vandaan komt. Wat is dan beter dan weten dat je het in je eigen tuin hebt verbouwd? Terug naar de stad Deze trend van zelf voedsel verbouwen sluit ook aan bij de revival van het wonen in de stad. Waar in de jaren ’80 vrijwel iedereen die het maar even kon veroorloven de stad ontvluchtte, trekt de stad de laatste decennia juist steeds meer mensen aan. Deze mensen maken een bewuste keuze om in steden te wonen en zijn bereid daar offers voor te brengen. Want in de stad krijg je nu eenmaal minder vierkante meters voor je euro en is het drukker dan in een kleine gemeente. Laat staan dat je je auto (of twee auto’s) voor de deur kwijt kan. Maar je krijgt daar als stadsbewoner ook veel voor terug in de vorm van een hoog voorzieningenniveau. Vooral de hogeropgeleiden en creatieven hebben de stad herontdekt en zorgen ervoor dat een stad als Amsterdam na een periode van krimp inmiddels weer groeit in inwonertal. Bovendien zorgen zij voor een levendigheid, juist ook in de buurten buiten het centrum. Econoom Richard Florida heeft in diverse boeken deze creative class en hun wensen beschreven. Voor economische groei is hun aanwezigheid van groot belang, zo wordt nu algemeen verondersteld. Juist deze groep voelt zich aangesproken en aangetrokken door een stedelijke sfeer met culturele voorzieningen, horeca en een openbare ruimte die ruimte biedt voor ontmoetingen. Een stad zoals Jane Jacobs, pleitbezorgster van een levende en levendige stad, die voor ogen had. Daarin passen moestuinen, boerenmarkten en groenten op een dakterras prima. Door de hernieuwde trek naar de stad en een directere relatie tussen stad en ommeland, wordt het groen rond de stad weer belangrijker, juist voor die stadsbewoners. Zij willen namelijk kunnen genieten van het groen en zien wat daar groeit en leeft. Zoals een oude D66-campagneslogan luidde: ‘Iedere Amsterdammer moet binnen een kwartier fietsen een koe in de ogen kunnen kijken en de zon op haar natte neus zien glinsteren’. Daarom is het van belang de groene ruimte rondom steden in stand te houden en deze zodanig in te richten dat het een functie heeft. Daar wordt in eerste instantie aan recreatie gedacht, maar voedselvoorziening kan hier ook een functie hebben in de vorm van kleinschalige akkerbouw. Op die manier wordt ook verrommeling van dit gebied, door te bouwen in het groen rond de stad voorkomen. Want hoeveel golfbanen heeft een stad nou echt nodig...? Autarkie voor de stad? De stad en het ommeland worden dus steeds meer verbonden met elkaar, net als toen de steden de marktplaats waren. En de volgende stap is ook al gezet: het indoor verbouwen van groente en fruit. Door de technologie is het mogelijk om in een geconditioneerde ruimte groente en fruit te kweken. En er wordt nu gewerkt aan een manier om dit zo vorm te geven dat het in container-formaat gebeurd. Zo kunnen de indoor verbouwde groenten geëxporteerd worden. Dat is de wereld, of eigenlijk de voedseldistributieketen, op z’n kop: de stad voorziet het ommeland van voedsel. In Amsterdam zijn ondernemers nu bezig een geschikt leegstaand kantoor te vinden (www.degroentenuitamsterdam.nl) Als dit allemaal lukt, is hiermee de band tussen stad en ommeland als het gaat om voedsel opnieuw doorbroken, maar nu omdat het voedsel in de stad zelf geproduceerd wordt! Wellicht heeft de stad het ommeland, of dat nu de directe omgeving is of een land aan de andere kant van de wereld, uiteindelijk helemaal niet meer nodig en gaat de stad gewoon voor haar eigen eten zorgen; de stad als autarkie op het gebied van voedsel. Dat klinkt als een vreemde fantasie, maar wie had ooit verwacht dat je tomaten en paprika’s in een kantoorpand kon verbouwen?   Sebastiaan Capel is stadsgeograaf, en Ivar Manuel is bioloog. Beiden zijn gemeenteraadsleden voor D66 in Amsterdam en daar respectievelijk woordvoerder Economische Zaken en Wonen en woordvoerder Groen, Milieu en Duurzaamheid.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 5 2011: De politiek van het eten en is te vinden bij de onderwerpen duurzaamheid en technologie.