Feiten & cijfers – Sociaal-liberalisme in de lokale politiek

Lees hier het pdf van dit artikel. Dit artikel bevat figuren en tabellen. Lees het pdf om de tabellen te bekijken. Samenstelling Inge van der Leeuw Interesse in de lokale politiek Hoe betrokken zijn Nederlanders bij de lokale politiek? Uit onderzoek van tns Nipo in 2010 blijkt dat er een duidelijk verschil is in belangstelling voor de lokale en nationale politiek: slechts 44% is geïnteresseerd in plaatselijke politieke thema’s, terwijl ruim 62% zich interesseert voor landelijke politiek. Deze geringe belangstelling voor het ‘lokale’ hangt samen met de gevoelde relevantie van het lokale bestuur: slechts 1 op de 5 Nederlanders denkt dat gemeentelijke beslissingen veel invloed hebben op het dagelijks leven. Toch zijn de meeste mensen (85%) redelijk tevreden over het gemeentebestuur. Ook vinden, in inter-nationaal perspectief, relatief veel mensen dat lokale verkiezingen een effectieve manier zijn om politieke beslissingen te beïnvloeden (zie Figuur 1). Het vertrouwen in de lokale politiek is wel een stuk lager: meer dan 70% van de inwoners vindt in zekere mate dat lokale politici teveel uit zijn op eigen voordeel en teveel rekening houden met machtige belangen. Gemeenten en geld Het grootste deel van de inkomsten van gemeenten is afkomstig van het Rijk, in de eerste plaats in de vorm van het Gemeentefonds. De totale hoogte van dit fonds is rechtstreeks gekoppeld aan die van de rijksbegroting. Het bedrag dat iedere afzonderlijke gemeente hieruit ontvangt, wordt bepaald aan de hand van meer dan 60 verschillende maatstaven, waaronder het aantal inwoners, de oppervlakte van de gemeente, het aantal jongeren en ouderen, en het aantal lagere inkomens. Naast inkomsten uit het Gemeentefonds kunnen gemeenten specifieke uitkeringen ontvangen voor het uitvoeren van bepaald beleid van het Rijk. Gemeenten vullen het rijksbudget aan met eigen inkomsten, vooral uit eigen bezittingen, belastingen en heffingen. De opbrengst van belastingen, zoals Onroerende-zaakbelasting (ozb), parkeerbelasting en honden-belasting, behoren tot de algemene middelen en zijn vrij besteedbaar. Bij heffingen, zoals rioolheffing, mag de opbrengst de kosten die ermee gedekt worden niet overschrijden. De totale inkomsten van gemeenten zijn de afgelopen decennia toegenomen van zo’n 37 miljard euro in 1990 tot 53 miljard in 2009. Deze stijging komt vooral voort uit de groei van het Gemeentefonds en de eigen inkomsten; de specifieke uitkeringen zijn sinds 1990 juist gehalveerd (coelo, Jaarboek overheidsfinanciën 2010). Gemeentelijke herindeling De gemeente als bestuurseenheid kreeg in Nederland voor het eerst vorm tijdens de Franse tijd (1795-1811). Hiermee werd het historisch onderscheid tussen steden en platteland opgeheven. Hoewel de stedelijke privileges met de Nederlandse zelfstandigheid in 1813 weer tijdelijk in ere werden hersteld, werd de gemeentelijke indeling in 1851 officieel vastgelegd. De gemeentegrenzen lagen echter allesbehalve vast: sindsdien zijn er ontelbare herindelingen doorgevoerd, waarbij het aantal gemeenten gestaag daalde. De eerste golf her-indelingen was het gevolg van Thorbecke’s Gemeentewet in 1851, die eisen stelde aan de democratische basis van gemeenten. 71 gemeenten die minder dan 25 ‘kiezers’ (enigszins vermogende inwoners) telden, werden opgeheven. Na de Eerste Wereldoorlog werden in het kader van doelmatiger bestuur onder andere Amsterdam, Haarlem, Eindhoven en Maastricht uitgebreid met een flink aantal buurgemeenten; in de jaren ’40 gebeurde hetzelfde in Rotterdam. Als gevolg van de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening in 1966 zorgden systematische herindelingen voor een daling van ruim 70 gemeenten. De schaalvergroting zette door in de jaren ’80 met de indeling van Nederland in drie bestuurslagen (Repertorium Nederlandse Gemeenten 1812-2006; cbs (2005), Een eeuw gemeentelijke herindelingen). Sindsdien blijft het aantal gemeenten dalen, met als belangrijkste motivatie het versterken van de bestuurskracht. Sinds januari 2013 bestaat Nederland uit 408 gemeenten. Het gemiddelde inwonertal is inmiddels gestegen van 1914 in 1815 tot 35.667 in 2005. Lokaal bezuinigen Niet alleen de landelijke overheid wordt in deze crisistijd geconfronteerd met bezuinigingen. Uit onderzoek van adviesbureau bmc eerder dit jaar blijkt dat het merendeel van de Nederlandse gemeenten de afgelopen jaren heeft moeten snijden in de uitgaven. Bijna de helft van de gemeenten beperkte de bezuinigingen tot maximaal 5% van de begroting; een derde streefde naar 5 tot 10%. In totaal gaven de lokale overheden vorig jaar 52 miljard euro uit, bijna 1 miljard minder dan in 2011 en 3,8 miljard minder dan in het piekjaar 2009 (cbs Statline, inkomsten en uitgaven overheid 2013). Verreweg de meeste gemeenten zullen de komende tijd nog verder moeten besparen: ze verwachten dit jaar een totaal tekort van 2,4 miljard euro, net boven de gestelde norm van 0,5% van het BBP (cbs Statline, EMU-saldo decentrale overheden, begroting 2012-2014). De afgelopen jaren bezuinigden gemeenten vooral op de inkoop van goederen en diensten, investeringen en de aankoop van grond (zie Figuur 3). De uitgaven aan uitkeringen stegen in dezelfde periode met bijna 0,9 miljard euro, maar deze stijging werd in 2012 tot staan gebracht, met name door de uitkeringen voor sociale voorzieningen te beperken. D66 lokaal? Op 21 maart van dit jaar had D66 23.421 leden. Meer dan de helft (11.139) daarvan is gevestigd in Noord- en Zuid-Holland. Een relatief klein aantal leden woont in Zeeland (258), Flevoland (347), Drenthe (448) en Friesland (481). Er zijn in Nederland in totaal 244 lokale afdelingen van D66, die onderling sterk in grootte verschillen: er zijn afdelingen met minder dan 10 leden, maar ook enkele met meer dan 1000. Verreweg de grootste is Amsterdam met 3802 leden, gevolgd door Utrecht (1685), Den Haag (1616), Rotterdam (1100), Leiden (621), Groningen (584) en Nijmegen (561). De afdeling Menterwolde daarentegen is met slechts 4 leden de kleinste D66-afdeling. Daarna komen Sliedrecht (6), Vriezenveen (7), Steenbergen (8) en Loon op Zand (9). In totaal zijn er 42 lokale afdelingen met meer dan 100 leden; 97 afdelingen hebben er minder dan 30 (D66 Kengetallen 2013). De partij wordt op lokaal niveau vertegenwoordigd door 94 wethouders en maar liefst 405 gemeenteraadsleden. De grootste vertegenwoordiging is te vinden in Leiden (10 raadsleden), Utrecht (9), Hilversum (8), Haarlem (7), Delft (6), Deventer (6) en Wageningen (6).   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2013: Sociaal-liberalisme in de lokale politiek, en is te vinden bij de onderwerpen feiten en cijfers en lokale en regionale politiek