Feiten & Cijfers – De Gouden Kooi

Dit artikel bevat figuren en tabellen. Lees het pdf om de tabellen te bekijken. Samenstelling door Eline van der Mast Gouden Kooi en wonen In Nederland worden de huren relatief laag gehouden door reguleringen en subsidies van de overheid. Dit kost jaarlijks € 14,5 miljard, waarvan slechts € 6,75 miljard terechtkomt bij de huurders met lagere inkomens – de eigenlijke doelgroep. Door dit huurbeleid en de hypotheekregels zit er amper beweging in de woningmarkt. Mensen die beschermd zijn via subsidies en dus in een sociale huurwoning mogen wonen, komen vaak vast te zitten in hun huis zodra ze boven de € 33,000 gaan verdienen – het Europese maximum voor sociale huur. Op de vrije markt kunnen ze een woning niet betalen, en naar een andere sociale woning mogen ze niet. Door dit soort constructies ontstaat scheefwonen; mensen die goedkoop blijven wonen omdat ze geen woning kunnen vinden binnen hun budget, starters die geen woning kunnen krijgen, en huiseigenaren die hun huis niet kunnen verkopen. Vanaf 2009 waren er veel minder verhuizingen door de economische crisis. Vooral getrouwde stellen, een groep mensen die relatief vaak al een koophuis heeft, verhuisden dat jaar minder. Ook mensen met een eigen koopwoning en een vaste baan, verhuisden minder vaak. Het blijkt dat werknemers met een eigen huis ongeveer half zo vaak verhuizen als werknemers die hun woning huren. Ze veranderen ook minder vaak van baan. Maar of minder arbeidsmobiliteit een direct gevolg is van meer woningvastheid is natuurlijk maar de vraag. Gouden Kooi en werken ‘Het nieuwe werken’, en ‘flexwerken’; een vast contract is zeker niet meer de enige arbeidsovereenkomst. Maar liefst 5,7 miljoen mensen hadden in het derde kwartaal van 2010 een vast contract, een daling van 1.9% ten opzichte van een jaar eerder. In hetzelfde kwartaal hadden 682 000 mensen een flexibel contract: een toename van 7.6% ten opzichte van het jaar daarvoor. Bij de groep ‘flexwerkers’ is het herstel van de economie het eerste zichtbaar. Flexwerkers zijn voornamelijk jongeren, studenten en vrouwen. Van baan veranderen, van beroep veranderen: de kans hierop wordt kleiner in economisch mindere tijden. Zo wisselden tussen 2007 en 2008 880 000 mensen van beroep, tussen 2008 en 2009 nog maar 773 000. Van de mensen die van beroep veranderen, veranderen de meesten ook van werkkring. Deze groep is wel afgenomen tussen 2008 en 2009: in deze periode wisselden 317 000 mensen van beroep binnen de eigen werkkring en 455 000 van beiden. In 2007-2008 wisselden 538 000 mensen van beroep en werkkring. Niet verrassend is dat met name mensen met een flexibel dienstverband en jongeren vaker van beroep wisselen. Gouden Kooi en opleiding Het lijkt logisch dat hoe beter opgeleid je bent, hoe makkelijker je een baan krijgt. Gepromoveerde academici hebben dan ook vaker een voltijdbaan dan niet-gepromoveerde academici. Maar eigenlijk houdt het daar op: MBO’ers hebben sneller een baan dan HBO’ers, en HBO’ers weer sneller dan WO’ers.  HBO’ers hebben een beter toegepaste opleiding en zijn makkelijker direct inzetbaar – WO’ers hebben vaker nog eerst behoefte aan werkervaring voor ze op hun eigen niveau kunnen worden ingezet. Gouden Kooi en uitkeringen In Nederland hadden eind februari 2011 262,000 mensen een WW-uitkering en 330,000 mensen een bijstandsuitkering. Uitkeringen zijn beschermingsconstructies, en er wordt vaak gezegd dat het moeilijk is om na een uitkering weer aan de slag te gaan. Is dat ook zo? Het verschilt sterk per uitkering. De doorstroming van WW-uitkeringen is anders dan een bijstandsuitkering. De doorstroom in de WW-uitkeringen is vrij hoog; alleen in 2009 was de instroom hoger dan de uitstroom van de afgelopen vijf jaar. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid probeert via re-integratietrajecten mensen weer aan ‘regulier’ werk te krijgen. Ze hebben hierbij voor 2011 het doel gesteld om 60% van de mensen die een traject volgen, weer aan het werk te krijgen. Hierbij is de invulling van een ‘re-integratietraject’ breed genomen en ‘uitstroom’ is als de persoon in kwestie weer aan het werk gaat. De relevante uitkeringen zijn het hele gemeentedomein. Hierbij is gebleken dat NUG’ers (niet-uitkeringsgerechtigden) en WW’ers het vaakst aan het werk gaan na een re-integratietraject.   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. -- Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2011: De Gouden Kooi en is te vinden bij het onderwerp feiten en cijfers.