Eigen schuld, dikke buik

Lees hier het pdf van dit artikel. We worden steeds dikker. Chocola, chips, frisdrank. We lijken ons moeilijk te kunnen beheersen. Van het bedrijfsleven kan weinig worden verwacht, menen Remco Havermans en Janneke Giesen. De overheid is aan zet. Door Remco Havermans en Janneke Giesen In de laatste dertig jaar zijn Nederlanders gemid­deld steeds dikker geworden. Tegenwoordig heeft ongeveer de helft van de Nederlandse bevolking overgewicht. Moeten we ons daar druk over ma­ken? Vooral wanneer er van ernstig overgewicht – obesitas – sprake is, dan is er reden tot zorg. Obesitas hangt samen met een sterk verhoogd risico op hart- en vaatziekten, suikerziekte en verschillende vormen van kanker (Field et al. 2001; Must et al. 1999; Visscher & Seidell 2001). Het per­centage Nederlanders met obesitas is verdubbeld in de afgelopen dertig jaar.1 Ons leven en onze leefomgeving zijn sterk veran­derd in de laatste paar decennia. Recente studies laten zien dat we zeker niet minder zijn gaan bewegen (Westerterp & Speakman 2008). We zijn vooral veel meer gaan eten (Swinburn et al. 2009). Het aanbod en de verscheidenheid aan energierij­ke, dikmakende producten is enorm toegenomen. Dikmakers zijn ook lekkerder. Mensen houden van nature van zoete, suikerrijke dingen en ont­wikkelen gemakkelijker smaakvoorkeuren voor etenswaren met een heel hoge energiewaarde. Heeft men iets te vieren? Dan eet men een ge­bakje of iets anders calorierijks (plakjes worst of blokjes kaas). Met al die spotgoedkope lekkere dingen kunt u van iedere dag een feestje maken. Niet gezond, wel gezellig. Mensen willen genie­ten. Terecht, want het leven is eigenlijk ook maar een tranendal. Dat maakt eten ook zo belangrijk, zo stelde de aartsvader van de gastronomie Jean Anthelme Brillat-Savarin (1826) in zijn boek Phy­siologie du Gout. Eten houdt u in leven, maar kan als bron van genot dat leven ook draaglijk maken. Eetgenot is spotgoedkoop. Het kost minder om iedere dag de friteuse aan te zetten en patat en frikandellen te bakken, dan zelf een maaltijd volgens de richtlijnen van het Voedingscentrum te bereiden. Een alleenstaande moeder met een bijstandsuitkering kan het gezond eten volgens de schijf van vijf niet eens betalen, zo rekende we­tenschapsjournaliste Asha ten Broeke2 een poosje geleden nog uit. Obesitas is het gevolg van een leefstijl en daarom leeft bij velen de overtuiging dat obesitas een in­dividuele bewuste keuze is – ‘eigen schuld, dikke buik’. Maar niemand kiest ervoor om erg dik te worden of te zijn. Het moeilijke is weerstand bie­den aan allerlei lekkers wanneer dat voortdurend onder uw neus wordt geduwd. Onze leefomge­ving is een dikmaker geworden. De overheid kan deze obesogene kwaliteit van onze omgeving tot op zekere hoogte inperken. Maar wat werkt? Reclamebeleid Een eerste optie is om mensen goed te informeren over ongezond voedsel en bijvoorbeeld reclame voor dikmakers (niet voor gezonde producten als groente en fruit) te verbieden. Tot op heden is de politiek niet genegen om dit soort maatregelen in te voeren die Nederlanders zouden moeten bewe­gen om minder te eten. Men laat dit graag over aan de voedingsindustrie. Zo heeft deze industrie een grote stem in het Convenant Gezond Gewicht, dat zich tot doel heeft gesteld om kinderobesitas terug te dringen. Dat is vooralsnog niet gelukt. De industrie heeft wel de intentie uitgesproken om minder eetreclame te maken voor jonge kin­deren, maar deze intentie is tamelijk halfslachtig geformuleerd in een Reclamecode voor Voedings­middelen en de Consumentbond sprak zich dan ook expliciet tegen deze code uit. Zo maakt de code geen onderscheid tussen gezonde voeding en ongezonde voeding en zegt het dus dat voed­selfabrikanten ook terughoudend moet zijn in het aanprijzen van gezonde voeding voor kinderen, zoals groente en fruit. FoodWatch (een onafhan­kelijk consumentenplatform) stelde overigens recentelijk vast dat de voedingsindustrie zich niet aan de zelf gemaakte afspraken houdt.3 Ook het ‘Vinkje’ (het ik-kies-bewust-logo) is bedacht door de voedingsindustrie. Dit systeem staat voedselfabrikanten toe om zelfs op dikma­kers zoals koeken en snacks een ik-kies-bewust-logo te plakken. Dat laatste vindt de consument verwarrend, zo bleek uit onderzoek aan de Vrije Universiteit (Vyth et al. 2010). De stichting Ik Kies Bewust belooft daarom op haar website de consument te onderwijzen over hoe het Vinkje nu precies werkt. Dat de consument dit nodig heeft, zegt eigenlijk al genoeg over de informatiewaarde van het Vinkje. Een andere vorm van informeren is via groots op­gezette mediacampagnes. Het Voedingscentrum is hier erg goed in. Deze campagnes zijn succesvol in de zin dat mensen de boodschap tot zich ne­men. De Nederlander wordt er wijzer van, alleen niet zozeer dunner. Campagnes zijn belangrijk om mensen te informeren en te doordringen van de noodzaak van een gezondere leefstijl. De voor­onderstelling bij dit soort campagnes is dat wan­neer de consument over alle relevante informatie beschikt, hij zelf de juiste beslissing kan nemen. Uitsluitend informeren blijkt echter niet genoeg om mensen te bewegen tot een gezondere leefstijl. Dat is misschien ook niet zo raar: de boodschap verdrinkt in de constante vloed aan reclame voor ijs, chips en koekjes. Reclames voor dikmakers zijn succesvol. De fabrikanten maken deze reclames om de bekend­heid van het eigen merk te vergroten. Dat is hun goed recht, maar een belangrijk neveneffect is dat het direct de eetlust aanwakkert. Dikke kinderen herkennen meer eetreclames en eten ook meer als reactie op het zien van dergelijke reclames dan hun dunnere leeftijdgenoten (Halford, Gil­lespie, Brown, Pontin, & Dovey 2004). Ongeacht hun lichaamsgewicht eten zowel kinderen als volwassenen meer na het zien van reclame voor dikmakers (Halford et al. 2004; Harris, Bargh & Brownell 2009). Prijsbeleid Gezond eten is relatief duur en men zou dus ook kunnen besluiten om gezonde voeding te subsi­diëren om zo in de supermarkt de prijs van deze voeding te drukken. Vooral bewoners van achter­standswijken zien een dergelijke prijsmaatregel wel zitten, zo bleek uit recent onderzoek van de vu (Waterlander 2012). Uit dat onderzoek werd echter ook duidelijk dat wanneer een dergelijke subsidie wordt ingevoerd, men meer kilocalo­rieën koopt. Dat wil zeggen, men kocht meer groente en fruit, maar geen zak chips minder. Ervan uitgaande dat mensen meer eten naarmate ze meer eten kopen, kan men een subsidie op gezonde voeding zien als een perverse prikkel. In eerdere studies werd ook al ontdekt dat veel men­sen bij een subsidie op groente en fruit de neiging hebben om het geld dat ze op deze gezonde voe­ding uitsparen te besteden aan extra dikmakers (Epstein, Dearing, Roba & Finkelstein 2010; Gie­sen, Havermans, Nederkoorn & Jansen 2012). Een subsidie op gezonde voeding lijkt dan ook geen goede optie om ongezond overeten te ver­anderen in gezondere eetgewoonten. Maar een subsidie is niet de enige mogelijke prijsmaatregel. De Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (rvz) kwam in 2011 met een advies voor het kabinet. Dit advies betrof de preventie van welvaartsziekten4, zoals obesitas. Het advies was om de invoering van een vettaks, een belasting op ongezonde calorierijke voeding, nader te onderzoeken. De rvz wist kennelijk niet dat dit onderzoek al was uitgevoerd (zie Giesen, Payne, Havermans & Jansen 2011). Calorieën zitten in suikers, eiwitten, alcohol en vetten. De meeste calorieën zitten in vet. Olijfolie is puur vet en levert 900 kcal/100 g. Boter is niet puur vet en levert dus minder calo­rieën: ongeveer 730 kcal/100 g. Pure suiker bevat 400 kcal/100 g. Van de meeste voedselproducten die u in de supermarkt koopt, is de calorische dichtheid bekend. Wij onderzochten een taks waarbij men een hoger bedrag zal moeten beta­len voor producten met een calorische dichtheid groter dan 300 kcal/100 g. Dat klinkt arbitrair, maar belangrijke voedingswaren als rijst, aardap­pelen en brood zullen dan niet worden belast. Dat geldt ook voor gezonde vette vis zoals haring en zalm. Wel worden in dit geval alle soorten koekjes belast en een zak ‘light’ chips zou ook niet aan de belasting kunnen ontsnappen. Wij toonden aan dat bij een taks van 25 procent of hoger aanzien­lijk minder calorieën werden gekocht (Giesen, Payne, Havermans & Jansen 2011; Giesen et al. 2012; Nederkoorn, Havermans, Giesen & Jansen 2011; zie ook Havermans, Giesen, Nederkoorn & Jansen 2011). Dat is een fikse belasting, maar het is geenszins een verbod op dikmakers. Er zijn verschillende andere manieren waarop dikmakers zouden kunnen worden belast. Zo wordt in Hongarije over voorverpakte etenswaren waarin relatief veel zout, suiker en vet zit een vast bedrag geheven. In Frankrijk worden uitsluitend frisdranken belast. Tot voor kort had Denemar­ken ook haar eigen ‘vettaks’. Ook al was deze nog maar een jaar van kracht, het leek al een duidelijk effect te hebben op de vraag naar vette voeding. Maar wat nu als de invoering van een hoge taks om wat voor reden dan ook niet haalbaar is? Wat als slechts een taks van 5 procent mogelijk zou zijn? Is deze maatregel dan wel zo effec­tief ? Nee, waarschijnlijk niet, maar de overheid haalt hier dan wel extra inkomsten mee binnen waarmee de stijgende gezondheidszorgkosten wellicht enigszins kunnen worden opgevangen. Dit was ook de voornaamste reden voor de Hon­gaarse overheid om een ‘vettaks’ in te voeren: als bezuinigingsmaatregel. Politieke keuze Nederland wordt dikker. Campagnes maken niet dun en het is voor voedingsfabrikanten moeilijk om de eigen omzet af te knijpen ten behoeve van de volksgezondheid. Deze bedrijven moeten omzet maken en wanneer een belangrijke concur rent besluit niet of net iets minder verantwoord te ondernemen, dan verlies je als voedingsfabri­kant belangrijk marktaandeel. De aanpak van de obesogene omgeving kan profiteren van over­heidsingrijpen. De overheid zou de reclame voor dikmakers aan banden kunnen leggen. Vooral de op kinderen gerichte reclame voor dikmakers is zorgwekkend. Ook bepaalde prijsmaatregelen blijken te werken tegen overconsumptie. Een flinke taks op dikmakers beweegt de consument tot het kopen van minder calorieën (een subsidie op gezonde voeding helaas niet). Zelfs een niet heel effectieve taks zou veel geld opleveren om te investeren in volksgezondheid. Politici moeten nu een keuze maken, een belang­rijke keuze. Wat vinden zij belangrijker? Moet een kind in Nederland kunnen opgroeien in een zo ge­zond mogelijke omgeving? Of is het belangrijker dat de voedingsindustrie vrij spel krijgt om zoveel mogelijk winst te maken, ook al gaat dat ten koste van de volksgezondheid? Het zou eigenlijk geen moeilijke keuze moeten zijn.   Remco Havermans en Janneke Giesen zijn verbonden aan de Universiteit van Maastricht, respectievelijk als universitair docent en postdoc. Ze zijn beiden werkzaam in de sectie eetstoornissen en verslaving van de faculteit psychologie en neurowetenschappen.   Noten 1 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-3651-wm. htm 2 http://ashatenbroeke.nl/2011/12/22/wat-kost-eten-eigenlijk/ 3 https://www.foodwatch.nl/foodwatch-nl/content/e32811/ e45691/e45704/e45724/FW_Kindermarketing_rapport_ onverantwoord_ongereguleerd_nl.pdf 4 http://www.rvz.net/publicaties/bekijk/ preventie-van-welvaartsziekten   Referenties
  • Brillat-Savarin, J. A. (1826). The Physiology of Taste: Or, Meditations on Transcendental Gastronomy. Trans. MFK Fisher. New York: Counterpoint, 1949.
  • Epstein, L. H., Dearing, K. K., Roba, L. G. & Finkelstein, E. (2010). ‘The influence of taxes and subsidies on energy purchased in an experimental purchasing study’. Psychological Science, 21, 3: 406–414.
  • Field, A. E., Coakley, E. H., Must, A., Spadano, J. L., Laird, N., Dietz, W. H. et al. (2001). ‘Impact of overweight on the risk of developing common chronic diseases during a 10- year period’. Archives Of Internal Medicine, 161, 13: 1581–1586.
  • Giesen, J. C. A. H., Havermans, R. C., Nederkoorn, C. & Jansen, A. (2012). ‘Impulsivity in the supermarket. Responses to calorie taxes and subsidies in healthy weight undergraduates’. Appetite, 58, 1: 6–10.
  • Giesen, J. C., Payne, C. R., Havermans, R. C. & Jansen, A. (2011). ‘Exploring how calorie information and taxes on high-calorie foods influence lunch decisions’. The American Journal of Clinical Nutrition, 93, 4: 689–694.
  • Halford, J. C. G., Gillespie, J., Brown, V., Pontin, E. E. & Dovey, T. M. (2004). ‘Effect of television advertisements for foods on food consumption in children’. Appetite, 42, 2: 221–225.
  • Harris, J. L., Bargh, J. A. & Brownell, K. D. (2009). ‘Priming effects of television food advertising on eating behavior’. Health Psychology, 28, 4: 404–413.
  • Havermans, R. C., Nederkoorn, C., Giesen, J. C. A. H., & Jansen, A. (2011). ‘Vettaks tegen vetzucht: werkt het?’ Nederlands Tijdschrift voor Voeding en Diëtetiek, 66, 3: 12–15.
  • Must, A., Spadano, J., Coakley, E. H., Field, A. E., Colditz, G. & Dietz, W. H. (1999). ‘The disease burden associated with overweight and obesity’. The Journal of the American Medical Association, 282, 16: 1523–1529.
  • Nederkoorn, C., Havermans, R. C., Giesen, J. C. A. H. & Jansen, A. (2011). ‘High tax on high energy dense foods and its effects on the purchase of calories in a supermarket. An experiment’. Appetite, 56, 3: 760–765.
  • Swinburn, B. A., Sacks, G., Lo, S. K., Westerterp, K. R., Rush, E. C., Rosenbaum, M., Luke, A., Schoeller, D. A., DeLany, J. P., Butte, N. F. & Ravussin, E. (2009). ‘Estimating the changes in energy flux that characterize the rise in obesity prevalence’. American Journal of Clinical Nutrition, 89: 1723-1728.
  • Visscher, T. & Seidell, J. (2001). The public health impact of obesity. Annual Review of Public Health, 22: 355–375.
  • Vyth, E. L., Steenhuis, I. H. M., Mallant, S. F., Mol, Z. L., Brug, J., Temminghoff, M., Feunekes, G. I. et al. (2009). ‘A Front-of-Pack Nutrition Logo : A Quantitative and Qualitative Process Evaluation in the Netherlands’. Journal of Health Communication: International Perspectives, 14, 7: 631–645.
  • Waterlander, W, E. (2012). ‘Put the money where the mouth is: the feasibility and effectiveness of food pricing strategies to stimulate healthy eating’. Unpublished doctoral dissertation.
  • Westerterp, K. R., & Speakman, J. R. (2008). ‘Physical activity energy expenditure has not declined since the 1980s and matches energy expenditures of wild mammals’. International Journal Of Obesity, 32, 8: 1256–1263.
  Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. – – Dit artikel verscheen in idee nr. 4 2013: Duwtjes in de goede richting, en is te vinden bij de onderwerpen gedrag en gezondheid.