Een steuntje in de rug

Het belang van zelfregulering voor de eigen kracht van mensen Lees hier het pdf van dit artikel. Kansarmen missen vaak het (zelfregulerend) vermogen om hun eigen situatie te verbeteren. Sociale afwijzing en een gebrek aan hechting ontneemt hen het eigen initiatief. Siegwart Lindenberg meent dat de overheid het niveau van zelfregulerend vermogen moet stimuleren en waar nodig de mogelijke negatieve gevolgen van een lager niveau moet neutraliseren. door Siegwart Lindenberg Wellicht de meest belangrijke richtingwijzer voor D66 is dat men moet ‘vertrouwen op de eigen kracht van mensen’. Deze richtingwijzer leidt tot twee belangrijke prioriteiten voor beleid: [a] laat mensen zoveel mogelijk voor zichzelf zorgen, [b] geef mensen de kansen om de eigen kracht toe te passen. Wat betekent dit voor mensen die hun eigen kracht goed zouden kunnen gebruiken om uit een moeilijke situatie te komen? Is deze richtingwijzer realistisch als het gaat om het reduceren van armoede in Nederland? In dit artikel betoog ik dat de eigen kracht van mensen sterk afhangt van hun zelfregulerend vermogen. Vaak zijn het de (kans-) armen die hun eigen kracht het meest nodig hebben om hun toestand te verbeteren, maar wiens zelfregulerend vermogen door hun omstandigheden is gekrompen of overbelast is geraakt. Zelfregulerend vermogen Vrijwel alle mensen hebben doelen die zij willen realiseren. Hiervoor is het nodig dat ze plannen kunnen maken en deze plannen ook kunnen implementeren. Maar het vermogen van plannen maken en plannen implementeren verschilt tussen mensen. Deels ligt dat aan het feit dat sommige mensen meer met onzekerheden moeten worstelen dan andere, deels ligt dat aan de cognitieve vaardigheden die nodig zijn om plannen te maken en te implementeren. Nog belangrijker is het feit dat mensen vaak tegenstrijdige doelen hebben. Vaak botsen de korte termijn doelen met de lange termijn doelen of met morele doelen. Bijvoorbeeld; als iemand wordt beledigd, kan het heel moeilijk zijn om niet toe te geven aan de impuls om agressief te reageren, zelfs als men eigenlijk liever niet zo reageert. Een ander voorbeeld is koopgedrag. Veel mensen hebben moeite om iets nu niet te kopen, ook al weten ze dat ze er later spijt van krijgen, bijvoorbeeld omdat ze het zich financieel niet kunnen veroorloven of omdat ze het niet echt nodig hebben. Zelfregulerend vermogen is de vaardigheid om plannen te kunnen maken en implementeren, en tegenstrijdige doelen op een dusdanige manier te harmoniseren, dat spijt geminimaliseerd wordt. Waarom verschilt het zelfregulerende vermogen tussen mensen? Afgezien van persoonlijkheidskenmerken zijn er belangrijke sociale oorzaken voor verschillen in dit vermogen. Eén van de meest belangrijke sociale oorzaken is sociale afwijzing. Uit onderzoek blijkt dat mensen die zich sociaal afgewezen voelen achteruit gaan in hun analytisch vermogen, in hun vermogen om de aandacht vast te houden, en in hun vermogen om plannen te maken. Verder blijkt dat ze sneller opgeven bij moeilijke taken, dat ze meer moeite hebben om aankopen uit te stellen, dat ze meer risico’s nemen (ook bijvoorbeeld met betrekking tot schulden), vaker keuzes maken die slecht zijn voor hun gezondheid, en minder over zichzelf en hun eigen situatie nadenken (Baumeister et al 2002; Baumeister et al 2005). Hier komt nog bij dat afgewezen personen zich vaker zó gedragen dat zij zelfs nog meer worden afgewezen, zodat afwijzing een zelfversterkend proces kan worden (Twenge et al 2002). Bijvoorbeeld, afgewezen personen reageren gemakkelijker met agressie (DeWall et al 2007; Twenge et al 2001; Veenstra et al 2009) en zij vertonen minder empathie en prosociaal gedrag (Twenge et al 2007) waardoor ze ook weer meer worden afgewezen. Voor zover bepaalde bevolkingsgroepen zich stelselmatig afgewezen voelen kan dus gemakkelijk een vicieuze cirkel ontstaan die veel leed veroorzaakt en de gemeenschap veel geld kost. Het zijn in het bijzonder arme mensen waar het hierom gaat. Zij behoren vaak tot degenen die sociaal worden afgewezen. De mogelijkheid om zich uit deze situatie door eigen initiatief te ontworstelen wordt sterk beknot door het verlies aan zelfregulerend vermogen als gevolg van afwijzing. Wat dit nog erger maakt, is het feit dat ouders die zich afgewezen voelen hun kinderen vaak zo opvoeden dat ook het zelfregulerende vermogen van de kinderen suboptimaal blijft. Ouders van kleine kinderen hebben de sterkste invloed op de ontwikkeling van een stabiel vermogen tot zelfregulering (zie Vazsonyi en Huang 2010). Op deze manier kan armoede erfelijk worden. Culturele afwijzing Omdat de eigen kracht van mensen zo sterk afhankelijk is van het zelfregulerende vermogen en omdat gebrek aan zelfregulerend vermogen zoveel leed en maatschappelijke kosten veroorzaakt zou het een hoge politieke prioriteit moeten zijn, om stelselmatige afwijzing in de maatschappij tegen te gaan. Wat is hier tegen te doen? De meest voor de hand liggende maatregelen zijn uiteraard zorgen voor goede scholing en banen. Maar de kans dat scholing mislukt en de kansen op banen niet optimaal worden benut is hoog als niet ook (en in eerste instantie) culturele afwijzing wordt tegengegaan. Bijvoorbeeld: met betrekking tot etnische minderheidsgroepen is het belangrijk om verschillen ten opzichte van de meerderheidsgroep naar de achtergrond te dringen en de overeenkomsten op de voorgrond te plaatsen. Dat leidt niet alleen tot minder afwijzing maar ook tot minder conflicten in normenstelsels (conflicten die zelf ook weer het zelfregulerende vermogen verminderen). Soortgelijke overwegingen gelden voor alle vormen van discriminatie, vooral ook voor sekse en leeftijd als basis voor stelselmatige afwijzing. Vrouwen en ouderen horen vaak tot de economisch zwakkeren en hebben dus extra steun nodig om zich uit eigen kracht staande te houden. Op dit vlak is al veel gebeurd in Nederland maar nog lang niet genoeg. De eigen kracht van vrouwen wordt vaak nog door organisatorische discriminatie verlaagd en ook de eigen kracht van ouderen wordt door leeftijdsdiscriminatie en sociaal isolement nadelig beïnvloed. Beide veroorzaken leed en veel maatschappelijke kosten. Gezagdragers Een andere belangrijke oorzaak van een laag zelfregulerend vermogen is het gebrek aan hechting aan mensen met gezag, dat wil zeggen aan mensen die duidelijk voor normen en waarden staan. Hechting aan gezagdragers is wellicht het belangrijkste hulpmiddel voor zelfregulatie (Lindenberg 2008). Zelfs lichte vormen van hechting helpen al. Dus hechting aan ouders, maar ook aan leraren, rolmodellen, leidinggevende in bedrijven, politici is allemaal relevant. Het belang van de voorbeeldfunctie van mensen in het openbare leven is niet te overschatten. Een klein aantal prominente mensen, die duidelijk normen en waarden aan hun laars lappen en niet worden aangepakt, kan de hechting aan gezagdragers in het algemeen sterk verzwakken. In eerste instantie betekent dit dat normen en waarden niet, zoals vaak wordt voorgesteld, naast het economische en politieke gedrag staan (‘in het maatschappelijke verkeer’), maar duidelijk in het economische en politieke proces moeten worden geïntegreerd. Immoreel of hufterig, egoïstisch of duidelijk manipulatief, gedrag van leidinggevende functionarissen in bedrijven, maatschappelijke instellingen, politieke partijen, of bij de overheid zelf, moet door de politiek zelf niet worden getolereerd. Op welke manier tegen dit gedrag zou moeten worden ingegaan is zaak van verdere ontwikkeling van beleid. Maar vast staat dat de politieke tolerantie van dit soort gedrag niet alleen onethisch is, maar ook heel schadelijk voor het zelfregulerende vermogen van vooral mensen die het economisch en sociaal al moeilijk hebben. Dit stelt duidelijk grenzen aan de laissez-faire marktwerking en aan politiek populisme, want zowel marktwerking als ook democratie zijn zonder aandacht voor het zelfregulerende vermogen van mensen niet duurzaam. Terugvalopties Niet alle verschillen in zelfregulerend vermogen kunnen worden weggewerkt door stimulerende maatregelen; bestaande verschillen kunnen op de markt worden uitgebuit met nadelige gevolgen voor het individu en maatschappij als geheel (zie ook Thaler en Sunstein 2008). Het is daarom belangrijk dat de politiek bestaande verschillen zo goed mogelijk neutraliseert door mensen met een lager zelfregulerend vermogen zo goed mogelijk te behoeden voor de nadelige gevolgen van hun gedrag. Dit geldt vooral voor economisch kwetsbare bevolkingsgroepen. Hiervoor is geen dwang nodig maar een ‘nudge’(duwtje) (zie Thaler and Sunstein 2008). Er zijn verschillende instrumenten om dit te bereiken (zie ook Lindenberg en Stapel 2009), maar de meest voor de hand liggende ‘nudge’ is een zogenaamde terugvaloptie (‘default’ optie) die door de overheid wordt gecontroleerd. Wat houdt dit in? Voor belangrijke beslissingen waar veel hulpbronnen mee gemoeid zijn is bijna altijd een overeenkomst nodig. Bijvoorbeeld, het kopen van een huis, het aangaan van een hypotheek, het afsluiten van een ziektekostenverzekering of een spaarverdrag bij een bank, vergen allemaal het tekenen van een overeenkomst. Mensen maken veel fouten bij het aangaan van dit soort overeenkomsten en mensen met een laag zelfregulerend vermogen maken nog vaker fouten. Er wordt bijvoorbeeld een huis gekocht dat te duur is, bepalingen in kleine lettertjes worden over het hoofd gezien of verkeerd begrepen, valse beloftes worden geloofd, belangrijke vragen worden niet gesteld. Al deze fouten leiden vroeger of later tot spijt en vaak tot economische en sociale ellende. Als de overheid voor de meest belangrijke contracten (bijvoorbeeld hypotheek, sparen, consumptief krediet, ziektekostenverzekering, huren/verhuren) beschermende standaardcontracten zou opstellen die als terugvalopties kunnen worden gebruikt, dan zouden mensen met een lager zelfregulerend vermogen zich er geen grote buil aan kunnen vallen. Beschermende terugvalopties minimaliseren het risico dat de zwakkere partij er later veel spijt en narigheid van krijgt, ook al heeft hij de kleine lettertjes niet gelezen, heeft hij belangrijke vragen niet gesteld en heeft hij niet aan de lange termijn gedacht. Daarmee neutraliseren dergelijke terugvalopties voor een deel de ongelijke verdeling van het zelfregulerende vermogen en verhogen ze de eigen kracht van mensen. Conclusie Een belangrijke richtingwijzer van D66 stelt de eigen kracht van mensen centraal. Echter, die eigen kracht wordt beïnvloed door het zelfregulerende vermogen van mensen. Juist degenen die hun eigen kracht het meest nodig hebben om hun armoedige situatie te verbeteren, zijn vaak het slachtoffer van omstandigheden die hun zelfregulerend vermogen verminderen of overbelasten. Een laag zelfregulerend vermogen kan veel leed veroorzaken en voor de maatschappij hoge kosten betekenen. Daarom moet het zelfregulerend vermogen van mensen worden gestimuleerd. Zelfs waar dat niet lukt, kan de situatie nog worden verbeterd door bijvoorbeeld beschermende standaardcontracten als terugvalopties. De stabiliteit van de economie en ook van de politiek hangt in belangrijke mate af van maatregelen die de eigen kracht van mensen verhogen door hun zelfregulerend vermogen te steunen. Siegwart Lindenberg is hoogleraar cognitieve sociologie, ICS/Sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Literatuur
  • Baumeister, R.F., DeWall, C.N., Ciarocco, N.J., and Twenge, J.M. (2005), Social exclusion impairs self-regulation. Journal of Personality and Social Psychology, 83, 589-604.
  • Baumeister, R. F., Twenge, J. M. & Nuss, C. K. (2002). Effects of social exclusion on cognitive processes: Anticipated aloneness reduces intelligent thought. Journal of Personality and Social Psychology, 83, 817-827.
  • Lindenberg, S. (2008), Social Rationality, Semi-Modularity and Goal-Framing: What Is It All About? Analyse & Kritik 30, 669-687.
  • Lindenberg, S. en Stapel, D. (2009), Cue-power: Gedragssturing Via de Omgeving In W.L Tiemeijer, C.A.Thomas en H.M. Prast (red) (2009), De menselijke beslisser: over de psychologie van keuze en gedrag. (pp.163-180) wrr Verkenningen. Amsterdam: Amsterdam University Press.
  • Tangney, J.P., Baumeister, R.F., and Boone,A.L. (2004), High selfcontrol predicts good adjustment, less pathology, better Grades, and interpersonal Success. Journal of Personality 72:271-324.
  • Thaler, R.H. & Sunstein, C.R. (2008), Nudge: Improving Decisions about Health, Wealth, and Happiness, New Haven: Yale University Press.
  • Twenge, J. M., Baumeister, R. F., Tice, D. M. & Stucke, T. S. (2001). If you can’t join them, beat them: Effects of social exclusion on aggressive behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 81, 1058-1069.
  • Twenge, J.M., Baumeister, R.F., C.N. DeWall, N.J. Ciarocco, J.M. Bartels (2007), Social exclusion decreases prosocial behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 92, 56-66.
  • Twenge, J. M., Catanese, K. R. & Baumeister, R. F. (2002). Social exclusion causes self-defeating behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 83, 606-615.
  • Veenstra, R., Lindenberg, S., Verhulst, F.C., and Ormel, J. (2009), Childhood limited versus persistent antisocial behavior: Why do some recover and others do not? Journal of Early Adolescence, 29, 718-745.
  Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2010: Armoede en is te vinden bij het onderwerp kansengelijkheid. Meer artikelen lezen uit idee? Neem nu een abonnement!