Een kijkje in de Chinese keuken – Stop de persen

Lees hier het pdf van dit artikel.

Media en politiek. Het is altijd al een ingewikkelde relatie geweest in China. De communistische partij worstelt om de absolute macht te houden in een pluraliserende maatschappij en in een steeds opener wordende economie.

Door Robbert Smet

In juli van dit jaar begonnen de Chinese aandelenbeurzen van Shanghai en Shenzhen plots te dalen. In een paar dagen tijd ging ruim 3000 miljard euro in rook op. Overal vonden Chinese televisiecamera’s kleine beleggers die hun spaargeld verloren: hun pensioen of het schoolgeld waarmee hun kinderen aan de armoede van het platteland zouden kunnen ontsnappen. Terwijl de machthebbers in Beijing in paniek de beurshandel stillegden en ‘kwaadaardige’ shortsellers achter de tralies verdwenen, ontvingen Chinese journalisten een bericht: Stop discussies, interviews met experts en live verslaggeving. Voer geen analyses uit en speculeer niet over de richting waarin de aandelenmarkt zich zal bewegen. Overdrijf de paniek en teleurstelling niet. Gebruik geen emotioneel beladen woorden zoals ‘slump’, ‘spike’ of ‘collapse’. De beurscrash bedreigt het economische hervormingsprogramma van President Xi en daarmee ook de ‘Chinese droom’: wie hard werkt, kan een auto rijden, een huis kopen en zijn kinderen naar school sturen. Niet zo gek dus dat de Chinese Communistische Partij (CCP) via de media de beeldvorming over gebeurtenissen probeert te controleren. Het door het CCP gedomineerde blad People’s Daily spint nu van vertrouwen en geloof dat de machthebbers in Beijing de daling zullen stoppen: na regen komt immers zonneschijn. HET BEÏNVLOEDEN en vormen van de gedachten van het volk zit in de genen van de CCP. Mao Zedong was een fervent aanhanger van de Leninistische “gedachtenhervormingen” (sixiang gaizao) die van iedereen een revolutionair zouden maken; volgens Deng Xiaoping was propaganda onmisbaar voor het revolutionaire werk van de CCP; Jiang Zemin zag media als “de spreekbuis van de Partij’’en Hu Jintao zag slechts voordelen van het in juiste banen leiden van de publieke opinie voor de partij, het land en het volk. In die volgorde. De ambitie van de ccp maakt hierbij geen onderscheid tussen politiek debat en cultuur. Mao stelde dat “kunst omwille van de kunst, kunst die boven de klasses uitstijgt of kunst die losstaat van politiek”, niet bestaat. In 2014 instrueerde president Xi Jinping Chinese kunstenaars nog eens fijntjes zich aan de partijlijn te houden: “Kunst moet ten dienste staan van het volk en het socialisme”. Anne Marie Brady van de Universiteit van Canterbury in Christchurch (Nieuw-Zeeland) vergeleek in haar boek Marketing Dictatorship, propaganda and thought work in contemporary China (2008) de invloed van de CCP over gedachtenvorming in China met de invloed die het Vaticaan ooit had op de katholieke wereld. De CCP componeert een melodie van waarden, prioriteiten en wensen en iedere Chinees zou onbewust die “centrale melodie” (zhuxuanlu) moeten neuriën. Propaganda is dus van groot belang voor de CCP, maar wie is hierbij de mastermind? De CCP vormt een bijna niet te ontwarren kluwen van meer dan 80 miljoen persoonlijke, zakelijke, ideologische en regionale belangen. Aan de top van het propagandasysteem staat een kleine groep CCP’ers onder leiding van Liu Yunshan, één van China’s zeven machtigste mannen verzameld in het Staand Comité van het Chinese Politburo. Deze mannen beslissen samen over de grote lijnen van het propagandabeleid. Dat beleid bestaat eigenlijk uit twee delen: propaganda en censuur. Enerzijds gaat het om het bepalen welke informatie het publiek wel moet ontvangen en anderzijds over welke informatie ze niet mogen krijgen. Het Departement voor Propaganda (Zhong-Gong Zhongyang xuanchuanbu, in het Engels nu officieel het Publicity Department), voert het beleid uit. Van belang is dat dit departement geen staatsorgaan is, maar een onderdeel van de CCP: de partij heeft dus de touwtjes over alles wat Chinezen via de media, het onderwijs of culturele uitingen te zien of te horen krijgen stevig in eigen handen. Iedere lokale afdeling van de CCP heeft de beschikking over een eigen propaganda departement. Zo strekt de greep van de CCP zich via provincies en gemeenten over het hele (enorme) land uit. Evan Osnos, journalist voor de New Yorker, stelde bij zijn aankomst in China dan ook vast dat“the Department and its offices across the country, had control over two thousand newspapers and eight thousand magazines; every film and television program, every textbook, amusement park, video game, bowling club, and beauty pageant was subject to its scrutiny.” Hoe de CCP de media probeert te controleren verandert continu, zo meent Florian Schneider van de Universiteit Leiden. Op dit moment lijken de hardliners aan de winnende hand. In 2014 zaten meer journalisten (44) achter de tralies dan ooit tevoren. Volgens sommige schattingen heeft de CCP ondertussen één ‘propaganda-officier’ voor iedere honderd Chinezen in dienst. Terwijl het aantal onderzoeksjournalisten in China is gedaald naar ongeveer 200. Misschien wel de bekendste onderzoeksjournalist van China, Wang Keqin, moest na druk van de CCP bij twee kranten vertrekken. Voor hoofdredacteuren die door de CCP zijn aangesteld, dreigt dan ook altijd een nieuwe post in Xinjiang, de westelijke woestijnprovincie. Nieuwe regels uit 2013 verbieden journalisten om te spreken met buitenlandse journalisten. En assistenten van enkele buitenlandse journalisten verdwenen van de ene op de andere dag achter de tralies. ONDER DE OPPERVLAKTE van deze harde censuur gaat echter een veel vernuftiger systeem van zachte maatregelen schuil: maatregelen gericht op zelfcensuur door media en het stimuleren van de productie van programma’s of berichten in plaats van het censureren van uitingen. Toen de CCP ontdekte dat een miljard paar ogen en oren een enorme groeimarkt vormden, openden zij de mediasector voor commerciële spelers. De directe invloed van de CCP nam daardoor natuurlijk af, maar tegelijkertijd kon de CCP gebruik maken van een enorme hoeveelheid kennis en kunde over het produceren van mooie en pakkende programma’s. De partij produceert nu met behulp van westerse pr en reclamekennis steeds vernuftiger propaganda. Bedrijven zijn graag bereid de CCP een helpende hand toe te steken: politiek en geld verdienen gaan in China altijd hand in hand. Wie de mooiste programma’s maakt, kan rekenen op opdrachten van de overheid. Rondom de 60ste verjaardag van de CCP overspoelden knap geproduceerde series over de heldhaftige geschiedenis van de partij de televisie. Iedere directeur van een commercieel bedrijf weet bovendien dat er een rode knop is en dat de CCP daar altijd op kan duwen. In toenemende mate lijkt de CCP zodoende in staat om de belangen van marketingspecialisten, scriptschrijvers, producenten en kunstenaars bijeen te brengen om de publieke opinie op een vermakelijke manier te sturen. De CCP streeft het Vaticaan vandaag de dag misschien wel voorbij in zijn ideologische controle. De ‘gewone’ Chinees is de afgelopen jaren gaan geloven in de almacht van de CCP. Via alle mediakanalen krijgt hij een stroom van informatie en beelden over zich heen die de groeiende macht van China bevestigen. Iedere koersval op de beurs wordt door de centrale bank gecontroleerd; en de economische groei van China is niet te stoppen. Kritische analyses van de economie waren wellicht te lezen in kranten als Caijing, maar zeker niet via massamedia zoals CCTV. Laat staan dat kritiek uit het buitenland de gewone Chinees bereikte. Nee, China nam in de ogen van de ‘gewone’ Chinees opnieuw de plaats in die het altijd had gehad: een economische grootmacht en het centrum van de wereld. En in die wereld van groeiend vertrouwen in eindeloze economische mogelijkheden kochten miljoenen Chinezen hun aandelen. Je zou namelijk wel gek zijn als je jouw Chinese Droom niet waar zou maken! IN HET WESTEN leeft de hoop dat internet en sociale media een alternatieve bron van nieuws voor landen zonder persvrijheid vormen. De anti-corruptiecampagne van Xi Jinping werd aangewakkerd toen gebruikers van het Chinese alternatief voor Twitter (Weibo) reconstrueerden hoe een Chinese bestuurder opvallend vaak met veel te dure horloges om zijn pols op de foto verscheen. Ook de aardbeving in Sichuan in 2008 of de ramp met de ontspoorde Chinese hogesnelheidstrein in 2011 leidden via social media tot grote ophef en de arrestaties van hooggeplaatste bestuurders. Het gebruik van online nieuws neemt toe; China heeft ongeveer 550 miljoen internetgebruikers en 470 miljoen Chinezen (bijna de gehele bevolking van de Europese Unie) maken gebruik van WeChat. Echter, ook de sociale media worden in toenemende mate door de CCP gecontroleerd. In 2010 schreef de CCP in een beleidsdocument over hoe het internet “China’s splendid national culture” kan verspreiden, hoe het kan bijdragen aan de verspreiding van overheidsinformatie en de overheid kan helpen bij het “get to know the people’s wishes”. De belangrijkste nieuwsbronnen op het Chinese internet zijn websites van bestaande nieuwsorganisaties zoals de People’s Daily, Xinhua of Nanfang. Op die organisaties heeft de CCP vooral via bovengenoemde zachte maatregelen een stevige greep: in de top van deze organisaties zijn partijleden benoemd en de redacteuren anticiperen op het propagandabeleid van de CCP. Buitenlandse bedrijven zoals Facebook, Youtube of Twitter worden door de CCP buiten de deur gehouden. Dat biedt Chinese ondernemers de ruimte om Chinese varianten op de diensten die deze bedrijven bieden te ontwikkelen; Chinezen twitteren via Weibo, Whatsappen via WeChat of kijken video’s via Youku Tudou. Niet alleen blijven de opbrengsten zo in China, de CCP heeft ook controle op deze bedrijven. Maar ook de harde maatregelen ontbreken niet. Sinds vorig jaar sluit het departement WeChat-accounts die ongecensureerd nieuws verspreiden. Tijdens de demonstraties in Hong Kong in september 2014 werden 152 van iedere 10.000 tweets op Weibo gecensureerd: dubbel zoveel als een paar maanden eerder toen het op 4 juni 25 jaar geleden was dat het leger de opstand op het Tiananmenplein bloedig neersloeg. Toch is het niet zo dat kritiek via sociale media volledig is uitgesloten. Eén van de gevolgen van harde maatregelen zoals het blokkeren van websites of het verwijderen van berichten op sociale media is dat dit in de statistieken terug te vinden is. Gary King van de Universiteit van Harvard vroeg zich af of hij deze kwantitatieve informatie kon gebruiken om aan te tonen welk beleid schuilgaat achter de censuur. Hij concludeert dat de CCP zich vooral concentreert op uitingen die kunnen leiden tot ‘collective action’ of maatschappelijke ontwrichting. De demonstraties in Hong Kong vormden daartoe duidelijk een groter gevaar dan alle andere politiek gevoelige gebeurtenissen zoals de corruptieaanklacht tegen Zhou Yongkang of de terroristische aanslag op een druk treinstation in Xinjiang (april 2014): de drie dagen waarop de censoren van het Propaganda Departement het drukst waren hadden allemaal te maken met protesten in Hong Kong. ER ZIJN DUS ZEKER ook lichtpuntjes. In een eerder artikel voor de Idee beschreef ik hoe Chinese bestuurders zeer gevoelig zijn voor negatieve publieke opinie omdat hun promoties er rechtstreeks van afhankelijk zijn. De obsessie van de CCP met controle leidt er bovendien toe dat ze de publieke opinie goed in de gaten houdt. In 2004 richtte het Propaganda Departement een bureau op dat onderzoek doet naar de mening van Chinezen. Nu bijna de helft van Chinezen, ook die op het platteland, toegang heeft tot informatie via het internet neemt de druk op lokale bestuurders om boter bij de vis te leveren toe. Of zoals onderzoeker Florian Schneider het verwoordt: een dorpeling die aangeeft dat zijn dak kapot is, verwacht van de CCP dat die het dak morgen heeft gemaakt. Ook hier lijkt de groei van media te leiden tot een ‘afrekencultuur’ met politieke vertegenwoordigers: democratisch gekozen of niet. Een ander gevaar voor het propagandasysteem is groeiend cynisme. Of zoals David Shambaugh, professor aan de George Washington University, signaleert: “When the message becomes unbelievable, it is only a matter of time before the messenger is questioned.” Hoe vaker de boodschap van de CCP niet aansluit bij de werkelijkheid die de Chinezen zelf waarnemen, hoe meer het vertrouwen in de staatsmedia afkalft. Dit gebeurde bijvoorbeeld voor het eerst tijdens de sars-uitbraak in 2003 toen de Chinese overheid het bestaan van de epidemie en de gevolgen probeerde te ontkennen. IN AUGUSTUS BEREIKTE de Chinese beurscrash ook westerse aandelenbeurzen. Het blijft stil in Beijing. Het televisiejournaal van CCTV, het NOS-journaal van China, had zelfs helemaal geen aandacht voor het beursdrama. Nu de beurskrach duidt op een duidelijke ‘nee-stem’ voor de Chinese economie, wijst Xinhua met de beschuldigende vinger naar de paniek op de westerse beurzen. “Maar de gewone Chinees is erachter gekomen dat als ze de lijn van de staatsmedia volgen, ze geld kunnen verliezen”, aldus Li Xigen, hoogleraar communicatie aan de City University in Hong Kong onlangs in het Financieel Dagblad. En “if the Partystate loses the battle for minds, losing the battle for hearts will not be far behind.” (Shambaugh). Als het systeem van controle op de economie faalt, zou dan de grip op de media ook kunnen falen?   Robbert Smet is senior adviseur public affairs bij de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen. Hij schrijft over Azië en politiek voor het blog PoliticalMinds (www.politicalminds.nl).   Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen. - - Dit artikel verscheen in idee nr. 3 2015: Een veranderende wereld, en is te vinden bij de onderwerpen internationaal en media.