Een beschaafde democratie

Democratie is niet alleen een politiek stelsel, maar ook een cultuur en levenskunst. De overheid speelt een belangrijke rol in het op peil houden van onze democratische vaardigheden. Door Evelien Tonkens     Een ‘beschaafde democratie’: dat moet eigenlijk een pleonasme zijn. Een democratie is immers toch een teken van beschaving? Helaas is dat niet helemaal het geval. Onder de vlag van het recht op vrije meningsuiting treffen we veel gescheld en geschreeuw aan. Vooral internet blijkt een podium voor onbeschaafd gedrag. Ook in de raadszaal en op straat bestaat veel verbaal en soms zelfs fysiek geweld, bijvoorbeeld tegen politieke ambtsdragers. Van de bijna 1.500 wethouders in Nederland zijn er in anderhalf jaar tijd zeker 58 bedreigd, hebben er 27 met agressie en geweld te maken gehad en zijn er 109 beledigd of uitgescholden. Maar hoe zouden we ook kunnen denken dat een democratie vanzelf beschaafd gedrag met zich meebrengt? Democratie is niet alleen een stelsel; het is ook een cultuur en een levenskunst. Democratie vereist vaardigheden, kennis en houdingen die allemaal aan te leren zijn en die we ook collectief moeten oefenen, zoals we ook onze spieren moeten blijven oefenen. Democratie vraagt iets van ons; we zijn niet automatisch democraten. Wat moeten we dan leren om goede democraten te worden? Wat is democratie als levenskunst? Ik zie ten minste vier pijlers. Geordende dialoog  Ten eerste de kunst van geordende dialoog. Democratie is meer dan vrijheid van meningsuiting. Iedereen heeft recht op een stem en iedereen heeft het recht om zich te mengen in het publieke debat. Maar daarmee is niet iedere bijdrage ook een goede bijdrage. Democratie vereist scholing en ontwikkeling. Dat wil niet zeggen dat hogeropgeleiden betere democraten zijn; hogere opleidingen leiden doorgaans immers niet op tot democraten, maar tot technici of bestuurders. Als iedereen vrij is om zijn mening te uiten, moeten er ook even zoveel mensen zijn die naar andermans uitingen luisteren en deze serieus nemen. Vrijheid van meningsuiting is de eerste fase in een doorlopend proces. De schematisch daarop volgende fasen – vrijheid van meningsuitwisseling, meningsvorming en meningsbijstelling – zijn net zo belangrijk. Zonder deze drie fasen betekent vrijheid van meningsuiting niet veel meer dan een kakofonie van stemmen die door elkaar heen schreeuwen en geen van allen gehoor vinden. Laat staan dat ze enige invloed op anderen uitoefenen. Rolwisseling Ten tweede vereist democratie de kunst van rolwisseling. Burgerschap, zo betoogde Aristoteles al, is regeren en geregeerd worden. In een democratie moeten we leren om deze rollen af te wisselen. Macht geven we aan mensen omdat we hun die tijdelijk toekennen; er is dus sprake van gelegitimeerde macht, ofwel gezag. Gezagsposities zijn per defi nitie tijdelijk en de macht- en gezagsdragers moeten er dus van meet af aan op voorbereid zijn om daarna weer ondergeschikten te zijn. Omgekeerd kunnen ondergeschikten van de ene op de andere dag gezagsdragers worden en ook daar moeten zij op voorbereid zijn. De fi losoof Michael Walzer muntte het concept ‘complex equality’ om uit te drukken dat ongelijkheid in de ene sfeer geen consequenties mag hebben voor de andere sfeer. Wie goed is op school moet bijvoorbeeld niet meer recht hebben op gezondheidszorg. Zo kunnen we ook spreken van complex authority: gezag in de ene sfeer mag geen spill-over hebben in de andere sfeer. De rechter is de baas in de rechtszaal maar ook alleen daar. Op de school van haar kinderen is de rector de baas en in de klas de docent Gezag uitoefenen en ondergaan Meer in het algemeen is de derde pijler van een democratische cultuur de kunst van gezag uitoefenen en ondergaan. Gezag is de afgelopen decennia effectief uitgekleed: fouten en missers liggen veel sneller op straat dan vroeger, en burgers zijn niet meer onder de indruk van een witte jas of toga. Dat is een grote democratische verworvenheid. Maar met het uitkleden van gezag is ons respect voor gezagsdragers navenant geslonken. Dat uit zich niet alleen in spugen en schoppen als burgers door gezagsdragers worden aangesproken. Het uit zich ook in verbale arrogantie. Zoals een inwoner die tegen de wethouder zegt: “Ik verdien zes keer zoveel als jij, dus ik hoef helemaal niet naar jou te luisteren.”. Of universitair geschoolde ouders die geen respect hebben voor docenten met ‘slechts’ een hbo-diploma en hun gezag ondermijnen. Gezag moeten we in onze egalitaire, democratische samenleving heruitvinden. In een democratie moeten we gezag zowel kunnen betwisten als kunnen aanvaarden. Gezagsdragers hoeven niet beter, slimmer of hogeropgeleid te zijn dan degenen over wie ze gezag uitoefenen – en al helemaal niet rijker of sterker. De conducteur met mbo-diploma is de baas in de trein, ook over de hoogleraar en de judokampioen. En de scheidsrechter van dienst is misschien niet de beste beoordelaar, maar wel degene die bereid was zijn zaterdagochtend op te offeren. Gezagsdragers hebben enig gezag nodig om te kunnen functioneren. Als ouders meteen klaarstaan om een uitspraak van de docent te bekritiseren, of burgers of media om een wethouder te fi leren, dan kunnen deze hun taak niet uitoefenen. Gezag uitoefenen is vaak corvee: zo leuk is het niet om een bewonersvereniging te besturen, maar iemand moet het doen. Je hoeft het ook niet volledig met de beslissingen van gezagsdragers eens te zijn om hen te steunen. Delegeren en vertrouwen De vierde pijler van een democratische cultuur is de kunst van delegeren en vertrouwen. Democratie is alleen mogelijk als we niet persoonlijk overal zelf meepraten en beslissingen nemen. We moeten dus veel deliberatie en besluitvorming aan anderen overlaten. Die anderen moeten we leren vertrouwen. Ze zullen niet alles goed doen; ze zijn ook maar mensen en geen heiligen. Maar ze hebben wel ons vertrouwen nodig om hun werk te kunnen doen. Vertrouwen is geen gevoel of mechanisme, maar een gift. En dus een daad. We schenken vertrouwen, wetende dat we daarmee risico’s lopen en fouten riskeren die we wellicht zelf niet hadden gemaakt. Democratische vorming Wat vraagt dit van de overheid? Ten eerste dat die democratische vorming serieus neemt. Uiteraard in het onderwijs, maar ook in het volwassen leven. De angst te betuttelen is daarbij niet erg behulpzaam. Wie het ermee eens is dat democratie vaardigheden en kennis vereist, zal inzien dat deze niet vanzelf bestaan, maar stimulans en onderhoud behoeven. Dat kan in allerlei vormen. De publieke omroep kan hier een expliciete taak in krijgen. We kunnen ook denken aan (mogelijk deels verplichte) deelname aan burgerfora, op basis van loting. Dit kunnen goede scholen in democratie zijn. Voorwaarde is wel dat ze representatief zijn en daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen. Egalitaire cultuur Ten tweede is een democratische cultuur ook een egalitaire cultuur. Grote verschillen in macht, inkomen en status staan haaks op een democratie. Als we willen dat de macht aan het volk is, moeten we het volk ook de kans geven elkaar als gelijken te aanvaarden. Grote verschillen in status, macht en inkomen belemmeren dat burgers elkaar als medeburgers erkennen en serieus nemen. Democratie vereist daarom ook sociaal-economische nivellering.  Kwalitatieve verantwoording Ten derde kan de overheid bijdragen aan meer vertrouwen door meer democratische vormen van verantwoording te stimuleren. In plaats van autoritaire verantwoordingssystemen die voortdurend om uitleg vragen, geen weerwoord dulden en ons wel van ons werk houden, moeten er meer kwalitatieve verantwoordingssystemen worden ontwikkeld die meer recht doen aan het dialogische karakter van verantwoording. Een democratische cultuur vereist een dialoog over wat wel en niet gelukt is en waarom, vanuit een basaal vertrouwen dat anderen hun werk ook goed willen doen. Democratie vraagt dus veel van ons. Het is een kostbaar goed, maar we krijgen het niet cadeau. Democratie en beschaving gaan niet vanzelf samen; daarom moet juist een partij als D66 beschaving van ons allen tot expliciet agendapunt maken. Evelien Tonkens (@EvelienTonkens) is hoogleraar Burgerschap en Humanisering van de Publieke Sector aan de Universiteit voor Humanistiek.