Democratie en de vrije wil
Lees hier het pdf van dit artikel.
Levert de discussie over het wel of niet bestaan van de vrije wil problemen op voor de democratie? De politicologen Van der Vossen en Scheltens stellen dat het functioneren en de legitimatie van de democratie vooralsnog niet in gevaar zijn. Sterker nog, het huidige debat over de vrije wil toont aan dat er een bijzondere waarde schuilt in de democratie.
Door Bas van der Vossen en Jerome Scheltens
In een democratie maken burgers in vrijheid een keuze voor die partij die hun belangen het beste vertegenwoordigt. Op het eerste gezicht liggen begrippen als ‘rationele keuze’ en ‘vrijheid van burgers’ dan ook voor de hand in een discussie over de relatie tussen de vrije wil en democratie: mocht de vrije wil niet bestaan, kunnen burgers dan nog wel in vrijheid deze rationele afweging maken?
In dit artikel betogen we dat het wel of niet bestaan van een vrije wil geen afbreuk doet aan de essentie van een democratie. Eerst helpen we twee misverstanden uit de weg over de relatie tussen vrije wil, rationele keuzen en burgerlijke vrijheid. Daarna staan we stil bij de idee van de vrije wil en de recente discussie over het wel of niet bestaan ervan. In onze ogen ligt de werkelijke dreiging van het ontkennen van het bestaan van de vrije wil in het potentieel dat dit leidt tot een ontkenning van het bestaan van moraliteit. Maar als de vrije wil bestaat – of als moraliteit het niet bestaan van de vrije wil zou kunnen overleven – dan leidt dat tot een bijzondere waarde van de democratie. In dit stuk stellen wij voor dat democratie, en alleen democratie, tot een morele politieke gemeenschap kan leiden. Want alleen in een democratie zijn burgers in staat tot het uitoefenen, als burgers, van een vrije wil.
Misverstand 1: Vrije wil versus rationele keuze
Wellicht lijkt de ontkenning van het bestaan van de vrije wil problematisch voor de legitimiteit van democratische processen, omdat het verhindert dat burgers in hun eigen belang zullen stemmen. En is niet het hele idee van democratie dat burgers vrij kunnen kiezen voor partijen die hun belangen zullen vertegenwoordigen? Dit laatste is waar, maar toch schuilt hierin niet het gevaar van het ontkennen van het bestaan van de vrije wil. De vraag of we een vrije wil hebben is namelijk niet hetzelfde als de vraag of we rationeel kiezen. Want hoewel het klopt dat de vraag of we rationeel kiezen alleen maar opduikt als we een vrije wil hebben, zijn het toch twee verschillende kwesties. De vrije wil, als we die hebben, staat ons juist toe om wel of juist niet op basis van ons eigenbelang te stemmen.
Misverstand 2: Vrije wil versus burgerlijke vrijheden
De wens ons leven vrij en naar eigen inzicht in te richten ligt ten grondslag aan een aantal van onze meest dierbare mensenrechten en burgerlijke vrijheden. Zijn zulke vrijheden in gevaar door de ontkenning van het bestaan van de vrije wil? Het is een vergissing te denken dat de vrije wil het fundament is voor ons recht op vrijheid. In de verdragen en documenten waarop onze wettelijke rechten momenteel zijn gebaseerd wordt nimmer verwezen naar de vrije wil. Je zult vergeefs zoeken naar verwijzingen naar de vrije wil in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (zie met name artikel 25, het recht op deelname aan het openbare leven), de Nederlandse Grondwet of zelfs in inspiratiebronnen als de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring en de Amerikaanse Grondwet.
In tegenstelling tot een nadruk op de vrije wil hebben deze teksten iets anders gemeen: de waardigheid en integriteit van het individu. En dit is de basis voor de fundamentele waarde, onvervreemdbaarheid en vanzelfsprekendheid van diens rechten. Het individu is dus heilig, met of zonder vrije wil.
De vrije wil en moraliteit
Wat is dan die vrije wil? En wat zou het betekenen als, zoals hersenonderzoekers nu beweren, wij geen vrije wil hebben? Volgens Dick Swaab zijn er grofweg drie elementen te onderscheiden: (A) Een wil is alleen vrij wanneer er de keuze was voor een alternatieve beslissing (een mogelijkheid die benut kan, maar niet hoeft te worden); (B) Een wil is alleen vrij wanneer er een motief was om de beslissing te nemen; (C) Een wil is alleen vrij wanneer de beslissing echt uit jezelf is genomen, zonder interne of externe beperkingen.
Maar voorzichtigheid is hier geboden. Waar (A) plausibel lijkt als een noodzakelijke voorwaarde voor een vrije wil, zijn (B) en (C) problematisch. Element (B) is enigszins overdreven want we handelen vaak genoeg zonder eerst goed na te denken, of juist instinctief. Volgens hersenonderzoekers worden we ons hier een fractie later pas van bewust, en dat bewustzijn ervaren we dan als onze vrije wil. De échte vrije wil zou daarmee dus niet bestaan. Dit fenomeen wordt de ‘onbewuste wil’ genoemd. Maar dat we in zulke gevallen geen duidelijk motief hebben voor ons handelen volstaat niet om aan te tonen dat we geen vrije wil hebben. Mocht ons handelen nooit op een motief zijn gebaseerd, dan lijkt de vrije wil inderdaad in gevaar – in dat geval zou al ons handelen gebaseerd zijn op iets anders dan onze wil. Maar dat is een veel sterkere, en ook veel minder plausibele, stelling.
Element (C) heeft meer met vrijheid an sich te maken. Stel, bijvoorbeeld, dat Jan een pistool tegen het hoofd van Piet houdt en hem dwingt zijn geld te overhandigen – een duidelijke externe beperking. Piet is zeker in zijn vrijheid geschonden, maar zijn vrije wil blijft intact. Jan zorgde er alleen voor dat Piet niet volgens zijn eigen vrije wil kon handelen. Of stel je voor dat Jan aan Piet een leugen vertelt – en daarmee een interne beperking schept. Ook dan is Piet zijn vrije wil nog steeds intact.
De echte zorgen over de vrije wil liggen dus bij (A). Een persoon heeft slechts een vrije wil wanneer we zinvol kunnen zeggen dat hij iets anders had kunnen doen dan hij deed. Dat wil zeggen, we hebben alleen een vrije wil als al ons handelen niet reeds ‘van te voren is bepaald’. Binnen de filosofie wordt dit de dreiging van het determinisme genoemd. Wat als al ons handelen vooraf bepaald is, zeg door God, of door de natuurwetten?
Het grootste probleem van het determinisme is dat het geen ruimte laat voor individuele verantwoordelijkheid, en dus voor moraliteit. Als we nooit iets anders hadden kunnen doen dan we deden, hoe zijn we dan ooit verantwoordelijk voor ons handelen? In welke zin kunnen we dan juist of verkeerd handelen? We uiten onze morele oordelen enkel richting die personen die controle hebben over hun handelen: mensen met een vrije wil. Als jij tegen mij aanbotst op straat neem ik het je alleen maar kwalijk als je er op de een of andere manier voor koos om dat te doen. Die reactie zou immers misplaatst zijn als mocht blijken dat iemand anders jou tegen mij aanduwde. Geen schuld, kritiek of boete zonder verantwoordelijkheid. Maar ook geen complimenten, bewondering of beloning. Als het determinisme waar is, is er dan überhaupt nog ruimte voor moraliteit?
Een morele politieke gemeenschap
Wellicht zullen hersenonderzoekers in de toekomst aantonen dat het determinisme waar is. Volgens sommige filosofen (zogenaamde incompatibilisten) zou dat inderdaad het einde betekenen van individuele verantwoordelijkheid en moraliteit. Anderen (compatibilisten) denken dat moraliteit zelfs het determinisme kan overleven. Die vraag gaan we hier uit de weg (maar zie de bijdrage van Sie in dit themanummer). Onze vraag is niet of het determinisme waar is, noch of moraliteit ermee ‘compatibel’ is. Onze vraag gaat over de waarde van democratie. Onze stelling is dat alleen in een democratie burgers als burgers een vrije wil kunnen bezitten. En in die zin kan dus alleen een democratie een morele politieke gemeenschap vormen.
Het element (A) hierboven suggereert dat alleen daden waarover we controle hebben moreel aan ons kunnen worden toegeschreven. Want alleen als er een situatie bestaat waarin we iets anders hadden kunnen doen, kunnen we morele verantwoordelijkheid dragen voor ons handelen. Onze morele verantwoordelijkheid hangt dus onder andere af van onze controle over ons handelen. Zonder controle, geen verantwoordelijkheid.
Dit is waar voor onze daden als individuen, maar het is ook waar voor onze daden als lid van een gemeenschap. Ons handelen blijft niet beperkt tot wat we doen in onze dagelijkse activiteiten, zoals werken, boodschappen doen, koken, enzovoort. We zijn leden van onze families, onze buurten, maar ook van onze politieke gemeenschappen. We handelen dus ook als burgers. Of we het nu leuk vinden of niet, de overheid of staat handelt vaak in onze naam. Binnen- en buitenlanders zien de daden van de overheid als op de een of andere manier een reflectie van de wil van het volk.
Maar als we alleen verantwoordelijkheid kunnen dragen voor ons handelen als we ook iets anders hadden kunnen doen, dan heeft democratie een zeer bijzondere waarde. Want alleen in een democratie is er een situatie waarin we als burgers iets anders hadden kunnen doen. En dus kunnen we als burgers alleen in een democratie verantwoordelijkheid dragen. Op reis worden we soms aangesproken op wat onze regering doet. Soms zijn we dan trots op wat Nederland politiek bereikt heeft – andere keren schamen we ons diep. Soms wordt gezegd dat zulke oordelen slechts berusten op louter nationalistische mythes, of anderszins gebaseerd zijn op een vergissing. Maar in een democratie hoeft dat niet het geval te zijn. In een democratie kunnen burgers invloed uitoefenen op het handelen van hun overheid, en dus kunnen zulke gevoelens en oordelen in een democratie daadwerkelijk zinvol zijn.
Er is dus een groot verschil tussen het soort morele burgerschap dat mogelijk is in een democratie en de status die we zouden hebben wanneer mensen slechts onderdanen zijn van een regime. Een willekeurige Zimbabwaan moreel veroordelen voor de daden van dictator Robert Mugabe is bespottelijk. Er is namelijk geen situatie waarin deze onderdaan – en dat is iets anders dan een burger – controle heeft over het handelen van de Zimbabwaanse staat. Maar in een democratie kan burgerschap werkelijk een morele categorie zijn. Zonder democratie verworden burgers tot slechts onderdanen.
Het idee van democratie en het idee van een morele politieke gemeenschap zijn dus diep verweven. Net zoals onze status van moreel wezen als individu afhangt van onze controle over ons handelen, zo hangt onze status van moreel wezen als burger af van de controle die we hebben over ons handelen als lid van een politieke gemeenschap. Politieke gemeenschappen kunnen dus meer zijn dan enkel groepen onderdanen, slechts verenigd door de gemeenschappelijke dwang van de wet. Politieke gemeenschappen kunnen morele uiting geven aan een belangrijk aspect van ons bestaan: ons bestaan als burger. Maar daarvoor is democratie een vereiste.
D66 en democratie
Dat wil niet zeggen dat elke regeringsvorm die de naam democratie draagt van een politieke gemeenschap meteen een morele gemeenschap maakt. De controle van burgers over hun overheid moet wel reëel zijn. En hoe groter de invloed van burgers op de overheid, hoe meer morele verantwoordelijkheid burgers kunnen dragen voor hun handelen als burgers.
D66 moet hier als oorspronkelijk aanjager van het democratiedebat een sleutelrol spelen. En de gepresenteerde relatie met moraliteit geeft extra voeding aan dit debat, door verder te gaan dan een klassiek beroep op recht op democratie en participatie. We voegen er de morele noodzaak van verantwoordelijkheid aan toe. Het individu is alleen moreel verantwoordelijkheid te houden voor de beslissingen en het gedrag van de overheid wanneer er werkelijke en zinnige vormen van participatie en inspraak mogelijk zijn. Het democratiseren van de politiek is dus een diep moreel streven. Het doel is om van onze politieke gemeenschap meer te maken dan een gemeenschap waarin we allemaal slechts onderdanen zijn. Het doel is om als burgers verantwoordelijkheid te dragen voor ons collectief handelen. Het doel is morele politieke verantwoordelijkheid voor iedereen.
Bas van der Vossen studeerde politicologie en filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in politieke filosofie aan Oxford University. Hij was een jaar Visiting Assistant Professor aan de University of Arizona en een jaar Visiting Scholar, Social Philosophy and Policy Center, Bowling Green State University, Ohio. Momenteel is hij Assistant Professor aan de University of North Carolina at Greensboro.
Jerome Scheltens studeerde politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Voor D66 zat hij de afgelopen jaren in de LVC, AVC Amsterdam en organiseerde hij enkele jaren D-café, het politiek café van de afdeling Amsterdam. Als senior medewerker is hij clusterhoofd Speciale projecten bij het Huis voor democratie en rechtsstaat, het voormalige Instituut voor Publiek en Politiek (IPP), bekend van onder andere de StemWijzer.
Heeft dit artikel uw interesse gewekt? Klik hier voor meer info en abonnementen.
--
Dit artikel verscheen in idee nr. 1 2011: Vrije wil - idée fixe of realiteit? en is te vinden bij het onderwerp democratie.